Pleidooi voor een socialistisch anti-crisisprogramma voor werkende vrouwen. Deel 4 – Slot

Vrouwencommissie LSP

De drie vorige delen van deze brochure:

  • Deel 1
  • Deel 2
  • Deel 3

5. De slechte sociale positie van vrouwen biedt een voedingsbodem voor seksisme en geweld op vrouwen

De lage inkomens van brede lagen van vrouwen uit de arbeidersklasse – of ze nu werken of leven van een uitkering – en de keuze die hen vaak wordt opgedrongen tussen financiële afhankelijkheid van een mannelijke kostwinner en armoede, maken dat de effecten van vorige emancipatiegolven, die o.a. leidden tot vlottere echtscheidingsprocedures en het strafbaar maken van geweld en (seksueel) misbruik binnen het gezin, beperkt blijven.

De cijfers van verschillende onderzoeken lopen flink uiteen, maar alle onderzoeken tonen aan dat zowel seksistisch gedrag als (partner-)geweld op vrouwen een reëel bestaande en vrij uitgebreide sociale problematiek blijven vormen. Hoewel zeer veel vrouwen hiermee worden geconfronteerd, is er politiek nauwelijks aandacht voor.

5.1. Geweld op vrouwen – binnen en buiten het gezin – blijft vaak onbestraft en maatschappelijke hulp voor de slachtoffers is nauwelijks beschikbaar

Zo is verkrachting één van de minst bestrafte misdaden in ons land, hetzelfde geldt voor geweld binnen het gezin. Een seponeringsbeleid dat de meerderheid van de klachten verticaal klasseert, een vervolgingsbeleid dat de meeste klachten die voor de rechter komen naar vrijspraak wegens gebrek aan bewijzen leidt,… maar vooral een gebrek aan een sociaal beleid dat belaagde vrouwen kan beschermen en begeleiden, maken dat er nauwelijks nog iets beweegt in deze problematiek. Het lijkt erop dat de overheid aanvaardt dat geweld op vrouwen een “normaal maatschappelijk gegeven” is, waaraan weinig kan veranderen.

Als er al iets gebeurt van overheidswege, blijft dat meestal beperkt tot een “sensibiliseringscampagne”. Ondertussen zijn er veel te weinig opvangplaasten waar mishandelde vrouwen in nood beroep kunnen op doen. De plaatsen die er zijn, zonder ondergefinancierd en hebben een schrijnend gebrek aan middelen en personeel om hun werk naar behoren te kunnen uitoefenen. Vluchthuizen, bij uitstek plaatsen waar vrouwen terechtkomen voor dringende hulp, zijn door deze situatie verplicht niet alleen met wachtlijsten te werken (!), maar ook om financiële bijdrages te vragen aan vrouwen die gebruik maken van hun diensten. Ondanks de enorme inzet van het personeel van dergelijke instellingen, blijven dergelijke inspanningen door gebrek aan middelen van overheidswege jammer genoeg een druppel op de hete plaat.

Bovendien belemmert de financiële afhankelijkheid van een nog steeds grote groep van vrouwen hun kansen om uit een gewelddadige relatie te ontsnappen. Waar moet ze zonder job of met een hongerloontje naartoe, zeker als er ook kinderen zijn? Een woning huren, is vaak al onmogelijk met hun beschikbare inkomen en het aanbod van sociale woningen is te beperkt om die vrouwen via die weg een nieuwe kans in het leven te bieden. Ook de sociale en psychologische begeleiding van geslagen vrouwen en hun kinderen laat door gebrek aan middelen te wensen over. Wat de daders betreft, tonen projecten met dadertherapie aan dat ze kansen op recidive flink kunnen beperken, maar ook daar worden veel te weinig middelen geïnvesteerd om alle noden op te vangen.

5.2. Seksisme is niet grappig, maar gevaarlijk

Hoewel op wettelijk vlak de meeste open discriminaties van vrouwen weggewerkt zijn, bijft de sociale positie van vrouwen die van een tweederangsburger. In België bestaan daar geen studies over, maar onderzoek in Nederland toont dat niet eens de helft van de werkende vrouwen financieel onafhankelijk is. Bij de niet werkende vrouwen ligt dat percentage uiteraard nog hoger, behalve dan in kapitalistische kringen, een minieme minderheid van de bevolking.

Die slechte positie maakt dat een grote groep vrouwen regelmatig vernederingen moet ondergaan zonder dat ze zich daartegen kunnen verzetten uit angst hun job te verliezen. De meeste vrouwen hebben wel al te maken gehad met seksistische opmerkingen en pesterijen door leerkrachten, door chefs, door klasgenoten en collega’s,… Die situatie wordt verder in de hand gewerkt door de rol die media en reclame spelen in dit verband. Het steeds opnieuw opvoeren van vrouwen als lustobjecten in de verkoop van nagenoeg alle producten die je je kunt indenken, de enorme aanwezigheid van porno die vrouwen in een ondergeschikte positie voorstelt (in tegenstelling tot wat vaak beweerd wordt, blijkt niet minder dan 90 tot 95% van de porno geproduceerd te worden voor mannen, met gebruik van alle clichés over mannelijke macht en constante vrouwelijke beschikbaarheid),… hebben een stevige maatschappelijke invloed in het steeds opnieuw herbevestigen van vrouwelijke ondergeschiktheid.

Deze discussie wordt vaak overwoekerd door de kwestie van seksuele vrijheid. En er zijn uiteraard maatschappelijke krachten die ingaan tegen pornografie en seksistische beeldvorming door zich te verzetten tegen een meer vrije seksualiteit. LSP/PSL schaart zich niet bij die krachten. We verdedigen het recht van mannen en vrouwen op seksueel plezier, vooropgesteld natuurlijk dat dit niet de vrijheid van anderen beperkt. En daar wringt hem het schoentje. De massale verspreiding van pornografie is van vrij recente datum, maar steeds meer studies tonen aan dat dit zeker onder jonge meisjes leidt tot een druk om tot seksuele prestaties over te gaan die men zelf niet wil. Zonder enig tegenwicht door bijvoorbeeld een uitgebreid seksuele en relationele vorming in het onderwijs en ernstige aandacht voor deze kwesties in de media, leidt het er bij veel jongens toe dat ze vrouwelijke inschikkelijkheid tegenover hun wensen als een normaal gegeven beschouwen.

Diverse studies in verschillende Europese landen tonen dat bijvoorbeeld verkrachting erdoor gebanaliseerd wordt en door veel mannen en jongens niet als een onaanvaardbare misdaad wordt beschouwd. In België bestaan dergelijke uitgebreide studies niet, maar bijvoorbeeld het feit dat in iedere schoolweek meer dan één verkrachting gebeurt binnen de schoolmuren, toont aan dat het probleem ook hier aanwezig is. Politiestatistieken voor 2007 vermelden 69 verkrachtingen in scholen (tegenover 54 in 2006 en 52 in 2006). Het aantal aanrandingen: 122 gevallen in 2007 en 139 in 2006 (Het Laatste Nieuws, 07/02/’09). Zowel de politie als gespecialeerde diensten als Sensoa denken dat het reële cijfer hoger ligt omdat niet alle gevallen uitkomen of worden aangegeven.

LSP/PSL heeft geen probleem met open seksualiteit, met publiekelijk bloot, met seksscènes in films enz. We verzetten ons tegen een visie die vrouwelijke seksualiteit als passief voorstelt of die seks wil beperken tot de voortplanting. We denken echter niet dat de huidige pornografie en prostitutie uitdrukkingen zijn van de seksuele vrijheid van vrouwen, maar dat ze integendeel veeleer uitdrukking geven aan de seksuele druk op vrouwen en dus de beperkingen op hun vrijheid.

In de crisis die vandaag ontwikkelt, zullen nog veel meer vrouwen dan vandaag gedwongen worden hun lichaam te lenen voor pornografie en prostitutie. Een artikel in het Franstalige weekblad Télémoustique (http://www.telemoustique.be/tm/magazine/6960/la-prostitution-occasionnelle.html) toont hoe steeds meer “gewone vrouwen en meisje” (bedoeld wordt “geen beroepsprostituees”) zich in de zoektocht naar “snel geld” voor o.a. het betalen van de onderwijskosten van hun kinderen (of de eigen studiekosten, vooral binnen het hoger onderwijs waar de kosten de laatste jaren steeds meer de pan uitswingen) “occasioneel” prostitueren. Waar dergelijke economische druk bestaat om tot prostitutie over te gaan, kan moeilijk nog over “vrije keuze” worden gesproken.

LSP/PSL vindt dat de strijd tegen seksisme in al zijn vormen gevoerd moet worden en draagt daar zelf zijn steentje aan bij door campagnes en acties daar waar wij aanwezig zijn in de scholen, hogescholen en universiteiten, in de werkplaatsen en de wijken, in het uitgangsleven,… We tonen meisjes en vrouwen dat het geen kwestie is van “preutsheid” of “seksuele frustraties” om te weigeren als seksobject behandeld te worden. Wat pornografie en prostitutie betreft ijveren we niet voor verboden en censuur, die volgens ons niets uithalen, maar wel voor een sociale politiek die vrouwen een economische positie biedt die hen in staat stelt die rol van seksobject te weigeren.

6. Wat te doen?

In een reportage van de RTBF over de staking in 1966 van de vrouwelijke arbeider van FN-Herstal (rond de eis “gelijk loon voor gelijk werk”) werd één van de toenmalige leidsters gevraagd waarom het erop lijkt dat er vandaag nauwelijks nog vooruitgang wordt geboekt. De vrouw antwoordde: “omdat er niet meer gevochten wordt”. En zo is het. In een samenleving waarin de arbeidersklasse voor iedere cent moet vechten, voor iedere verworvenheid door strijd een krachtsverhouding moet uitbouwen, zal het patronaat steeds opnieuw proberen onze verworven rechten in te perken en op de helling te zetten.

Als ze vermoedt dat dit kan gebeuren zonder slag of stoot, aarzelt ze er geen enkel moment over om de sociale zekerheid in te perken, om aan principes van “gelijk loon voor gelijk werk” hun voeten te vegen,… De laatste 20 à 30 was de arbeidersbeweging constant in het defensief gedrukt door opeenvolgende besparingsrondes die vooral de overgrote meerderheid van werkenden en uitkeringsgerechtigden voor de winsten van de bedrijven lieten opdraaien. Indien er geen massale acties waren gevoerd toen de opeenvolgende regeringen het Sint-Annaplan, het Globaal Plan en het Generatiepact aan de werkende bevolking wilden opleggen, zou het patronaat en de regeringen die in haar dienst stonden de sociale politiek nog veel grondiger hebben afgebouwd.

Hetzelfde geldt voor andere sociale bewegingen zoals de vrouwenbeweging er één is. Zo gauw de aandacht verslapt en de troepen gedemobiliseerd zijn, begint het afbraakwerk. Een zeer duidelijk voorbeeld hiervan is de afbouw van de bijkomende deeltijdse werkloosheidsuitkering bij onvrijwillig deeltijds werk, iets waarop vandaag enkel nog niet-samenwonende werklozen recht hebben. In België gebeurt dergelijke afbraak, vooral door de sterkte van de georganiseerde arbeidersbeweging, meestal sluipend, niet met één grote maatregel, maar met een hele reeks van opeenvolgende “kleine” maatregelen.

De oude vrouwenorganisaties – meestal geleid door burgerlijke en kleinburgerlijke feministische krachten – zijn vandaag vaak nog slechts papieren organisaties. Grote mobilisaties die aanleiding kunnen geven tot een breed maatschappelijk debat liggen al lang achter ons. Nochtans toont de reële situatie van de grote meerderheid van vrouwen dat de weg verre van afgelegd is. We gaan er op bepaalde vlakken zelfs op achteruit.

Vrouwenbeweging of arbeidersbeweging?

Voor LSP/PSL ligt de oplossing echter niet in het doen herleven van die vrouwenorganisaties. Veel van de “vrouwenkwesties” vloeien immers rechtstreeks of onrechtstreeks voort uit de klassennatuur van het kapitalisme en kunnen niet definitief en volledig worden opgelost zonder die klassensamenleving in vraag te stellen. Veeleer dan vrouwenorganisaties, die geacht worden vrouwen uit alle maatschappelijke klasse samen te brengen, hebben werkende vrouwen nood aan arbeidersorganisaties die hun verantwoordelijkheid opnemen voor de zwakkere en gediscrimineerde lagen van de arbeidersklasse.

Dat was in het verleden feitelijk niet anders. De eisen van de vrouwenbeweging als aparte beweging werden pas bereikbaar eens de voorwaarden voor vrouwelijke onafhankelijkheid gecreëerd werden door de verworvenheden van de arbeidersbeweging, bijvoorbeeld het recht op onderwijs, de sociale zekerheid, openbare diensten en instellingen voor gezondheidszorg, een toegenomen loonpeil, … Het recht op abortus, de gemakkelijker echtscheiding, … hebben immers pas echt een impact als vrouwen ook over voldoende eigen financiële middelen beschikken en als, in het geval van abortus, er toegankelijke en betaalbare diensten bestaan waar vrouwen veilig terechtkunnen.

En vandaag zitten we in West-Europa in een situatie waarin burgelijke vrouwen zo goed als alles bereikt hebben wat ze willen bereiken, hoogstens kunnen ze nog meer plaatsjes in de hogere regionen van de samenleving verkrijgen. Werkende vrouwen hebben er echter weinig belang bij dat hun chef een vrouw is – dat maakt op zich weinig verschil. Idem voor de quota’s op verkiezingslijsten: deze bieden kansen aan een beperkte groep vrouwen die in de burgerlijke partijen actief is, maar eenmaal verkozen voeren deze vrouwelijke politici exact dezelfde politiek als hun mannelijke collega’s. Meer zelfs: een aantal van de grootste aanvallen op de levensstandaard en de positie van vrouwen (afschaffing van het verbod op nachtarbeid voor vrouwen, de afschaffing van een pensioenregeling die rekening houdt met de dubbele dagtaak en de gevolgen ervan op de loopbanen van vrouwen, de invoering van sterk onderbetaalde statuten als PWA’s, dienstencheques, statuut van onthaalmoeders,…) werden juist door vrouwelijke ministers doorgevoerd.

Nood aan een nieuwe arbeiderspartij

LSP/PSL roept sinds midden de jaren ’90 op voor de opbouw van een nieuwe arbeiderspartij. Toen werd immers duidelijk dat de werkenden de sociaal-democratische partijen SP.a en PS – die zich neerlegden bij de neoliberale politiek van sociale afbraak ten voordele van de winsten – niet zouden kunnen heroveren voor een politiek ten voordele van de werkenden en hun gezinnen. De arbeidersbeweging werd politiek dakloos, een situatie die tot vandaag voortduurt. Een situatie die uiteraard ook de werkende vrouwen politiek dakloos maakt.

Dit niet meer als maatschappelijke kracht met één stem kunnen spreken op het politieke toneel, heeft gemaakt dat steeds meer progressieve ideeën op de achtergrond zijn geraakt, o.a. anti-seksisme en anti-racisme. De beste tradities van de arbeidersbeweging, zoals de solidariteit en de eenheid in de strijd, moeten opnieuw van onder het stof worden gehaald. In de vakbonden en op de werkplaatsen moeten linkse militanten daar een rol in spelen. In de huidige crisis zal het patronaat en de tot haar dienst staande burgerlijke politici er immers alles aan doen om de arbeidersbeweging uit elkaar te spelen.

Een voorbeeld daarvan is bijvoorbeeld het voorstel van ex-pensioenminister Bruno Tobback (SP.a) om als oplossing voor de te lage pensioenen van vrouwen binnen koppels de pensioenbijdragen van de mannen gewoon de “delen” onder man en vrouw. Met andere woorden: het pensioen van de mannelijke helft van het koppel verlagen om het pensioen van de andere helft op te trekken. Alsof het pensioen van mannen te hoog zou zijn…

Dit soort voorstellen zijn niet eens bedoeld als “oplossingen”, maar vooral om de kracht die het patronaat en haar regering tot toegevingen kan dwingen – de georganiseerde arbeidersbeweging – te verdelen. Het geld voor de oplossing van de slechte maatschappelijke positie van vrouwen kan niet komen van de andere werkenden – wat je daar kunt vinden, zou trouwens nooit volstaan! Dat geld moet gevonden worden bij de parasieten in onze samenleving, bij zij die rijk worden door anderen voor zich te laten werken.

Om een programma te ontwikkelen en een krachtsverhouding op te bouwen om dat programma aan het patronaat op te leggen, heeft de arbeidersklasse echter naast haar vakbonden nood aan een arbeiderspartij, die alle lagen van de arbeidersklasse kan samenbrengen in de democratische discussie over wat nodig is om de problemen waarmee we geconfronteerd worden aan te pakken.

Het probleem ligt immers niet in de potentiele kracht van de arbeidersbeweging – die potentiële kracht is enorm – maar in het gebrek aan organisatie, het gebrek aan een eengemaakte stem op het politieke terrein. Dat gebrek maakt dat progressieve oplossingen die worden uitgewerkt door academici of ervaringsdeskundigen op diverse terreinen van de sociale politiek nauwelijks politieke aandacht krijgen gezien er geen enkele in het parlement vertegenwoordigde partij is om dat in hun eisenpakket op te nemen. Net als in het verleden, zullen ook de bredere lagen van de arbeidersbeweging door ervaring in de strijd met hun neus op deze noodzaak van een van het patronaat onafhankelijke partij gedrukt worden.

7. Socialisme en de positie van vrouwen

Vandaag begint de crisis echt pijn te doen voor een groeiende groep mensen, vooral werkenden, uitkeringsgerechtigden en kleine zelfstandigen. Politiek wordt echter enkel gepraat over de noodzaak aan besparingen die hoedanook vooral door diezelfde groep mensen zal moeten worden opgehoest. Als de burgerlijke partijen erin slagen, zetten ze de komende jaren alles wat nog rest van onze naoorlogse verworvenheden op de schop.

Hun motto is de noodzaak aan een herneming van de “economische groei”. Maar zij bedoelen hiermee feitelijk enkel een herneming van de winstgroei, dat in de huidige periode enkel kan gebeuren op basis van een verdere daling van de lonen en van de sociale uitgaven. De geschiedenis van het kapitalisme – en haar huidige staat – toont aan dat de kapitalisten geen last hebben van scrupules als het om de verdediging van haar winsten gaat.

Nochtans is er nog nooit in de geschiedenis van de mensheid een dergelijke overvloed aan rijkdom geproduceerd en de technische mogelijkheden om het op dat vlak nog beter te doen, zijn aanwezig. Nog nooit echter is er in de geschiedenis is de kloof tussen rijk en arm zo groot geweest. De toeëigening door de meerderheid van de bevolking van die geproduceerde rijkdom is noodzakelijk om de sociale noden van iedereen te vervullen.

Daarom organiseert LSP/PSL zich als socialistische partij en brengen we mannen en vrouwen samen om te vechten voor een sociale politiek die een einde kan maken aan de situatie van bittere armoede van brede lagen van de wereldbevolking tegenover de misselijk makende rijkdom van de kleine minderheid van kapitalistische parasieten. Enkel op die manier zullen we als mensheid komaf kunnen maken met de verdeeldheid die voortvloeit uit de strijd voor de bestaansmiddelen. Enkel door de productie maatschappelijk in handen te nemen en hierover democratisch te beslissen, zullen we voldoende produceren om de behoeften van iedereen te vervullen en een einde te maken aan de strijd binnen de onderdrukte en uitgebuite lagen om de kruimels die van de rijke tafel afvallen.

Socialisme is immers meer dan ooit noodzakelijk. De mensheid zelf wordt bedreigd door de klimaatcrisis, die verder zal blijven woekeren indien winst als het hoofddoel voor economische activiteit wordt beschouwd. Voor LSP/PSL zijn socialisme en een echt einde aan vrouwenonderdrukking en –discriminatie onderdelen van één en hetzelfde proces: de opbouw van een samenleving waarin iedereen bijdraagt naar mogelijkheid en krijgt naar behoefte, waarin de werkende bevolking die de rijkdom produceert ook op een democratische manier kan beslissen hoe die rijkdom wordt ingezet voor een verbetering van de levensstandaard van iedereen, waarin onderdrukking van de mens door de mens niet langer bestaat omdat er geen economische basis meer voor is.

Kapitalisten hebben belang bij de discriminatie en de slechte economische positie van vrouwen (en andere gediscrimineerde groepen): de sociale uitgaven kunnen door het onbetaalde werk van vrouwen in het gezin tot een minimum worden beperkt, vrouwen leveren nog steeds goedkope arbeidskrachten,… De slechte economische positie van vrouwen creëert elke dag opnieuw seksisme en die verdeeldheid binnen de arbeidersklasse wordt door het patronaat uitgebuit om hun winsten te verhogen ten koste van heel de arbeidersklasse.

Maar zelfs als enkele kapitalisten seksisme en vrouwendiscriminatie de wereld zouden willen uithelpen, zouden ze dat niet kunnen op basis van hun systeem. De klassenverdeling van de samenleving, tussen een kleine minderheid van rijke bezitters van productiemiddelen en een grote meerderheid van mensen die voor hun levensonderhoud moeten werken voor die rijke bezitters, maakt dat ongelijkheid en onderdrukking onvermijdelijk is, evenals verdeeldheid. Eens de arbeidersklasse immers van haar eenheid bewust is, van de gelijkheid van de belangen van alle arbeiders ongeacht hun sekse of seksuele voorkeur, het land of de regio waar ze geboren zijn, hun taal of godsdienst,… zal dat de doodsklok beginnen luiden over dat systeem.

Die eenheid van de arbeidersklasse in de strijd tegen het patronaat is nodig om het kapitalisme de genadeslag toe te brengen. Je kunt m.a.w. het kapitalisme niet omverwerpen zonder de strijd tegen alle vormen van onderdrukking en uitbuiting, waardoor de kracht van alle onderdrukten en uitgebuiten gebundeld kan worden in één strijd tegen de onderdrukkers en uitbuiters. Maar je kunt socialisme ook niet opbouwen indien je niet een sociale structuur uitbouwt die niemand in de steek laat en die niemand de macht geeft een ander te onderdrukken. In die zin zijn socialisme en de strijd tegen vrouwenonderdrukking één – dezelfde maatregelen zijn nodig om beide te bewerkstelligen.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie