Marokko: repressie kan sociale mobilisaties niet breken

Op 28 oktober 2016 werd de vishandelaar Mohsen Fikri vermoord in Al Hoceima, in de regio Rif in het noorden van Marokko. Dat gebeurde na een politiecontrole. De verschrikkelijke beelden van zijn dood werden verspreid en zorgden voor een grote woede. Het leidde tot een van de grootste protestbewegingen in Marokko sinds de beweging van 20 februari 2011. De mobilisaties bleven aanhouden en er kwam een begin van structuur rond ‘Hirak” (de beweging). De meest gekende woordvoerder ervan, Nasser Zefzafi, werd afgelopen zondag opgepakt onder het mom dat hij de preek van een imam in een moskee in Al Hoceima had verstoord.

Er waren spontane solidariteitsbetogingen in de stad, maar ook elders in Marokko. Zo waren er ook betogingen in Casablanca en Rabat. Na de betogingen van afgelopen zaterdag in Al Hoceima had de procureur-des-konings aangekondigd dat 22 militanten van Hirak gearresteerd waren. Andere bronnen hebben het over 70 mensen die opgepakt werden voor ‘misdrijven’ zoals ‘bedreigen van de interne veiligheid van de staat’ of nog ‘beledigen van de symbolen van het land.’ De betogingen gingen zondag gewoon verder, onder meer met de slogan: “Pak ons allemaal op, we zijn allemaal activisten.”

In een video, die onder meer op AJ+ circuleert, legt een betoger uit: “Al Hoceima is belegerd, zowel op de grond als in de lucht. De repressiekrachten vallen huizen binnen en verplichten mensen om te vertrekken, een beetje zoals in Tel Aviv of in Gaza.” Het regime weet niet hoe het de sociale beweging kan stoppen. Deze beweging begon al in oktober vorig jaar en kende een nieuw hoogtepunt met de algemene staking en de monsterbetoging van 18 mei. Daarom doet het regime nu beroep op harde repressie, waarbij het bijzondere statuut van de provincie van Al Hoceima wordt gebruikt. De regio kent sinds de opstand van 1958-59 een militair regime uit angst voor een opstandige beweging die zich kan uitbreiden in de hele Rif.

De heersende elite vreest dat de woede verder gaat en dat het voorbeeld van Al Hoceima zich als een olievlek verspreidt. Een gematigde activist, Mohamed Alami Berrada, stelde op 29 mei op de website Média24: “In Casablanca, waar ik woon, merk ik al wekenlang dat het ongenoegen toeneemt. Ik hoor het in taxi’s en op café, maar ook bij de middenklasse die gevangen zit tussen kredieten, familiale lasten, onderwijs, medische kosten en inkomens die niet volgen. (…) De Riffijnen zijn de eersten die nu reageren. Maar ik ben er bijna zeker van dat, indien er op korte termijn geen verbetering komt, er overal Zefzafi’s zullen opstaan in alle stedelijke centra die getroffen worden door werkloosheid. Nasser Zefzafi kan daarbij wel eens een van de zachtere figuren zijn…” Hij voegde er volgend cijfer aan toe: “Elk jaar komen 300.000 jongeren op de arbeidsmarkt, terwijl er gemiddeld slechts 30.000 jobs per jaar bijkomen. Dit betekent 270.000 jongeren zonder werk, elk jaar opnieuw. Reken maar eens uit hoeveel dat er zijn na 10 jaar.”

De beweging opbouwen

Sinds de spontane mobilisaties van oktober 2016 is de beweging zich gaan structureren en is het eisenplatform verder uitgewerkt. De beweging Hirak eist een onderzoek naar het overlijden van de jonge vishandelaar Mouhcine Fikri waarbij de rol van alle betrokkenen wordt onderzocht en waarbij er op korte termijn resultaten van het onderzoek bekend gemaakt worden. De beweging wil ook duidelijkheid over de dood van vijf personen in een agentschap van de Volksbank na de betogingen van 20 februari 2011. Verder eist Hirak de vrijlating van alle politieke gevangenen in de Rif, de stopzetting van de vervolging van de kleine cannabistelers in de regio en de afschaffing van de Dahir van 1958 waarmee Al Hoceima een militaire zone werd.

De militanten van Hirak spreken zich eveneens uit tegen de “economische blokkade” waar de regio het slachtoffer van is, de “veralgemeende corruptie” en de “machtige lobby’s die parasiteren” op de sector van de visvangst of de landbouw, terwijl de kleine vissers werken zonder de minste sociale bescherming. Ze eisen de bouw van een multidisciplinaire universiteit en onderwijsinstellingen, de uitbreiding van de bestaande scholen en hogescholen, de opening van nieuwe technische en wetenschappelijke richtingen in die scholen, … Wat de gezondheidszorg betreft, eisen de activisten de bouw van een ziekenhuis en medische posten die voor iedereen bereikbaar zijn. Ook eisen ze de bouw van een centrum voor mensen met een beperking.

De beweging wil dat er een provinciale bibliotheek komt, een cultureel centrum, een theater, een conservatorium en dat het project van een Rif-museum eindelijk afgewerkt wordt. Hirak beschuldigt de administratieve overheden van corruptie en banden met immobiliëngroepen. De beweging eist de onmiddellijke stopzetting van “onrechtvaardige onteigeningen in naam van het algemeen belang” en van de “opeising van collectieve gronden.” Andere eisen hebben het over de recrutering van mensen uit de regio in de lokale publieke diensten en voor de aanvaarding van het Amazigh als lokale administratieve taal.

Heel het regime moet weg

De meeste eisen vormen antwoorden op de problemen die in heel het land gevoeld worden. Deze eisen kunnen elders opgenomen worden om een sterke sociale beweging uit te bouwen die vermijdt dat de strijd regionaal geïsoleerd wordt en waarmee een actieve steun onder de massa’s in de rest van het land kan gezocht worden. De betogingen die al plaatsvonden in stedelijke centra als Rabat en Casablanca in oktober vorig jaar of afgelopen weekend tonen het potentieel. Deze acties tonen dat de bekommernissen de culturele en etnische verschillen overstijgen. Het regime wil die verschillen uitspelen om het sociaal verzet te verzwakken.

Het eisenplatform van Hirak biedt een basis voor discussie en kan verder uitgebreid worden met eisen zoals de herinvoering van subsidies op basisproducten (kookgas, brandstof, bloem, suiker, …) of nog de invoering van een degelijk minimumloon. Met de organisatie van democratische strijdcomités in heel het land, kunnen deze eisen verder verfijnd worden zodat de werkende en arme massa’s van heel het land makkelijker betrokken raken. De organisatie van dergelijke democratische comités zou het voor de politiediensten moeilijker maken om tot repressie over te gaan. Het zou tevens nuttig zijn om met deze comités het verzet en de verdediging van de beweging te organiseren.

Zoals we schreven in een artikel vlak na de moord van Mohsen Fikri: “Het vestigen van lokale strijdcomités in de bedrijven en de wijken zou een ideaal terrein opleveren om de discussie over een eisenplatform te voeren om de beweging te versterken, ook op vlak van organisatie en strategie om een einde te maken aan het despotische regime van Mohammed VI. Het zou kunnen leiden tot een revolutionaire grondwetgevende vergadering van democratisch verkozen vertegenwoordigers van de strijdcomités. De beweging die in 2011 in de hele regio ontwikkelde toonde hoe een proces van strijd heel snel naar het internationale toneel overslaat. In die periode werden de reactionaire islamistische bewegingen sterk teruggedrongen, ze werden verlamd door de eenmakende acties van de massa’s.

“Maar we moeten uiteraard ook lessen trekken uit de beweging die destijds tot een impasse leidde waardoor het initiatief overgelaten werd aan reactionaire imperialisten, lokale despoten of reactionaire islamisten. De sociale beweging mag niet stoppen als er slechts een leidinggevende figuur van het toneel is verdwenen: het volledige kapitalistische systeem moet weg. Enkel de democratische collectivisatie van de voornaamste hefbomen van de economie kan leiden tot een democratisch geplande economie waarin de behoeften van de bevolking centraal staan. Dat is iets totaal anders dan de plannen van het huidige regime die enkel leiden tot een verrijking van de omgeving van de machthebbers. Het is ook enkel op deze basis dat het mogelijk zal zijn om tot een harmonieuze oplossing te komen voor de nationale kwestie en de onderdrukking van de Amazighs, een oplossing op basis van het recht op zelfbeschikking en op basis van solidariteit.”

De recente algemene staking in de regio Tataouine in Tunesië toonde het ook nog aan: de omstandigheden die aanleiding gaven tot de massale opstanden en het proces van revolutie en contrarevolutie in de regio vanaf 2011 zijn er nog altijd.

Wij zijn allemaal Mohsen Fikri! Neen aan de repressie! Neen aan de onstrafbaarheid! Raak niet aan de individuele vrijheden! Weg met de sociale en culturele onderdrukking! Algemene staking! Heel het regime moet weg! Tegen de ‘Hogra’, de macht aan de werkenden!

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie