Kapitalisme: Een systeem van crisis

HET KAPITALISME wordt vandaag door de traditionele partijen, de grote media en het officiële onderwijs voorgesteld als het enige werkbare systeem. Nochtans leeft – volgens de cijfers van de Wereldbank – de helft van de wereldbevolking in armoede: bijna 3 miljard mensen. Dit is, zoals linkse economisten hebben aangetoond, nog een onderschatting. De Wereldbank – gefinancierd door de grootmachten – houdt zelf de mythe in stand dat de vrije markt ons uiteindelijk vooruithelpt.

Peter Delsing

In de werkelijkheid ging die constructie zonder veel omwegen tegen de vlakte. Het kapitalisme is een systeem van groeiende tegenstellingen tussen rijk en arm, erger wordende economische crisissen en ecologische rampen. De 500 rijksten van deze planeet bezitten evenveel als de armste helft van de wereldbevolking.

Onze lonen worden aangetast

In de jaren ’50 en ’60 kon in veel arbeidersgezinnen nog dikwijls één kostwinner volstaan om een zekere levensstandaard te bekomen. Vrouwen werden, in de burgerlijke logica, geacht onbetaalde thuisarbeid te verrichten, met de zorg voor de kinderen. Hoeveel gezinnen kunnen er vandaag nog rondkomen met maar 1 inkomen?

De periode vlak na de Tweede Wereldoorlog was er een van sterke economische groei: door de nood van een heropbouw was er opnieuw ruimte voor investeringen en een tijdelijke opgang van de wereldeconomie. Het was ook een periode van stijgende lonen, zeker in de jaren ’60. Door de krapte op de arbeidsmarkt en de druk van de arbeidersbeweging moesten de bazen een aantal toegevingen doen. Ook de aanwezigheid van een schijnbaar alternatief – het stalinisme (hoewel een hopeloze karikatuur van socialisme) – speelde hierin een rol.

Sinds het uitbreken van de crisis midden jaren ’70 en de overgang naar een neoliberale afbraakpolitiek begin jaren ’80 werd de koopkracht van de werkenden stelselmatig ondermijnd. De reële lonen daalden in België de afgelopen 25 jaar, onder meer door een nietaanpassing aan de stijgende prijzen. Er waren 3 index-sprongen in de jaren ’80.

Onze lonen werden gedrukt door de aanvallen van de bazen, die niet werden beantwoord door de bureaucratische vakbondsleiding. Dit was een algemeen fenomeen in de ontwikkelde kapitalistische wereld. In de VS daalden de reële lonen tussen ’72 en ’99 met maar liefst 14%.

De werkzekerheid werd in de jaren ’90, na de val van het stalinisme en het naar rechts opschuiven van de sociaal-democratische en vakbondsleiders, meer en meer ondermijnd. De grote meerderheid van de jobs die er toen bijkwamen, waren niet meer voltijdse jobs van onbepaalde duur, maar slechter betaalde, deeltijdse of tijdelijke jobs. De bazen willen vandaag aanwerven wanneer de productie aantrekt en de arbeiders gemakkelijker buitengooien wanneer de crisis opnieuw verscherpt.

Uitkeringen voor werkloosheid, pensioenen, ziekte,… zijn niet gegarandeerd

Het neo-liberaal beleid betekende niet alleen een achteruitgang voor de loontrekkende delen van de arbeidersklasse, ook op de sociale uitkering werd er fel gesnoeid. Volgens het Planbureau bedroeg een werkloosheidsuitkering in 1980 gemiddeld 42% van een gemiddeld loon, in 2003 was dat nog maar 28%! Een invaliditeitsuitkering viel terug van 44% naar 33%. Ook de pensioenen waren niet welvaartsvast (gekoppeld aan de lonen) en verloren aan koopkracht.

Massale werkloosheid door overproductie

De algemene politiek van afbraak van onze rechten is het gevolg van de structurele overproductie die onvermijdelijk is onder het kapitalisme. In een vrije markt, gebaseerd op uitbuiting of het toeëigenen van meerwaarde door de kapitalisten, kunnen op een bepaald moment de loontrekkenden niet meer het volledige product opkopen dat ze zelf voortbrengen. De kapitalisten zelf kunnen veel meer zaken kopen, maar niet alle auto’s, voedsel, huizen, kleding, koelkasten, etc. die door de arbeiders teveel worden geproduceerd. "Teveel" voor de markt, niet voor de behoeften.

Bovendien trekken de patroons door noodzakelijke investeringen in nieuwe technologie en machines – onder druk van de concurrentie – steeds meer rijkdom uit de maatschappij. De winsten van de kapitalisten zijn echter fundamenteel een gevolg van de onbetaalde arbeid van de arbeiders. Nieuwe machines worden uiteindelijk door de concurrentie ook aangekocht. Dit gegeven – het meer uitgeven aan machines dan aan nieuwe arbeiders die meerwaarde voortbrengen – ondermijnt de winst op elke euro die aanvankelijk in de productie werd gestoken. Begin jaren ’70 zette ook de golf van arbeidersstrijd een stevige druk op de winsten. De overproductiecrisis zat er echter hoedanook al aan te komen.

Wat doen de kapitalisten als ze niet meer al hun producten kwijtgeraken en de winsten dalen? Ze proberen hun winsten te herstellen door arbeiders te ontslaan en de rest harder te laten werken. Ze drukken de lonen en schreeuwen dat de loonkost – waar onze sociale zekerheid deel van uitmaakt (en waarvoor wij hebben gewerkt) – te hoog is. De Belgische regering is al sinds de jaren ’80 bezig met voortdurende verlagingen van de "patronale bijdragen" – alsof zij die middelen hebben gecreëerd… – aan de sociale zekerheid.

Dit moest de winsten van de patroons op peil houden, maar heeft op geen enkele manier voor meer jobs gezorgd. Volgens statistieken van de RVA is vandaag bijna 17% van de actieve bevolking op een of andere manier afhankelijk van een uitkering voor werkloosheid. Begin jaren ’70 was dat 2%. Daar zitten bovendien nog niet alle geschorste werklozen in – voornamelijk vrouwen – uit de jaren ’90. Het houdt ook geen rekening met de ondertewerkstelling die veel deeltijds werkenden ondergaan.

Het probleem met de maatregelen die de kapitalisten of hun regeringen nemen om de winsten te herstellen – massale ontslagen, het drukken van de lonen en uitkeringen, het verhogen van de werkdruk en productiviteit – is dat ze net het aanvankelijke probleem verergeren: de kloof tussen de productie en de koopkracht van de bevolking wordt nog groter. Tijdelijk kan er weer wat groei worden gecreëerd, maar periodes van groei worden zwakker en periodes van crisis dieper. De VS kent vandaag het traagste economische herstel sinds de Tweede Wereldoorlog. Ze hebben nog nooit zo lang op nieuwe jobs moeten wachten tijdens een zogenaamde "herleving". De technologie en productieve mogelijkheden botsen op de beperkingen van de kapitalistische markt.

De vorming van immense bergen van overheidsschulden – een wereldwijd fenomeen – zowel als schulden bij gezinnen en bedrijven heeft een belangrijke rol gespeeld, sinds midden jaren ’70, om de crisis zoveel mogelijk voor zich uit te duwen. Dit moest de kloof tussen productie en consumptie verkleinen. Schulden moeten echter worden afbetaald, anders wordt het hele systeem ondermijnd. Het gevolg is een neerwaartse spiraal van erger wordende crisissen, onoplosbaar zolang het privé-bezit van de grote bedrijven blijft bestaan.

HOE EEN TEGENMACHT UITBOUWEN?

De klassenstrijd – de strijd voor een beter leven van de loontrekkenden en hun gezinnen tegen de kapitalisten en grote aandeelhouders – is een natuurlijk product van de kapitalistische economie. Het is ook de enige weg vooruit voor de meerderheid van de bevolking.

Arbeiders zullen teruggrijpen naar hun klassieke instrumenten – zoals de vakbonden – om hun belangen te verdedigen. De vroegere arbeiderspartijen – de sociaal-democratie van SP.a en PS – zijn echter van karakter veranderd. Hier zag je niet alleen een verrechtsing, zoals bij de vakbondsleiding. Er was sprake van een regelrechte leegloop van deze partijen. Arbeiders zien SP.a en PS niet meer als een actief instrument om hun belangen te verdedigen. Als er vandaag massale strijd ontwikkelt zal zich dat eerder uitdrukken tegen en langs deze partijen heen. Niet meer doorheen de ontwikkeling van brede linkerzijdes en een reële arbeidersoppositie binnen sociaal-democratie. De historische band tussen de arbeidersklasse en deze partijen is fundamenteel ondermijnd door een langdurige periode van verraad en deelname aan het afbraakbeleid, het bijna volledig uitgeholde karakter van deze partijen en de onmogelijkheid voor arbeiders om nog een reële invloed uit te oefenen binnen hun structuren. Niets wijst erop dat daar nog verandering in zou komen.

Daarom komt LSP vandaag op voor de idee van een nieuwe arbeiderspartij. Zoals de ervaring in andere landen – Italië met de RC, Nederland met SP, etc. – aantoont is het bestaan op zich van zo’n partij, of het embryo ervan, geen garantie. Daarom vecht de LSP tegelijkertijd voor een revolutionair-socialistisch programma binnen zo’n nieuwe arbeiderspartijen. We zouden er als marxistische stroming in tussenkomen om de strijd voor een socialistische wereldpartij, met massale invloed onder de arbeidersklasse, te versnellen en zo de maatschappij op een hoger niveau te tillen.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie