De permanente revolutie vandaag – inleiding tot de Urdu-vertaling van “De permanente revolutie” door Trotski

We publiceren een vertaling van de nieuwe inleiding door Peter Taaffe bij het boek “De permanente revolutie” van Leon Trotski dat door onze Pakistaanse kameraden van de Socialist Movement Pakistan in het Urdu is vertaald om in boekvorm te worden uitgebracht.

De permanente revolutie vandaag

Wat is de relevantie van Trotski’s theorie van de permanente revolutie voor de problemen van de arbeiders en kleine boeren vandaag? Deze theorie werd meer dan 100 jaar geleden geformuleerd tijdens de eerste Russische Revolutie van 1905-07. Dezelfde vraag kan je overigens stellen – en dat gebeurt ook – bij de opvattingen van Marx en Engels, Lenin of Rosa Luxemburg. Het doet er echter niet toe hoe “oud” een idee is – of beter gezegd een analysemethode waarop massa-actie zich baseert – als het beter beantwoordt aan de actuele situatie dan “nieuwe” theorieën, dan blijft het ook in een modern tijdperk relevant. Dit is in het bijzonder het geval voor de massa’s van de neokoloniale wereld – zeker in een belangrijk land als Pakistan met meer dan 200 miljoen inwoners. In deze landen wordt de bevolking geconfronteerd met alle verschrikkelijke problemen die voortvloeien uit de onvolledige democratisch-kapitalistische revolutie.

Er is vandaag in Pakistan een gelijkaardige situatie als in Rusland tijdens de eerste twee decennia van de twintigste eeuw. Rusland had haar democratisch-kapitalistische revolutie niet vervolledigd. Er was geen verregaande landhervorming, het platteland was niet ontdaan van feodale en semi-feodale overleveringen, de eenmaking van het land was niet gerealiseerd, de nationale kwestie bleef onopgelost en intussen werden de deuren open gezet voor dominantie van buitenlandse imperialisten. Er was geen democratie, geen recht om te stemmen voor een democratisch parlement, geen vrije media, geen vakbondsrechten,… Dit systeem werd geleid door een brutale autocratische tsaristische staat. Hoe konden de taken van de burgerlijk democratische revolutie worden vervuld? Dat was de vraag die zich voor de jonge Russische arbeidersbeweging aandiende. De verschillende theorieën hieromtrent werden uitgetest in de praktijk bij de drie Russische revoluties van 1905-07, februari 1917 en oktober 1917. Die laatste revolutie bracht de arbeidersklasse voor het eerst aan de macht en het blijft tot vandaag de belangrijkste gebeurtenis uit de geschiedenis.

De burgerlijke revolutie

Zowel Lenin als Trotski verschilden fundamenteel van de Mensjewieken (de oorspronkelijke minderheid in de Russische Sociaal-Democratische Arbeiderspartij) die dachten dat het de taak van de arbeidersklasse in economisch onontwikkelde landen als Rusland was om de liberale kapitalisten achterna te lopen, hen “kritische steun” te geven, in het vervolledigen van “hun” revolutie. Dat kwam omdat ze dachten dat de liberale kapitalisten de centrale factor zouden vormen in de kapitalistisch-democratische revolutie. De late ontwikkeling van de kapitalisten als een klasse zorgde ervoor dat ze niet in staat waren om deze historische taak te vervullen. Dit bleek reeds in 1848 toen de Duitse kapitalisten niet in staat waren om de Duitse revolutie door te drukken.

De kapitalisten investeerden in grond en de grootgrondbezitters in de industrie. Beide groepen werden verenigd, zeker in het moderne tijdperk is dat het geval, door het financiekapitaal. Iedere verregaande burgerlijk-democratische revolutie zou op verzet botsen van de grootgrondbezitters, maar ook van de kapitalisten en hun politieke vertegenwoordigers, de liberale kapitalistische partijen. Bovendien zijn ze bang van de massa’s, de belangrijkste factor in iedere revolutie, zelfs in de kapitalistische revoluties. Als de massa’s de eigen eisen sterker naar voor brengen en bijgevolg de positie van de kapitalisten zelf in vraag stellen, is er een probleem voor de kapitalisten. Zelfs in de burgerlijke Franse revolutie van de achttiende eeuw waren de volkse sans-culottes (letterlijk: “zonder broeken”) de belangrijkste factor bij het opruimen van alle feodale overblijfselen in de Franse samenleving. Ze gingen echter verder en begonnen in 1793-94 eisen rond de eigen belangen naar voor te brengen, onder meer “maximumlonen” en “directe democratie”, zagen de pas aan de macht gekomen vertegenwoordigers van de burgerij dit terecht als een bedreiging. De sans-culottes werden onderdrukt, eerst door het Directoir en dan door Bonaparte zelf.

Een gelijkaardige en nog meer uitdrukkelijke angst was er bij de opkomende Duitse burgerij in de revolutie van 1848. Daar zorgde de vrees voor de massa’s er zelfs voor dat de burgerij haar hoop om een eigen onbetwiste politieke heerschappij op te zetten moest opbergen. Vandaar het compromis van de burgerij en de kleinburgerij met het feodalisme en de feodale vertegenwoordigers: de monarchie. In het geval van Duitsland was er een tussenkomst door Bismarck nodig om van “bovenaf” in de negentiende eeuw de kapitalistisch-democratische revolutie door te voeren. Bismarck baseerde zich daarbij op de Junkers, de voormalige vertegenwoordigers van de feodale reactie. Zelfs onder Bismarck werd de revolutie niet volledig doorgevoerd en het was pas in 1918 dat het proces werd afgewerkt, met een arbeidersrevolutie na het einde van de Eerste Wereldoorlog.

Lenin’s idee van “democratische dictatuur”

Lenin en Trotski verzetten zich tegen het Mensjewistische standpunt dat de liberale kapitalisten hun eigen revolutie zouden doorvoeren in Rusland. De kapitalisten waren te laat op het toneel verschenen en waren bang van de massa’s. Lenin formuleerde hierop zijn idee van de “dictatuur van het proletariaat en de boeren”. Het woord “dictatuur” betekende voor Lenin, net als voor Marx, de heerschappij van een bepaalde klasse. “Dictatuur van de arbeidersklasse” betekende het democratische bewind van de werkende massa’s en geen militair regime of een bonapartistische “dictatuur” die aan de massa’s wordt opgelegd. De tegenstanders van het marxisme staren zich blind op deze term. Dat komt deels omdat het stalinisme – een éénpartijdictatuur van een bureaucratische elite die toezag op een geplande economie – er alles aan deed om de massa’s onder de knoet te houden. Het marxisme gebruikt vandaag de term “dictatuur” niet langer. De term “arbeidersdemocratie” is een betere vertaling van wat Marx en Lenin eigenlijk bedoelden. Lenin stond voor een democratische alliantie van de arbeiders en de boeren als centrale krachten in een massabeweging om de kapitalistisch-democratische revolutie te voltooien. Trotski was het eens met Lenin dat dit de enige twee krachten waren die het proces konden voltooien.

De zwakte van Lenin’s formule lag evenwel in de vraag welke kracht dominant zou zijn binnen een dergelijke alliantie: de arbeidersklasse of de boeren. Trotski wees op historische voorbeelden om aan te tonen dat de boeren nooit een onafhankelijke rol hadden gespeeld. De boeren zijn verspreid over het platteland en hebben amper toegang tot het culturele leven in de steden met hun literatuur, theaters, grote bevolkingsgroepen,… De boeren zouden altijd naar leiding moeten zoeken in de stedelijke gebieden. Ze kunnen de burgerij steunen en bijgevolg de eigen belangen verraden. De kapitalisten zouden immers nooit een volledige landhervorming doorvoeren die de massa’s van boeren ten goede zou komen. Of de boeren konden aansluiting zoeken bij de arbeidersklasse.

Lenin liet de vraag over welke klasse dominant zou zijn open. Zijn formule was algebraïsch waarbij de geschiedenis het een concrete invulling zou moeten geven. Trotski ging verder in zijn “Theorie van de permanente revolutie”. Het was Marx die op basis van de ervaring van de revoluties van 1848 voor het eerst sprak over het ‘permanente’ karakter van de revoluties. Hij schreef in 1850: “Het is in ons belang en onze taak om de revolutie permanent te maken tot alle meer of min bezittende klassen uit hun heersende posities zijn verdreven.” Trotski ging verder en kwam tot de conclusie dat de boeren zich achter het vaandel van de arbeidersklasse moeten scharen om samen de macht te grijpen waarna de arbeidersklasse haar socialistische taken kan uitvoeren op nationaal en internationaal vlak.

Dit was een anticipatie van wat zou gebeuren in de Oktoberrevolutie van 1917. De arbeidersklasse nam de macht in Petrograd, het centrum van revolutionaire opstanden op dat ogenblik, en in Moskou. Er werd een oproep gedaan aan de massa’s op het platteland waarbij de boeren werden overgewonnen. De onteigende grootgrondbezitters sloegen de handen in elkaar met de kapitalisten, zowel de “liberale” als de reactionaire vleugels, in een poging om de Russische revolutie de kop in te drukken. De boeren sloten zich tijdens de drie jaar durende burgeroorlog aan bij de arbeiders en hun partij, de Bolsjewieken, omdat ze begrepen dat zij de enigen waren die hen grond zouden bezorgen. Zelfs de interventie van 21 imperialistische landen waardoor de revolutie op een bepaald ogenblik beperkt was tot de provincie van Muscovy rond Petrogrand en Moskou, kon de triomf van de revolutie niet stoppen.

Een ander element van de theorie van de permanente revolutie was het idee van “gecombineerde en ongelijke ontwikkeling”. Dat is zeker vandaag van toepassing op de onderontwikkelde landen. In Rusland werd dit fenomeen voor 1917 erg duidelijk. Een extreme achterlijkheid op het vlak van de eigendomsverhoudingen van de grond – feodale en semi-feodale verhoudingen – gingen er gepaard met de meest geavanceerde technieken op het vlak van industrie. Dat gebeurde voornamelijk door een grote imperialistische interventie door Frans en Brits kapitaal. Hierdoor kende Rusland een snelle ontwikkeling van een jonge en dynamische arbeidersklasse in grote fabrieken, naast archaïsche economische en culturele elementen. Er was nadien een gelijkaardige ontwikkeling in andere neokoloniale landen.

Aanvallen op de theorie van de permanente revolutie

De ideeën van de permanente revolutie werden bevestigd in de Russische revolutie. Maar toch blijven er nog steeds kritiek komen op zowel de theorie als de auteur ervan. De bureaucratie die opkwam in Rusland, als gevolg van het isolement van de Russische revolutie, en die werd verpersoonlijkt in de figuur van Stalin, begon een harde aanval op de theorie van de permanente revolutie. Daarbij werd terug gegrepen naar het Mensjewistische idee van de stadia. Volgens deze theorie moet er eerst een kapitalistisch stadium zijn, waarna er pas in de toekomst een “socialistisch” stadium kan komen. In het eerste stadium moeten de arbeiderspartijen “kritische steun” geven aan de kapitalistische partijen, zeker de liberale, met zelfs mogelijk steun en deelname aan burgerlijke liberale regeringen. Toen dit idee in de praktijk werd omgezet door stalinistische partijen heeft het zonder uitzondering geleid tot verschrikkelijke rampen, zeker in de neokoloniale wereld.

De Chinese revolutie van 1925-27 had een enorme kans op een overwinning voor de arbeidersklasse en de jonge Chinese Communistische Partij. De mogelijkheden waren groter dan in Rusland minder dan tien jaar voordien. Een arbeidersklasse die enorm werd uitgebuit en in het gareel moest lopen, stond in voor één van de grootste bewegingen uit de geschiedenis. Er ontstond een massale communistische partij die de steun genoot van de meerderheid van de boeren in een oorlog tegen het grootgrondbezit en het kapitalisme. De massa’s hadden amper vakbonden opgezet toen ze reeds probeerden om sovjets op te zetten, deze comités van arbeiders van boeren werden het orgaan van revolutie in een beweging die veel gelijkenissen had met de Russische revolutie. Spijtig genoeg besloot de opkomende Stalinistische bureaucratie in Rusland om zelf het ritme van de Chinese revolutie te bepalen door een Mensjewistische politiek op te leggen en dat op bevel van Stalin zelf. Het resultaat was steun aan de “radicale” Kwo-Ming Tang van Tsjang Kai Chek die zelfs werd erkend als sympathiserende afdeling van de Communistische Internationale. Dat eindigde rampzalig. De revolutie werd in bloed gesmoord en op die basis kon de verschrikkelijke dictatuur van Tsjang Kai Chek zich opwerken.

Dit geeft een idee van wat in Rusland zou gebeurd zijn indien de Mensjewistische politiek was gevolgd in de revolutie. Het zou hebben geleid tot een mislukte revolutie. Generaal Kornilov die in september 1917 een nederlaag leed of een gelijkaardige militaire figuur zou een bloedige dictatuur hebben opgelegd. Dat werd vermeden door de Bolsjewieken onder leiding van Lenin en Trotski en hun standpunten. De rampen in de neokoloniale wereld, in Indonesië of de ramp in Vietnam na Wereldoorlog Twee, waren een gevolg van de Mensjewistische stadiatheorie die werd naar voor gebracht door de stalinisten. Dit kwam in de plaats van de duidelijke opvattingen van Trotski die ook werden gedeeld door Lenin in oktober 1917.

Ondanks deze elementen zijn er nog steeds “marxisten” die beweren dat ze zich baseren op de opvattingen van Trotski, maar intussen wel uithalen naar de theorie van de permanente revolutie. Anderen zeggen dat ze het idee van de permanente revolutie steunen, maar steunen in de praktijk een mensjewistisch standpunt waarbij steun wordt gegeven aan deelname van arbeidersorganisaties in coalitieregeringen met burgerlijke partijen. In de eerste categorie van diegenen die Trotski verwerpen vinden we de twee vleugels van de intussen in aparte groepen georganiseerde voormalige Democratic Socialist Party (DSP) uit Australië. Die hebben heel wat energie gestoken in het aanvallen van de theorie van de permanente revolutie. Daarbij werd bijvoorbeeld een uitgebreide kritiek gepubliceerd op een brochure van onze organisatie uit de jaren 1970. De auteur van de kritiek, Doug Lorimer, stelt daarin de formule van Lenin over de “democratische dictatuur van proletariaat en boeren” tegen het idee van de permanente revolutie. Om deze moeilijke taak te volbrengen, gaat hij over tot consistente foute citaten, halve citaten van Trotski’s opvattingen en een mengeling van halve waarheden om aan te tonen dat Lenin’s formule van “democratische dictatuur” beter was dan Trotski’s “permanente revolutie”.

Lorimer was niet de eerste om een dergelijke redenering op te zetten. Hij werd voorafgegaan door Karl Radek, ooit een leidinggevend lid van de “Trotskistische” Linkse Oppositie in Rusland, die capituleerde voor Stalin en daartoe een aanval moest inzetten op de theorie van de permanente revolutie. Radek werd beantwoord door Trotski die er op wees dat Radek “geen enkel nieuw argument inbracht tegen de theorie van de permanente revolutie.” Hij beperkte zich tot de rol van een slaafse volgeling van de stalinisten. Lorimer deed hetzelfde. Als hij het had over de Russische revolutie van 1905 stelde Lorimer: “Lenin stelde dat de voltooiing van de burgerlijk-democratische revolutie door een alliantie van arbeiders en boeren, geleid door een marxistische partij, in staat zou zijn om de arbeidersklasse toe te laten om in alliantie met de arme, semi-proletarische meerderheid van de boeren, ononderbroken over te gaan tot de socialistische revolutie.”

Lenin vermeldde slechts occasioneel het idee van een “ononderbroken” proces tot een socialistische revolutie toen hij zijn formule van “democratische dictatuur” naar voor bracht. Het idee van een “ononderbroken” of “permanente” revolutie kwam eerst en vooral naar voor bij Trotski in zijn boek “Resultaten en vooruitzichten”. Het centrale idee van Lenin was dat de burgerlijk-democratische revolutie ertoe zou kunnen leiden dat dit de revolutie in westelijk Europa zou kunnen stimuleren, wat vervolgens de arbeiders en boeren in Rusland ter hulp zou schieten om socialisme op de agenda te plaatsen. Als Lenin dat idee consistent naar voor had gebracht, zoals Lorimer en co suggereren, dan zou dit niet meteen tot een fundamenteel verschil tussen hem en Trotski hebben geleid. Maar Lenin dacht dat er een periode van ontwikkeling van de samenleving zou zijn tussen de “democratische dictatuur van het proletariaat en de boeren” en het socialisme. Dat werd niet gezien als een “ononderbroken” proces.

Rol van de boeren

Een andere legende die naar voor wordt gebracht door de stalinisten en anderen zoals de voormalige DSP, is dat Trotski de rol van de boeren had “onderschat”, waarbij hij zou gedacht hebben dat de arbeidersklasse alleen in staat zou zijn om de revolutie in Rusland door te voeren. Hij was bijgevolg tegen een echte alliantie van de boeren en arbeiders. Trotski stelde achteraf dat er inderdaad “gebreken” waren aan de oorspronkelijke tekst van de theorie van de permanente revolutie die in 1906 werd gepubliceerd. De ervaringen van de revoluties in februari en oktober 1917 hebben de gebreken mee ingevuld, maar ze vormden geen weerlegging van de algemene standpunten van Trotski. Integendeel, deze werden eerder bevestigd en versterkt door de gebeurtenissen.

Trotski ging heel eerlijk in op de evolutie van zijn eigen opvattingen, wat in een schril contrast staat met de schaamteloze beweringen van Stalin, nadien ook Radek en zelfs hedendaagse critici. Hij schreef in een antwoord op Radek: “Ik wil helemaal niet zeggen dat mijn concept van revolutie in al mijn teksten één en dezelfde vaste lijn volgt… Er zijn artikels waarin bepaalde omstandigheden of zelfs bepaalde polemische overdrijvingen die onvermijdelijk zijn bij discussies sterker op de voorgrond treden waardoor de algemene lijn onduidelijk wordt. Zo zijn er bijvoorbeeld artikels waarin ik twijfels naar voor breng over de toekomstige revolutionaire rol van de boeren… en daarmee verbonden de weigering om, zeker tegen de achtergrond van de imperialistische oorlog, de toekomstige Russische revolutie als “nationaal” te omschrijven omdat ik dacht dat dit ambigu zou zijn.” Hij vervolgt: “Laat me ook opmerken dat Lenin die nooit het historische inzicht over de boerenkwestie en de historische plaats van de boeren verloor, het zelfs na de februarirevolutie onzeker inschatte of we er ooit in zouden slagen om de boeren van de burgerij weg te trekken en achter het proletariaat te laten scharen.”

Lorimer heeft in het verleden veel gezegd over Trotski die in zijn vroege werken zou gezocht hebben naar een alliantie tussen de arbeiders en de arme boeren in de plaats van de “boeren in het algemeen”. Lenin gebruikte die term ook af en toe als hij stelde dat er een alliantie met de arme lagen in de dorpen nodig was. Maar in 1917 was het de arbeidersklasse die de revolutie leidde en gesteund werd door de boeren. Daarbij stopte de burgerlijk-democratische revolutie niet en ging het “ononderbroken” verder in een socialistische revolutie in Rusland met internationale gevolgen.

Er zijn heel wat pogingen geweest om de oktoberrevolutie niet te omschrijven als een socialistische revolutie maar als een “democratische dictatuur van het proletariaat en de boeren”. Dit zou dan zogezegd bestaan hebben uit het “eerste stadium” van de revolutie in de zomer en herfst van 1918. Dat is een verkeerd en mechanisch idee dat zoekt naar een kunstmatige scheiding tussen de voltooiing van de burgerlijk-democratische revolutie en de socialistische taken. Het stemt helemaal niet overeen met wat we zagen in en na oktober 1917. Bovendien zou het totaal verkeerd zijn om deze foutieve ideeën vandaag toe te passen in neokoloniale landen als Pakistan.

China en Cuba

Sommigen stellen zelfs dat de Chinese en Cubaanse revolutie een bevestiging vormen van het oorspronkelijke standpunt van Lenin over de “democratische revolutie” met “eerst een democratische fase en dan de socialistische”. Dat is niet correct, deze revoluties bevestigden de theorie van de permanente revolutie maar dan wel op een verwrongen manier. Er was een sociale revolutie in China en Cuba, maar zonder de sovjets en arbeidersdemocratie die kenmerkend waren voor de Russische revolutie van 1917. In China kwam er van meet af aan een maoïstisch/stalinistisch regime aan de macht met een geplande economie. In Cuba waren er bij de revolutie elementen van arbeiderscontrole maar zonder volledige arbeidersdemocratie zoals in Rusland. Dit beperkte de aantrekkelijkheid van beide revolutie voor de internationale arbeidersklasse. Er was geen zelfde effect als de Bolsjewistische revolutie tijdens de “Tien dagen die de wereld deden schokken”.

Anderen stellen dat er zelfs onafhankelijke boerenpartijen kunnen zijn die een coalitie vormen met arbeiderspartijen om een burgerlijke revolutie door te voeren. Ze halen daartoe uit de context gehaalde citaten van Lenin aan als deze stelt dat “in beginsel de deelneming van de sociaal-democratie aan de voorlopige revolutionaire regering (in het tijdperk van de democratische omwenteling, in het tijdperk van de strijd voor de republiek) toelaatbaar is.” (Lenin, Tweeërlei tactiek, hoofdstuk 2)

Trotski stelde hierover dat Lenin inderdaad een dergelijk idee naar voor had gebracht. Maar Lenin stelde dat het “onwaarschijnlijk” en bovendien tegenstrijdig was met de opvattingen waar Lenin naderhand voor stond, ook in de periode van de februarirevolutie en voor de oktoberrevolutie. In zijn “Brieven van verre” veroordeelde Lenin zelfs de minste “kritische” steun aan de Voorlopige Regering en eiste hij een totale klassenonafhankelijkheid voor de Bolsjewieken en de arbeidersklasse. Het argument van figuren als Radek en latere imitatoren als de DSP wordt overigens weerlegd door de Russische geschiedenis waar er voor 1917 gewoon geen onafhankelijke boerenpartij bestond.

Er wordt gesuggereerd dat de Sociaal-Revolutionairen die rol vervulden. Maar het is duidelijk dat iedere organisatie die beweerde de boeren “in het algemeen” te vertegenwoordigen in relatief stabiele periodes, uiteindelijk langs klassenlijnen werden opgesplitst waarbij de hoogste lagen naar de burgerij keken en de laagste lagen samen met de arbeidersklasse optraden in een periode van crisis. De Sociaal Revolutionairen waren daar in 1917 een uitdrukking van. Na februari 1917 maakten ze deel uit van een burgerlijke coalitie met de mensjewieken en verzette de partij zich tegen een landhervorming. Ze werden in actie gecorrigeerd door de meerderheid van de boeren. De linkse Sociaal Revolutionairen splitsten af en namen inderdaad een korte tijd deel aan een regering met de Bolsjewieken na de oktoberrevolutie. Ze vormden daarbij een kleine partner en speelden duidelijk niet de rol van Lenin’s oorspronkelijke idee van democratische dictatuur van arbeiders en boeren. Trotski had van in het begin gesteld dat de arbeidersklasse dominant zou zijn en de leiding nemen, ook over de boeren. De linkse Sociaal Revolutionairen keerden zich overigens uiteindelijk tegen de regering, een uitdrukking van het groeiende klassenconflict bij de basis onder de boeren en een uitdrukking van het onzekere element van de middenklasse.

Pakistan en de permanente revolutie vandaag

Wat is de relevantie hiervan voor Pakistan en de neokoloniale wereld vandaag? Ten eerste de vaststelling dat waar de foute ideeën van het Mensjewisme – de tweestadiatheorie – in de praktijk werd gebracht, dit steeds rampzalige gevolgen had voor een massabeweging die voor de macht streed. Ten tweede het feit dat de burgerlijk-democratische revolutie in Pakistan nog moet voltooid worden. Op het platteland zijn de feodale en semi-feodale verhoudingen nog steeds dominant. Er is wellicht geen enkel ander land waar zo duidelijk blijkt dat de burgerij niet in staat is om de opgestapelde problemen van het eigen regime op te lossen. Er zijn weinig andere landen met een dergelijke concentratie van rijkdom in de handen van een feodale/semi-feodale heersende klasse van grootgrondbezitters en kapitalisten. Twintig families domineren er de samenleving, dat is algemeen bekend bij de Pakistaanse bevolking. De belangrijkste politieke partijen, de Pakistani People’s Party (PPP) van Asif Zardari en de Pakistan Muslim League (PMN-N) van Nawaz Sharif, het leger en de staatsmachine, de grote meerderheid van de grote industriële vestigingen en fabrieken. Allemaal worden ze gedomineerd door een kleine superrijke heersende klasse.

Naast het kenmerk van de feodale en semi-feodale elementen is er een specifiek kenmerk in Pakistan met de rol van het leger dat sinds de oprichting van het land meer dan 60 jaar geleden steeds een belangrijke rol heeft gespeeld. Het land kent een corrupte vorm van “gangsterkapitalisme” waarbij de heersende klasse zich verrijkt en daartoe alle mogelijke middelen gebruikt. Deze vorm van gangsterkapitalisme is typisch voor neokoloniale landen, maar wordt ook in de “ontwikkelde” wereld steeds meer de norm. In 2007 werd een boek geschreven over de enorme zakenbelangen van het Pakistaanse leger. Het boek noemde “Military Incorporated” en was geschreven door Ayesha Siddiqua. Zij stelde dat het interne militaire imperium wel eens 10 miljard pond zou kunnen waard zijn. Toplui uit het leger leiden industriële conglomeraten en militairen zijn betrokken bij de productie van zowat alle goederen, van cornflakes tot cement. Het leger bezit ook heel wat grond. De generaals hebben het land op directe wijze geleid gedurende meer dan 30 van de 63 jaren sinds de onafhankelijkheid in 1947. Het leger controleert nog steeds de regering, ook al is er intussen enkele jaren sprake van een “burgerlijk” regime. Dat heeft overigens geen enkele dag van “vrede” tot stand gebracht, zoals bleek met de moord op Benazir Bhutto, de catastrofe in de Swat Vallei of de Talibanisering van delen van Pakistan en de verschrikkelijke zelfmoordaanslagen die niet enkel Afghanistan raken maar ook Pakistan en zelfs stedelijke centra als Lahore.

Er is de verkeerde indruk – zeker in het buitenland – dat Pakistan net als Afghanistan in de greep is van de rechtse islamitische fundamentalisten. Zoals de Socialist Movement Pakistan echter duidelijk maakt, hebben de fundamentalisten nooit enige massasteun genoten. De massale en willekeurige campagne van aanslagen door de Taliban en andere terroristen zorgt er bovendien voor dat de afkeer tegenover deze stroming enkel nog groter wordt. De willekeurige anti-terrorisme campagne van delen van de Pakistaanse staat en het Amerikaanse imperialisme dat met “drones” dood en vernieling zaait, zorgt er evenwel voor dat de lokale bevolking in opstand komt. Die bevolking moest afrekenen met enorme repressie van de Taliban en dat leidde tot een tussenkomst van het leger met een nieuwe campagne tegen de Taliban. De situatie in Pakistan wordt steeds onstabieler en is nauw verbonden met Afghanistan, er wordt steeds meer gesproken over het “Afpak”-probleem.

Alleszins is het duidelijk dat de Pakistaanse legerleiding zich nooit zal neerleggen bij de imperialistische plannen in Afghanistan zolang er geen akkoord is tussen India en Pakistan, in het bijzonder met betrekking tot Kasjmir. Het Pakistaanse leger beschouwt Kasjmir als haar achtertuin en een soort buffer tegen India. In de Financial Times stelde journalist David Gardner hierover: “Ondanks het offensief tegen de Pakistaanse Taliban in Zuid-Waziristan, is het standpunt van het Pakistaanse leger niet fundamenteel veranderd. Ze zien de jihadi’s nu eenmaal niet als een grotere bedreiging voor de veiligheid dan India.” Hij vervolgt: “Het leger zou minstens drie keer zoveel troepen moeten inzetten om Zuid-Waziristan in te nemen en te controleren. Deze operatie lijkt meer op een poging om de Pakistaanse Taliban te bestraffen voor het breken van de akkoorden.” De toegenomen efficiëntie van de aanslagen makten het noodzakelijk om de Taliban aan te pakken. Nochtans werden voorheen de jihadi’s uit Punjab van de Laskhar-i-Janghvi getolereerd. Het leger biedt nog altijd steun aan de oorspronkelijk in Kasjmir gevestigde jihadi groep Laskhar-i-Taibi, de groep die naar verluidt achter de bloedige aanslagen in Mumbai in november 2008 zou hebben gezeten. Gardner stelt vast: “Het meesterbrein van de groep, Hafiz Saeed, ging meermaals in en uit Pakistaanse gevangenissen.”

Pakistan houdt een half miljoen Indische troepen in de vallei van Kasjmir tegen met enkele duizenden jihadi’s. Haar steun aan de Afghaanse jihadi-strijders is op hetzelfde argument van een tegengewicht gebaseerd: het dient in de eerste plaats als tegengewicht tegen India. Anderzijds wordt India ervan verdacht steun te verlenen aan opstandelingen in Balochistan in Pakistan. Een topgeneraal bevestigde: “We willen uiteraard dat Afghanistan strategisch verbonden is met Pakistan.”

De nationale kwestie in Pakistan

Het leger heeft de hoop op een meer actieve tussenkomst door een machtsgreep niet opgegeven. Daartoe wordt een systematische campagne van tussenkomsten in de politieke en juridische activiteiten gevoerd. Bovendien werd overgegaan tot een brutale repressie waarbij honderden tegenstanders in de opstandige provincie Balochistan werden opgepakt en verdwenen. Zoals Khalid Bhatti van de Socialist Movement Pakistan in november 2009 schreef is de opstand in Balochistan een grotere bedreiging dan de opstand in de stammengebieden. In die laatste regio’s heeft de Pakistaanse staat de controle verloren aan de Taliban verloren, maar er is daar geen nationaal verzet tegen de Pakistaanse staat op zich. De situatie in Balochistan is anders, deze provincie sloot pas in 1969 aan bij de Pakistaanse “federatie”. Zoals Khalid schreef: “De meerderheid van de bevolking verzet zich tegen Pakistan en steeds meer jongeren nemen de wapens op tegen het regime. De nationalistische opstand gaat verder en kent een uitbreiding in de volledige provincie.”

Er zijn tal van gewapende groepen van Balochi die strijden tegen het Pakistaanse leger. Jammer genoeg is er ook sprake van doelgerichte moorden tegen niet-Balochi mensen, waarbij intussen meer dan 3.000 mensen het leven hebben gelaten en vele duizenden de provincie ontvluchten om een gelijkaardig lot te ontlopen. Volgens een bepaalde schatting hebben reeds 50.000 gezinnen Balochistan verlaten en duizenden anderen hebben een aanvraag ingediend om elders te werken. De universiteit is al meer dan drie maanden gesloten. Er is een groeiende steun voor onafhankelijkheid, Balochi nationalisten stellen: “We willen een onafhankelijk Balochistan zoals voor 1948 toen het door Pakistan werd ingenomen via militaire weg.” Deze gevoelens zijn vooral sterk onder jongeren en zeker onder de studenten. De steun voor de onafhankelijkheidsbeweging blijkt ook uit het feit dat vrouwen een prominente rol spelen in de beweging.

Het Pakistaanse regime is bereid om bloedbaden aan te richten om de strategisch belangrijke provincie te behouden. Het is overigens niet enkel voor Pakistan belangrijk, maar voor alle regionale machten met een strijd voor invloed tussen de VS, China, Iran en Afghanistan met zelfs een mogelijke Indische betrokkenheid. Dit komt door de natuurlijke rijkdommen op het vlak van energie, gas en mineralen, voor de visserij en voor het strategisch belang van Gawadar, de nieuw gebouwde haven die uitkijkt op de Straat van Hormuz aan de doorgang naar de Perzische Golf. China hoopt deze nieuwe haven voor haar belangen te kunnen inzetten en dat is waarom China instond voor het grootste deel van de financiële middelen en de arbeidskrachten om de haven te bouwen.

Balochistan is slechts de meest extreme uitdrukking van het groeiende nationale ongenoegen in de provincies buiten Punjab. Zelfs in Sindh is er een afkeer tegen de dominantie vanuit Punjab en wordt de controle op het gebied effectief uitgeoefend door grootgrondbezitters/kapitalisten uit Punjab, voornamelijk verbonden met het leger. De afkeer wordt gevoed door de groeiende armoede in Sindh en de rest van het land. De nationale kwestie is een cruciaal onderdeel van Trotski’s theorie van de permanente revolutie. Zonder Lenin’s standpunt over de nationale kwestie – een standpunt dat werd verdedigd en aangevuld door Trotski’s analyses – zou de Russische revolutie onmogelijk zijn geweest. Dat geldt ook vandaag nog, zeker in de neokoloniale wereld en zeker in landen als Pakistan met een complexe nationale samenstelling.

Vreemd genoeg wordt de basiseis van zelfbeschikkingsrecht van onderdrukte naties in Pakistan in de praktijk verworpen door de zelfverklaarde “trotskisten” van de groep “Klassenstrijd” in Pakistan. Enkel de SMP heeft een consistente, principiële en gevoelige positie rond de nationale kwestie. Het staat net als Lenin en Trotski voor de rechten van alle onderdrukte volkeren, voor gelijkheid, tegen discriminatie op raciale, etnische, religieuze of nationale basis. Dit betekent niet dat er zomaar voor het recht op zelfbeschikking met inbegrip van het recht op onafhankelijkheid wordt gepleit zonder rekening te houden met de houding van de massa’s. Het is aan de bevolking in specifieke nationale gebieden van Pakistan buiten Punjab en zelfs in Punjab om een eigen weg te kiezen.

Het beste voor de arbeidersbeweging in Pakistan zou een socialistische confederatie zijn. Dat zou volledige rechten van autonomie inhouden met alle legitieme nationale rechten waarbij iedere vorm van nationalisme of nationale superioriteit van de ene etnische of nationale groep over een andere zou worden uitgeschakeld. Als onderdrukte naties er evenwel de voorkeur aan geven om zich af te scheiden van een democratische arbeidersstaat, dan moet de arbeidersbeweging dat aanvaarden. Dat is waar Lenin voor pleitte en wat ook effectief het geval was met Finland in 1918. De groep “Klassenstrijd” dat deel uitmaakt van de IMT (Internationale Marxistische Tendens) verwerpt een dergelijke politiek in Pakistan. Het heeft hen vervreemd van enkele van de beste strijders en leiders van onderdrukte arbeiders en boeren buiten Punjab, een groot deel van deze activisten is in de richting van de SMP getrokken.

Crisis in de IMT

Er is tegelijk ook een totaal verkeerde positie om vast te houden aan de zogenaamde “traditionele organisaties van de arbeidersklasse” waarbij geen rekening wordt gehouden met de concrete omstandigheden en de vraag of deze organisaties de massa’s nog vertegenwoordigen. Deze positie heeft nu geleid tot een belangrijke splitsing in de IMT waarbij de houding tegenover de “traditionele organisaties” één van de belangrijke discussiepunten was. Deze positie heeft ook rampzalige gevolgen voor de IMT-groep in Pakistan nu duidelijkheid wordt gebracht over de bureaucratische methoden van deze groep die begin jaren 1990 van het CWI is afgesplitst.

Weinig klassenbewuste arbeiders hebben enige illusies dat de PPP onder leiding van “meneer vijftig procent” Asif Zardari de belangen van de arbeiders en arme boeren in Pakistan zou verdedigen. De partij staat onder de invloed van de feodale heersers, zowel in de steden als op het platteland. Het is een partij die zich verzet tegen stakingen en zelfs probeert om deze actief te breken, zoals het geval was bij de telecomstaking. De positie van de PPP ten tijde van Zulfikar Ali Bhutto, een “populistische” partij die in staat was om de eisen van de massa’s te vertalen, is al lang verdwenen. In Pakistan zal het er net als in andere landen op aankomen om een nieuwe massale partij van arbeiders en boeren te ontwikkelen, de SMP pleit consistent voor een dergelijke partij. De groep van Alan Woods – die stelde dat deze organisatie immuun zou zijn voor splitsingen omdat dit laatste een fenomeen zou zijn bij groepen in de ‘marge’ van de arbeidersbeweging – is enorm verdeeld rond dit thema.

Dit is ironisch genoeg een belangrijk onderdeel van de politieke breuk met het CWI in 1992. Ze stelden toen dat er zogenaamd een “kliek” was aan de “top van het CWI”. Dat standpunt werd verworpen door 93% van de leden van de Britse organisatie en een meerderheid van het CWI. Eenzelfde beschuldiging wordt nu echter geuit tegen Alan Woods en zijn naasten. Er was absoluut geen enkele grond voor de beschuldigingen van Woods en co in 1992 tegenover het CWI en haar interne methoden. Dat blijkt uit de verdere ontwikkeling van het CWI waarbij de nationale afdelingen eigen onafhankelijke leidingen hebben uitgebouwd die in staat zijn om te antwoorden op de concrete situaties in elk land, samenwerking op internationaal vlak maar intussen handelen zonder te wachten op “instructies” van een internationaal secretariaat. Het CWI baseert zich op het democratisch centralisme met volledige rechten voor alle leden en afdelingen om discussies te voeren, de nadruk vandaag ligt overigens veeleer op de mogelijkheden van debat en discussie dan op de formele aspecten van het centralisme.

De huidige splitsing in de IMT wordt geheim gehouden, zelfs een aantal leden weet er nog niet van. Het CWI heeft alle discussies uit de jaren 1990 en daarna publiek gemaakt door alle documenten te publiceren, soms zelfs tijdens het voeren van discussie. Er zijn momenteel publieke uitdrukkingen van discussies over bijvoorbeeld China. We doen dit opdat iedereen op de hoogte zou zijn van de discussies en opdat wie dat wenst er ook aan zou kunnen deelnemen. Dergelijke democratische discussies zijn er niet in de IMT.

Dit blijkt uit het materiaal over de IMT en de interne werking van deze organisatie dat nu bekend raakt vanuit Pakistan, Spanje en andere afdelingen die uit de gratie van Woods en co zijn gevallen. De Pakistaanse “dissidenten” rond Manzoor Ahmed – de voormalige PPP-parlementair – brengen een tragisch beeld van de foute standpunten van Ted Grant en Alan Woods toen ze op dogmatische wijze bleven aandringen op een werking binnen de PPP en de voormalige arbeiderspartijen. Manzoor rechtvaardigt zijn verzet tegen stakingen (een standpunt die hij namens de PPP-leiding inneemt) met het argument dat hij ten alle prijze in de PPP wil blijven. Woods verzette zich hiertegen en Manzoor en zijn aanhangers werden prompt uitgesloten. Nochtans namen Grant en Woods in Groot-Brittannië een gelijkaardige houding als Manzoor aan ten tijde van de strijd tegen de poll tax in 1991-92. De leiding en de overgrote meerderheid van Militant (nu de Socialist Party) stelden dat de parlementairen van Militant, Terry Fields en Dave Nellist, hun poll tax niet moesten betalen. We hadden miljoenen arbeiders overtuigd om niet te betalen en dus moesten onze parlementaire een gelijkaardige principiële houding innemen. Grant en Woods stelden dat de parlementairen beter konden betalen om niet uit de Labour partij te worden gezet.

Ze stelden dat socialisten “dood” zouden zijn indien ze buiten de “traditionele organisaties” zouden werken. Ze hebben Manzoor en anderen in “Klassenstrijd” op het foute pad gezet door aan te dringen op een verdere werking in de PPP. Wij zouden “politiek dood” geweest zijn indien onze parlementsleden begin jaren 1990 hun raad hadden gevolgd. De Labour partij is sindsdien verder gedegenereerd in een burgerlijke formatie zoals de PPP. Grant en co zaten vast in een foutief en achterhaald standpunt dat ervan uitging dat alle politieke leven van de arbeidersklasse beperkt was tot de Labour partij en dat alles daarbuiten marginaal was. Wat hebben we de afgelopen jaren evenwel gezien? Hun groep stelt amper iets voor in Groot-Brittannië terwijl de Socialist Party aan invloed en ledenaantallen wint. Hetzelfde zien we op internationaal vlak waarbij de IMT steeds meer terrein verliest en Woods enkel nog de rol van “vrijwillige adviseur” van Hugo Chavez in Venezuela kan spelen. De opportunistische en onverdedigbare acties van Manzoor – een logische conclusie van de eigen verstarde positie over de traditionele organisaties – werden beantwoord met diens uitsluiting.

Er zijn nog steeds oprechte marxisten en trotskisten in de rangen van de IMT en we hopen dat ze de leugens en foutieve voorstellen van Alan Woods en zijn groep tegen het CWI, haar afdelingen, leiding en standpunten zullen doorprikken. Een gedetailleerde analyse van onze standpunten en ideeën zal sommigen misschien terug op een consistent trotskistisch pad zetten.

Socialist Movement Pakistan en de weg vooruit

Het trotskisme zal een belangrijke rol spelen in de toekomstige strijd van de Pakistaanse arbeidersklasse. Een cruciaal element om de massa’s politiek te bewapenen, vinden we bij de ideeën en methode van Leon Trotski, zeker bij zijn anticipatie op het karakter van de revolutie in de neokoloniale wereld. Dat zijn de ideeën van de permanente revolutie die aan bod komen in dit uitstekende boek. Ondanks het terrorisme, nationalisme en etnische verdeeldheid, blijkt de potentiële macht van de Pakistaanse arbeidersklasse duidelijk uit het aantal stakingen, massabetoging – ook in Balochistan – waarbij samen wordt betoogd om de arbeidersorganisaties en arbeidersrechten te verdedigen. De toekomst van Pakistan ligt niet in handen van de rechtse fundamentalisten en ook niet in die van het Amerikaanse imperialisme, maar in de machtige en talrijke handen van de Pakistaanse arbeidersklasse die zich organiseert op socialistische basis. De beste wijze om dit te bereiken, vinden we in de ideeën en methoden van Leon Trotski samen met de actuele analyses en programma van de Socialist Movement Pakistan.

De kapitalistische media speculeert over een nieuwe mogelijkheid van een militaire staatsgreep om het over te nemen van de gediscrediteerde “democratische” politici. Het zogenaamde alternatief van Nawaz Sharif op Zardari en de PPP is geen echt alternatief. Ook een staatsgreep biedt geen alternatief – mogelijk zou het in de toekomst kunnen gaan om een regime geleid door kolonels met een fundamentalistische achtergrond. Dit zal de echte problemen van Pakistan en de regio niet oplossen. Het zal enkel leiden tot nog meer nachtmerries en de mogelijkheid van een fundamentalistisch regime dat ook over kernwapens beschikt. Dat zou de meerderheid van de Pakistaanse bevolking niet ten goede komen en het zou ook niet op een brede steun kunnen rekenen. De fundamentalisten hebben nooit meer dan 11-12% gehaald bij de verkiezingen. Enkel een democratische socialistische weg zal leiden tot de bevrijding uit de nachtmerrie van grootgrondbezit en kapitalisme onder wiens juk de massa’s in Pakistan gebukt gaan. “De permanente revolutie” van Trotski kan mee de basis leggen van de ontwikkeling van een kracht die de massa’s in deze richting kan leiden.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie