Het fenomeen is wereldwijd bekend: trollen die sociale media overspoelen, doorgaans met een boodschap van haat en verdeeldheid. In India lijkt er een waar legertje hindoenationalistische trollen actief te zijn. Dit lijkt niet alleen zo, het is ook de realiteit. In onderstaande recensie van een nieuw boek ‘I am a troll’ van journalist Swati Chaturvedi wordt ingegaan op het digitale trollenlegertje van de heersende BJP-partij. Het is natuurlijk specifiek voor India en het boek is hier niet verkrijgbaar, maar de recensie brengt enkele algemene punten rond sociale media en trollen die ook voor ons van belang zijn. Een recensie door Arun Kaliraja van New Socialist Alternative.
Waarom faalt een burgerlijke democratie? Waarom kiezen de mensen voor slechte regeringen? Deze vragen zijn niet nieuw. Intellectuelen argumenteren dat het komt omdat de mensen onvoldoende informatie hebben waardoor ze slechte regeringen in het zadel helpen. In een tijdperk van massamedia (televisie, kranten, …) gedomineerd door grote bedrijven werd naar sociale media uitgekeken als alternatief. De intellectuelen hoopten dat de brede toegang tot internet en de mogelijkheden van sociale media zouden maken dat iedereen voldoende informatie binnen handbereik heeft en dat dit zou leiden tot een nieuwe periode in de wereldpolitiek. Tijdens de revoluties in Tunesië en Egypte werd gebruik gemaakt van sociale media, wat de hoop verder deed toenemen. Maar de sociale media werden niet de nieuwe pijler van democratie.
Het boek ‘I am a Troll’ van journalist Swati Chaturvedi graaft diep in de wereld van het digitale leger van de heersende hindoenationalistische partij BJP. Dit digitale leger verspreidt haat op de sociale media. Na het sectair geweld in Gujarat in 2002 beseft de BJP maar al te goed dat ze de perceptie van de middenklasse niet kon veranderen via de gevestigde media. Delen van die media waren erg kritisch over de rol van Modi in het bloedbad. De BJP richtte zich nadien sterk op de sociale media. Van de 56 miljoen tweets die tijdens de laatste verkiezingscampagne werden verstuurd, hadden 20% of 11,1 miljoen tweets het over Modi. Andere partijen kwamen nog niet in de buurt hiervan. Het wijst op het belang dat de BJP geeft aan aanwezigheid op sociale media. Heel wat activisten kunnen vanuit eerste bron getuigen over hindoenationalistische trollen op sociale media. Tot hiertoe ontkende de BJP alle banden met deze soms bijzonder haatdragende elementen op het internet. Het boek van Chaturvedi probeert aan te tonen hoe de haatpropaganda wel degelijk georganiseerd is. Zo zijn er enkele interviews met trollen op Twitter die opscheppen over hun ‘verwezenlijkingen’ en er is ook een getuigenis van Sadhvi Khosla, een voormalig lid van de IT-afdeling van de BJP.
Sadhvi Khosla is een software specialist en ondernemer. Zij was bijzonder kwaad op de vorige regering en wilde een sterke leider. Ze kreeg in 2013 een persoonlijke uitnodiging van Modi om deel te worden van de IT-afdeling van de partij. Khosla schoof alles opzij om als vrijwilliger aan die IT-afdeling deel te nemen in het ‘National Digital Operations Center’ (NDOC). Daar zag ze de realiteit van hoe haatcampagnes georganiseerd werden. Het enige agendapunt was om aanhangers van Congress te trollen en belachelijk te maken. Een kerngroep van 50 vrijwilligers werkte in het IT-hoofdkwartier van de BJP en kreeg dagelijks instructies van Arvind Gupta, de verantwoordelijke van NDOC. Er werden instructies gegeven zonder dat er vragen konden gesteld werden. Elke dag werden er nieuwe vijanden van Modi geïdentificeerd. Daarop kregen betaalde trollen instructies over wat ze moesten tweetten en wanneer ze dit moesten doen waardoor Twitter soms overspoeld werd met haatberichten. Sommige van deze trollen scheppen op over hun connectie met Modi, ze plaatsen foto’s van zichzelf met Modi en sommigen worden ook gevolgd door de Twitter-account van Modi. Als trollen geblokkeerd worden wegens haatberichten, springen zelfs BJP-ministers bij in Twitter-campagnes om de accounts te deblokkeren. Zo speelde minister Giriraj Singh een actieve rol in de campagne om de account van trol Mahaveer gedeblokkeerd te krijgen.
Sadhvi Khosla besefte dat dit niet was wat zij voor ogen had. Zelfs de Twitter-campagne tegen Aamir Khan die het aandurfde om te spreken over de groeiende onveiligheid voor minderheden, blijkt georganiseerd te zijn door de NDOC. Deze campagne is op een bedrijfsmatige wijze gevoerd. Tussen de verkiezingen van 2014 en 2016 plaatste Khosla ongeveer 6.000 keer over het drugsprobleem in Punjab. Modi, die haar volgde op Twitter, werd in berichten getagd. Maar er kwam geen antwoord. Khosla verliet de IT-afdeling gedesillusioneerd.
Er zijn voorbeelden van massaprotesten, zoals in Tamil Nadu na het verbod op Jallikattu, waarbij tegen de centrale regering werd ingegaan. Maar er is evengoed het voorbeeld van grootschalig sectair geweld in Muzzafarnagar, waar eveneens sociale media werd ingezet. Technologie op zich kan geen progressieve rol in de samenleving spelen. We moeten de vraag stellen wie de technologie controleert. Vandaag is de technologie in handen van de grote bedrijven en de rijke heersende klasse. Reactionaire organisaties zoals de BJP en de RSS slagen erin om sociale media naar hun hand te zetten en een valse realiteit te creëren waarin hindoes steeds aangevallen worden. Daarmee wordt het bewustzijn van een aanzienlijk deel van de bevolking gemanipuleerd. Zelfs Facebook-pagina’s die seculier en apolitiek lijken, propageren soms op subtiele wijze de RSS-agenda. Bedrijven voeren bovendien campagne voor plannen als “gratis basiszaken” waarbij de toegang tot informatie op het internet beperkt wordt. Bedrijven willen immers beslissen welke informatie de mensen bereikt en welke niet.
We kunnen de argumenten van een individu op sociale media betwisten, maar ze blijven ondertussen rondgaan en met een georganiseerde campagne kunnen ze een brede laag bereiken. Georganiseerde haatpropaganda, zoals die van de rechterzijde, kan enkel beantwoord worden door een georganiseerde arbeidersklasse op het terrein zelf.