De opkomst van het kapitalisme en de positie van vrouwen

Waar komt het moderne westerse huwelijk vandaan? Waarom stond de wieg van de vrouwenemancipatie in West-Europa? En is het toeval dat het kapitalisme daar in dezelfde periode tot ontwikkeling kwam?

Recensie door Ron Blom, historicus

In ‘Vrouwen en de geboorte van het kapitalisme in West-Europa’ laten de onderzoekers Tine de Moor en Jan Luiten van Zanden zien dat er in de periode van 1200 tot 1500 fundamentele veranderingen in de verhoudingen tussen mannen en vrouwen optraden, in het bijzonder in de landen rond de Noordzee. De modernisering van het huwelijkspatroon, waarin de vrouwen een cruciale rol speelden, had grote gevolgen voor samenleving en economie. Het moderne huwelijk, gebaseerd op onderlinge affectie, op de min of meer vrije keuze van twee partners voor elkaar, werd toen voor grote delen van de bevolking de gangbare norm. De relatief ‘egalitaire’ verhoudingen binnen het Europese huwelijkspatroon waren een belangrijke voorwaarde voor de opkomst van het kapitalisme in West-Europa na 1500. Deze ontwikkelingen beïnvloeden tot de dag van vandaag de westerse samenleving. De auteurs geven in hun boek aan dat ze de verleiding hebben weerstaan om te veel aan te haken bij het zogeheten ‘hoofddoekjesdebat’. Historisch onderzoek naar de voorwaarden die verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van het moderne huwelijkspatroon kan het inzicht in de ondergeschikte positie van vrouwen in grote delen van de wereld aanscherpen.

De auteurs concluderen dat in het Noordzeegebied de lonen van vrouwen gedurende de late middeleeuwen relatief vrij hoog waren en dat ze op grote schaal toegang hadden tot de arbeidsmarkt. Ofschoon vrouwen nog steeds een achterstandssituatie hebben ten opzichte van mannen, was hun situatie enigszins vergelijkbaar met trends die we zagen in de twintigste eeuw: stijgende lonen en toegenomen arbeidsmarktparticipatie van vrouwen. Deze vormden de drijvende krachten achter het proces van emancipatie, dat we vooral zagen tijdens de twee Wereldoorlogen en tijdens de snelle economische groei na 1950. Dit leidde tegelijk met de opkomst van anticonceptiemiddelen tot een sterke daling van de huwelijksvruchtbaarheid. Wellicht gebeurde er na 1348 door de Zwarte Dood iets vergelijkbaars in het Noordzeegebied. De sterkte daling van de bevolking werd niet gevolgd door een herstellende geboortegolf, maar door een lange periode met lage geboorteaantallen.

De combinatie van de leer van de rooms-katholieke kerk, het erfrecht of meer in het algemeen het systeem van vermogensoverdrachten tussen generaties, de expansie van de arbeidsmarkt en ten slotte de pest en aanverwante epidemieën als katalysator van het proces. Er ontstond een uniek demografisch patroon, dat betrekkelijk egalitair was. De macht van ouders over hun kinderen en van mannen over vrouwen werd wellicht voor het eerst fundamenteel ingeperkt. De auteurs haken aan bij observaties van Montesquieu en Friedrich Engels met betrekking tot de grote mate van beslissingsbevoegdheid van kinderen in het Engelse huwelijkssyteem. Dit demografische patroon vond plaats tegen de achtergrond van de opkomst van ‘democratische’ instellingen als parlementen, stedelijk zelfbestuur door raden en gekozen vertegenwoordigers en gilden die bijvoorbeeld in de zuidelijke Nederlanden vaak een grote invloed kregen op het bestuur van stad en staten.

Het Europese huwelijkspatroon was goed aangepast aan de ontstane arbeidsmarkt, waarbij eenderde van de bevolking minstens gedeeltelijk afhankelijk werd van loonarbeid. Kredietverlening en sparen kwamen op. Het had ook lange termijngevolgen. Jongeren konden genieten van toegenomen investeringen in opleiding en scholing. Het Europese huwelijkspatroon met door de hoge huwelijksleeftijd een beperkt aantal kinderen per echtpaar was een reproductieve strategie gericht op kwaliteit in plaats van op kwantiteit.

De positie van ouderen werd ondergraven. Sparen voor de oude dag was een van de mogelijkheden om dit probleem te ondervangen. Het zou tegelijk leiden tot een sterke ontwikkeling van kapitaalmarkten in West-Europa in de late middeleeuwen. Voor de zieken, weduwen, wezen en ouderen ontstonden in de Lage Landen nieuwe instellingen. Alleenstaande vrouwen konden terecht in begijnhoven.

Toegenomen participatie op de arbeidsmarkten en stijgende investeringen in menselijk kapitaal zijn duidelijke relaties tussen de opkomst van het Europese huwelijkspatroon en het economische succes van het Noordzeegebied in de periode na 1600, dat toen het centrum vormde van het zich snel ontwikkelende kapitalisme.

De auteurs komen in het boeiende essay tot bovenstaande prikkelende conclusies. Het boek is doorspekt met historische vergelijkingen met China maar ook met analyses van Shakespeares beroemde ‘Romeo en Julia’ en wat die ons vertellen over huwelijk en ouderlijk gezag in het Italië van weleer. Verder historisch onderzoek zal wellicht leiden tot aanscherping of misschien zelfs verwerping van bepaalde uitgangspunten. De tijd zal het leren. Tegelijk zal verder onderzoek wellicht een bijdrage kunnen leveren aan het grote maatschappelijke debat over de positie van de vrouw in de westerse wereld en het minstens zo felle debat over haar positie in de niet-westerse wereld, in het bijzonder in die van de islam.

T. de Moor en J. L. van Zanden, ‘Vrouwen en de geboorte van het kapitalisme in west-Europa’, 125 p. 18,50 euro.
Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie