Belgische staking van 1936: hoe links zich kan opbouwen in bewegingen

We publiceerden eerder al een artikel waarin de algemene staking van 1936 kort geschetst werd, vooral vanuit het oogpunt van het afdwingen van het betaald verlof. We gingen ook in op de internationale context van dat revolutiejaar 1936 met onder meer de Spaanse revolutie en de Franse stakingsbeweging. Een belangrijk onderdeel van de Belgische algemene staking van 1936 kwam nog niet aan bod in ons eerder gepubliceerd artikel: de opbouw van een politiek alternatief doorheen de staking.

De stakingsbeweging van 1936 leidde niet alleen tot belangrijke sociale verworvenheden in ons land, het bracht ook een discussie over politieke alternatieven teweeg. De sociaaldemocratie zat in de regering voor de verkiezingen van mei 1936 en wilde ook in de volgende regering postjes opnemen. De sociaaldemocratie ging dan ook op de rem staan, bevriende vakbondsleiders deden hetzelfde en zagen hierdoor de beweging steeds meer aan hun controle ontglippen met een groeiende invloed van linkse militanten, waaronder leden van de Communistische Partij maar ook anderen.

De Communistische Partij in België (KPB) stond na de splitsing van 1928 – toen allerhande manoeuvres nodig waren om te vermijden dat de trotskistische strekking een meerderheid kon behouden – erg zwak met een paar honderd leden. Dat aantal liep verder terug in de daaropvolgende jaren, zo had de KPB aan de vooravond van de stakingsbeweging van 1932 nog slechts een 20-tal actieve leden in Antwerpen. Op basis van de staking van 1932 groeide dat aantal aan en het syndicale gewicht van de communistische militanten werd groot in de aanloop naar de stakingsbeweging van 1936 waarin deze militanten een grote rol speelden.

De radicalisering in de jaren voor de staking van 1936 kwam vooral sterk naar voor binnen de Belgische Werkliedenpartij. Dit gebeurde niet zozeer bij de leiding ervan, maar wel aan de basis. Het ‘plan De Man’, een op zich beperkt programma van hervormingen via parlementaire weg, leidde tot een brede mobilisatie waarbij de hoop op verandering centraal stond. Trotski drong er bij de Belgische trotskisten op aan om een politieke kritiek op het Plan te brengen maar tegelijk “aan een zo breed mogelijke laag van arbeiders aan te tonen dat, voor zover de burgerij de verwezenlijking van het Plan poogt te dwarsbomen, wij hand in hand met hen zullen strijden om ze te helpen bij het doormaken van de ervaring. We zullen met hen alle moeilijkheden van de strijd delen, maar wat we niet zullen delen zijn de illusies die er aan verbonden zijn.” De kritiek op het Plan moest niet gericht zijn op het verhogen van de “passiviteit van de arbeiders” door er een “voorgewende theoretische rechtvaardiging” aan te geven, maar integendeel moest deze kritiek gericht zijn op het versterken van revolutionaire krachten.

Jammer genoeg was slechts een kleine groep van Belgische trotskisten in staat om de voorstellen van Trotski ook effectief in de praktijk om te zetten. Het geeft wel aan wat op grotere schaal mogelijk was geweest in onder meer Spanje indien daar gelijkaardige voorstellen van Trotski waren opgenomen. Trotski stelde voor om binnen de sociaaldemocratische BWP te werken om deel te zijn van het radicaliseringsproces en er richting aan te geven. Niet door de illusies van de leiding te delen, maar door een eenheidsfront aan de basis uit te bouwen. Een kleine groep Belgische trotskisten, voornamelijk in Charleroi georganiseerd, voerde deze tactiek uit en ging binnen de BWP werken. Er werd nauw samengewerkt met de linkse stroming ‘Action Socialiste’. Die stroming stond al snel onder druk om een keuze te maken tussen een revolutionaire koers of het aanvaarden van het kapitalisme. Onder meer Spaak maakte die laatste keuze en werd daar nadien voor beloond met ministerpostjes en na de Tweede Wereldoorlog zelfs met de functie van secretaris-generaal van de NAVO. Maar een ander aanzienlijk deel, onder leiding van Walter Dauge, vormde de ‘Action Socialiste Révolutionnaire’ die nadat ze uit de BWP gezet werd de Parti Socialiste Révolutionnaire vormde met weekblad ‘Lutte Ouvrière’. Deze groep was door de trotskisten overgewonnen waardoor ze met 800 leden uit de sociaaldemocratie kwamen en een reële inplanting en invloed hadden in Henegouwen. Zo haalde Dauge een meerderheid in de gemeenteraadsverkiezingen in Flénu, waarop de koning weigerde om hem als burgemeester aan te stellen.

De nederlaag in Spanje en het feit dat de Franse beweging niet verder ontwikkelde, zorgden ervoor dat de opgaande fase van klassenstrijd nog in 1936 zelf gestopt werd. Het leidde tot meer ruimte voor contrarevolutionaire ontwikkelingen. Zo is het geen toeval dat de Moskouse processen en de vervolging van elke mogelijke oppositiekracht in de Sovjet-Unie eveneens in 1936 van start gingen. Samen met de naderende oorlog maakte dit de consolidatie van de nieuwe trotskistische organisatie in België moeilijk, de bredere groep rond Dauge werd niet geïntegreerd in een revolutionaire stroming en verdween samen met de oorlog. Toch bleef de groep van Charleroi standhouden en een rol spelen in het overleven van het Belgische trotskisme.

De stakingsbeweging van 1936 toonde niet alleen hoe een spontane offensieve beweging tot overwinningen kan leiden met nieuwe sociale verworvenheden. Deze beweging zette ook de discussie over politieke alternatieven op de agenda. Niet alleen de stalinistische KPB kon daar gebruik van maken, ook al was het mee door het internationaal prestige van de Sovjet-Unie en het internationale gewicht van de stalinistische stroming vooral de KPB die kon groeien. Ook de kleine trotskistische krachten konden waar ze stoutmoedig inspeelden op radicalisering en massabewegingen zonder toe te geven op hun programmatorische vastberadenheid uitgroeien tot een factor van belang.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie