Marokko. Massaal protest na moord op vishandelaar

Solidariteitsbijeenkomst in Brussel: zaterdag om 17u op het Muntplein

Afgelopen vrijdagavond 28 oktober werd de vishandelaar Mohcine Fikri vermoord in Al Hoceima, in de regio Rif. Dit gebeurde na een politiecontrole. De vreselijke beelden van zijn dood werden online verspreid en hebben intense emoties teweeg gebracht. Zijn lichaam werd volledig vermalen. Het leidde tot een van de grootste protestbewegingen in het land sinds de beweging van 20 februari 2011.

Mouhcine Fikri was 31 jaar jong. Hij verkocht vis om de eindjes aan elkaar te knopen, maar werd het slachtoffer van een controle door de gerechtelijke politie en de nationale controlediensten rond de visvangst. Op hun bevel werden zijn waren in beslag genomen en in een afvalwagen gegooid nadat een PV was opgesteld. De arme verkoper had enkel die vis om zijn gezin te laten overleven. Hij probeerde de vis te recupereren door op de afvalwagen te kruipen. Volgens getuigen gaf de politie bevel aan de chauffeur van de afvalwagen om het mechanisme in werking te stellen. Mouhcine kwam zo om het leven.

Er was op zondag 30 oktober een  rouwplechtigheid in Imzouren, de geboortestad van Mouhcine Fikri. Daar waren duizenden woedende mensen bijeengekomen. De arbeiders van de haven van Al Hoceima gingen die dag in staking om te protesteren tegen deze moord die symptomatisch is voor de houding van de autoriteiten tegenover de bevolking. Onder de slogans onder meer: “Vermaal ons of respecteer ons”, “Stop de Hogra” (‘Hogra’ betekent misprijzen, maar de term wordt ook gebruikt voor de willekeur van officiële beslissingen en misbruik door de autoriteiten).

Maandagavond waren er kleinere betogingen in Al-Hoceima, tegelijk ontstond er ook protest in andere steden zoals de hoofdstad Rabat, Casablanca, Marrakech, Oujda (in het oosten) en Settat (in het centrum). Zelfs in enkele kleine dorpen waren er acties. In Rabat waren er meer dan duizend mensen op een betoging die riepen: “We zijn allemaal Mouhcine”. Er waren ook pancartes met de slogan: “Welkom op COP22, hier worden mensen vermalen.” Marrakech is momenteel de gaststad van een VN-conferentie over klimaatverandering, de COP22. Heel wat slogans waren tegen de monarchie gericht, wat opmerkelijk is in Marokko. De mobilisaties worden doorgezet en er komt een nationale actiedag.

Een déjà-vu?

De tragische gebeurtenissen in Marokko doen natuurlijk direct denken aan de gewelddadige dood van Mohammed Bouazizi, een jonge straatverkoper die in Tunesië eind 2010 de dood vond waarna protestacties de aanzet vormden voor de golf van revoluties en contrarevoluties in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. De enorme repressie door de regimes van Ben Ali in Tunesië of Moebarak in Egypte heeft toen de heerschappij van deze dictators niet kunnen redden.

Het regime van de ‘Maghzen’ (term die gebruikt wordt voor de kliek rond de koning) neemt een veel gevoeliger benadering aan. Het weet dat repressie op zich niet zal volstaan om de acties te stoppen. Koning Mohamed VI heeft openlijk van de minister van binnenlandse zaken geëist dat hij naar de familie van het slachtoffer zou gaan om “de condoleances en het medeleven van de koning” over te maken. Tegelijk werd aangekondigd dat er bevel was gegeven tot een “grondig en diepgaand onderzoek en tot vervolging van al wie verantwoordelijkheid droeg voor het incident.”

In 2011, toen de beweging van 20 februari tienduizenden mensen op straat kwam, reageerde het regime reeds met de belofte van een nieuwe grondwet en vervroegde verkiezingen. Ondanks de nieuwe grondwet en vele andere beloften, is er niets fundamenteel veranderd in Marokko inzake het recht op vrije meningsuiting, individuele en culturele vrijheden of syndicale en sociale rechten en vrijheden. Het is niet in het belang van het regime om die rechten en vrijheden in de praktijk te erkennen. Ook de westerse machten hebben daar geen belang bij: hun bedrijven willen profiteren van de goedkope en volgzame arbeidskrachten in Marokko.

Mensenrechtenorganisaties bevestigen dat meer dan 300 mensen wegens politieke redenen gevangen gezet zijn sinds 2011 waarbij de arrestatie werd ingekleurd met valse beschuldigingen van gemeen recht. Sociale bewegingen worden nog steeds gecriminaliseerd. De cultuur en taal van de Amazigh (Berbers) worden nog steeds aan de kant geschoven, ook al werden die erkend door de grondwet van 2011. Er is een sterke achteruitgang van het onderwijs. De wetten die de Amazigh taal in het actieve leven moeten integreren, zijn nog steeds niet gestemd.

Een steeds moeilijker sociaaleconomische context

Als er iets veranderd is sinds 2011, dan is het vooral de economische situatie. Die was voor de brede lagen van de bevolking al weinig rooskleurig in die tijd, maar de afgelopen vijf jaar is het steeds verder achteruit gegaan. Het jaar 2016 dreigt het slechtste in 20 jaar te zijn. Volgens internationale studies komen er jaarlijk 200.000 tot 250.000 nieuwe werkzoekenden op de arbeidsmarkt. Enkel al om die toestroom op te vangen, zou Marokko een economische groei van minstens 7% per jaar moeten kennen. Maar de groei in 2016 zal slechts ongeveer 1% bedragen. Tegelijk tonen schandalen van belastingontduiking zoals de Panama Papers of Swissleaks aan dat de koning en zijn omgeving over buitenlandse rekeningen en constructies beschikken.

De vervroegde verkiezingen van 2011 werden gekenmerkt door een lage opkomst. Veel mensen beseften dat de verkiezingen slechts een rookgordijn waren. Tegelijk was er een opmars van de islamistische Partij voor Gerechtigheid en Ontwikkeling (PJD). De nieuwe premier Benkirane voerde campagne met de belofte van een economische groei van jaarlijks minstens 6%. Bij de laatste verkiezingen vorige maand bedroeg de opkomst volgens de officiële cijfers 43%. De wanhoop is diepgaand. Dat werd op 2 november nog aangetoond toen een werkloze zich voor de prefectuur van Laâyoune-Sakia Al Hamra in brand stak.

Een perspectief van collectief verzet

Het afgelopen jaar ontbrak het niet aan sociale bewegingen. De strijd bereikt een nieuwe fase met onder meer twee algemene stakingen dit jaar: in februari en in mei. Vooral in de publieke sector gaat het personeel in het offensief, met onder meer de gezondheidszorg en het onderwijs die vooraan staan. Deze acties kunnen de volledige samenleving achter zich krijgen, er is immers een groot ongenoegen omwille van de grote luxe van het regime terwijl miljoenen Marokkanen in ellendige omstandigheden proberen te overleven.

Op dit ogenblik zijn de acties erg sterk in de stad Al-Hoceima, een stad die centraal stond in de revolte tegen de Spaanse kolonisatoren in de jaren 1920 en waar in 1958 een volksopstand plaatsvond. De regio Rif werd al verwaarloosd onder het bewind van Hassan II, de vader van de huidige koning. De regio kent dan ook een moeilijke verhouding tot de centrale macht. Het was ook een van de bastions van de beweging van 20 februari 2011.

Het komt er vandaag op aan om te vermijden dat de strijd regionaal geïsoleerd wordt. Er moet steun gezocht worden onder de massa’s in de rest van het land. Er waren al betogingen in grote steden zoals Rabat en Casablanca. Dit toont het potentieel en het geeft aan dat het ongenoegen de culturele en etnische verschillen overstijgen. De machthebbers proberen die verschillen steeds uit te spelen met het aloude principe van “verdeel en heers.”

Een oproep tot een nieuwe algemene staking zou de woede kunnen verenigen in een eengemaakte strijd die opkomt voor een echt onderzoek naar de gebeurtenissen. Dit veronderstelt een onderzoek waarin vertegenwoordigers van de werkenden en mensenrechtenorganisaties betrokken worden, wat in de onderzoeken na overlijdens in 2011 bijvoorbeeld niet het geval was: toen werden de onderzoeken volledig geleid door het regime zodat er niets uitkwam. Verder moet ook opgekomen worden voor de vrijlating van de politieke gevangenen, de herinvoering van de subsidies voor basisproducten (gas, brandstof, bloem, suiker, …), de invoering van een degelijk minimumloon, een massaal plan van investeringen om de sociale tekorten aan te pakken, onderwijs en gezondheidszorg die gratis en toegankelijk zijn, …

Het vestigen van lokale strijdcomités in de bedrijven en de wijken zou een ideaal terrein opleveren om de discussie over een eisenplatform te voeren om de beweging te versterken, ook op vlak van organisatie en strategie om een einde te maken aan het despotische regime van Mohammed VI. Het zou kunnen leiden tot een revolutionaire grondwetgevende vergadering van democratisch verkozen vertegenwoordigers van de strijdcomités. De beweging die in 2011 in de hele regio ontwikkelde toonde hoe een proces van strijd heel snel naar het internationale toneel overslaat. In die periode werden de reactionaire islamistische bewegingen sterk teruggedrongen, ze werden verlamd door de eenmakende acties van de massa’s.

Maar we moeten uiteraard ook lessen trekken uit de beweging die destijds tot een impasse leidde waardoor het initiatief overgelaten werd aan reactionaire imperialisten, lokale despoten of reactionaire islamisten. De sociale beweging mag niet stoppen als er slechts een leidinggevende figuur van het toneel is verdwenen: het volledige kapitalistische systeem moet weg. Enkel de democratische collectivisatie van de voornaamste hefbomen van de economie kan leiden tot een democratisch geplande economie waarin de behoeften van de bevolking centraal staan. Dat is iets totaal anders dan de plannen van het huidige regime die enkel leiden tot een verrijking van de omgeving van de machthebbers. Het is ook enkel op deze basis dat het mogelijk zal zijn om tot een harmonieuze oplossing te komen voor de nationale kwestie en de onderdrukking van de Amazighs, een oplossing op basis van het recht op zelfbeschikking en op basis van solidariteit.

 

>> Solidariteitsbijeenkomst: evenementspagina op Facebook

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie