[LSP Congres] Over de Belgische economie

De productiviteit van de Belgische werknemers maakt dat ons land interessant is voor investeerders. Er wordt vaak gesproken over de concurrentiepositie in ons land, maar daarbij wordt doorgaans over de productiviteit gezwegen. Het maakt alleszins dat grote winsten worden geboekt in België.


België: Wel of niet aantrekkelijk voor investeerders?

De manier waarop de burgerlijke economen de Belgische economie analyseren verschilt niet veel van die waarop ze de internationale analyseren: ze spreken elkaar en zichzelf tegen. Deels heeft dat te maken met belangenverdediging en met propaganda. Onder de titel ‘België zakt voor investeerders’ citeert De Tijd in mei 2014 een “studie” van Ernst & Young (EY). Die peilde bij 200 internationale bedrijfsleiders naar hun perceptie van België als investeringsland. Hoe representatief dat is? Wie de studie bestelde? Daarover vernemen we niets. Wel dat de lonen te hoog zijn, dat er dringend geïnvesteerd moet worden in mobiliteitsinfrastructuur en dat de belastingsdruk voor bedrijven te hoog is. Net toen had busbouwer Van Hool besloten een deel van zijn standaardproductie te delokaliseren naar Macedonië en dus vroeg De Tijd aan Jan Jambon – toen nog oppositielid – om een reactie: “Natuurlijk kunnen we niet concurreren met landen als Macedonië, maar nu knijpen we alle goesting uit de ondernemers.”[87] We getroostten ons de moeite dat eens na te gaan: in 2014 bedroegen de buitenlandse investeringen in België 4,3miljard $ tegen een povere 127 miljoen $ in Macedonië.[88]

‘Buitenlands geld in België: 231 miljard weg in vijf jaar’, leest een alarmerende titel in De Morgen op 20 juni 2015.[89] Bij nader toezien is die kop gebaseerd op een rapport van de vrijdaggroep[90]: “de grote leegloop”[91].Tussen 2008 en 2013 namen de buitenlandse directe investeringen af met 231 miljard €, heet het daarin, een cijfer dat Eurostat bevestigt[92], maar de titel van het rapport is misleidend. Het klopt dat de voorraad directe buitenlandse investeringen (BDI) na 2008 met 295 miljard € naar beneden donderde, maar het niveau blijft wel buitengewoon hoog en bovendien neemt het sindsdien opnieuw jaarlijks toe met ruim 20 miljard. Wat was er gebeurd? Geen leegloop, maar niet meer dan een correctie. Cijfers van de wereldbank tonen dat de DBI in België in 2008 met een recordbedrag van 184 miljard $ toenamen: dat was evenveel als in China en zes keer zoveel als in Duitsland! Veel ervan was louter boekhouding om maximaal gebruik te maken van de notionele interestaftrek en andere fiscale gunsten. Nog in 2008 stuurde de fiscus daarom een rondzendbrief om één van de misbruiken van de notionele interestaftrek, het dubbelgebruik via moeder- en dochterondernemingen, tegen te gaan. Het resulteerde in een forse uitzuivering van de vertekende cijfers.[93]

België blijft zonder enige twijfel een zeer aantrekkelijk investeringsland. De geaccumuleerde voorraad aan buitenlandse investeringen bedraagt hier bijna 200% van het BBP, net zoals de voorraad aan Belgische investeringen in het buitenland trouwens. Uit een selectie van 22 ontwikkelde kapitalistische landen hebben op België na enkel Ierland en Nederland ook een voorraad aan buitenlandse directe investeringen van meer dan 100% van het BBP, maar in beide gevallen is de stroom aan uitgaande investeringen aanzienlijk groter dan die aan inkomende.[94] Uiteraard speelt de ligging daarin een rol en worden de cijfers vertekend door de overslagtrafiek van de Antwerpse haven, net zoals die in Nederland door die van de haven van Rotterdam. Fiscale maatregelen zoals de notionele interestaftrek bij ons en het feit dat in Nederland dividenden, royalties en rentebetalingen grotendeels zijn vrijgesteld, zorgen voor de passage van een kapitaalstroom die nauwelijks iets oplevert. Maar er is toch nog een andere factor die het succes van België als investeringsland verklaart: de enorme productiviteit van de arbeiders. Door alle propaganda heen moet EY trouwens erkennen dat het aantal buitenlandse investeringen in ons land in 2014 haar hoogste peil bereikte sinds 2005. Enkel 4 grote Europese landen, het VK (met de Londense City), Duitsland, Frankrijk en Spanje trokken meer investeringen aan.[95] Dat was in 2013 en in 2012 trouwens niet anders.[96]

De productiviteit van de Belgische werknemer

Zelfs het VBO kan niet anders dan de productiviteit van de werknemers in België erkennen, maar het doet dat op haar eigen manier. “Allereerst, recente cijfers tonen inderdaad aan dat Belgische bedrijven gemiddeld productiever zijn dan bedrijven in het buitenland. Volgens The Conference Board bedroeg de productiviteit van de Belgische economie in 2013 45,9 euro per uur, tegenover 45,2 euro in Nederland, 44,6 euro in Frankrijk en 43,2 euro in Duitsland. Ons land heeft deze voorsprong vooral opgebouwd tot ongeveer het midden van de jaren ’80 (zie grafiek). Daarna is deze echter geleidelijk gekrompen, met een versnelling vanaf het jaar 2000 (o.a. door het toenemend belang van de niet-marktsector in de tewerkstelling).”[97] Aldus het VBO. Wat bij The Conference Board nog ‘arbeidsproductiviteit per gewerkt uur’ heet, noemt het VBO ‘de productiviteit van de Belgische economie’. Nog volgens het VBO zijn niet de ‘Belgische werknemers’, maar de ‘Belgische bedrijven’gemiddeld productiever, en niet de ‘Belgische werknemers’maar ‘ons land’ heeft een voorsprong op (de collega’s in) de buurlanden.

Bovendien krimpt die voorsprong volgens het VBO en om dat kracht bij te zetten,voegt het in haar persmededeling een grafiek toe waarvan het suggereert dat die van The Conference Board zelf komt. In werkelijkheid gaat het om een eigen compilatie. We hebben dat eens nagerekend: het VBO heeft de cijfers bijgestuurd.[98] Al jaren behoren de Belgische werknemers tot de top-5 inzake productiviteit. Werknemers in Luxemburg en Noorwegen bezetten steeds plaats 1 en 2. Dat komt omdat in Luxemburg bijna evenveel grensarbeiders uit Duitsland, Frankrijk en België bijdragen aan het BBP als plaatselijke bewoners. Die worden in de berekening van het BBP per werknemer niet meegerekend in Luxemburg, maar in het land waar ze wonen; de opbrengst van hun arbeid wordt echter wel meegerekend bij Luxemburg. Door het gewicht van de oliesector, die overal tot de meest productieve sectoren behoort, staat ook Noorwegen telkens weer aan de top. Tot 1980 stond België na Nederland en de VS op plaats 5, vanaf 1980 haalde het de VS in en vanaf 1990 ook Nederland. Ook voor 2014 stond België op plaats drie voor de VS, Ierland en Nederland. Gemiddeld produceert een werknemer in België elk uur een waarde van 66,9 $ (ongeveer 10.700 $/maand).[99] Vooral de werknemers in grote industriële bedrijven en in sectoren als energie, chemie en farmacie trekken het gemiddelde op.

Maar het VBO volhardt: “Ten tweede moeten we verduidelijken wat we wel en niet onder een hoge productiviteit verstaan. Het betekent bijvoorbeeld niet dat Belgische werknemers gemiddeld ‘harder zouden werken’ dan werknemers in het buitenland. Veel cijfers spreken dit zelfs tegen. Bijvoorbeeld: in België bedraagt de gemiddelde arbeidsduur (inclusief deeltijdse werknemers) volgens de OESO 1.574 uur per jaar tegenover 1.765 uur voor de OESO in haar geheel. ”Wat het VBO onder ’productiviteit’ verstaat, is ons een raadsel. Wij houden het zoals iedere ernstige economist op de waarde die door één uur arbeid gemiddeld wordt toegevoegd aan goederen of diensten. Van de ‘veel’ cijfers die zouden tegenspreken dat de Belgische werknemers gemiddeld ‘harder werken’, haalt het VBO er maar één aan, en dat illustreert nu net het tegendeel. Als de werknemer in België gemiddeld immers 1.574 uur per jaar presteert, dan is dat voor collega’s in Nederland 1.381 uur, in Duitsland 1397 en in Frankrijk 1.479. Dat dit gemakkelijk na te pluizen is, weten ze bij het VBO ook wel en dus vermelden ze dat… in een voetnoot.

“Onze hoge productiviteit heeft dus niets te maken met het feit dat Belgische werknemers harder zouden werken, maar wel met het feit dat er om 1 euro welvaart in ons land te creëren, gewoonweg minder arbeid nodig is. De reden hiervoor is dat Belgische bedrijven, als gevolg van onze torenhoge loonkostenhandicap, sterker in de automatisering van hun productieproces hebben moeten investeren om competitief te blijven. Nagenoeg nergens anders ter wereld is de vervanging van mensen door machines daarom zo ver doorgedreven als bij ons.” De beste leugen omhult zich met een grond van waarheid. Het klopt dat bedrijfsleiders in België het met de arbeidersbeweging niet onder de markt hebben gehad. Meer dan elders hebben ze er bijgevolg de voorkeur aan gegeven de relatieve uitbuiting op te drijven door performantere machines te installeren, boven het aangaan van een confrontatie om de absolute uitbuiting op te drijven. We hebben de productiviteit van de Belgische werknemer dus vooral te danken aan de strijdbaarheid van die werknemer.

Het VBO, toch het verbond van Belgische ondernemingen, vertelt er echter niet bij dat het vooral buitenlandse ondernemingen waren die investeerden in automatisering in België. Denk maar aan de enorme BDI waarover we het enkele paragrafen geleden hadden. De Belgische ondernemingen daarentegen verkozen te beleggen in het buitenland, waar al die inspanningen in onderzoek en ontwikkeling niet hoefden, hetzij omdat ze zich inkochten in bestaande bedrijven, hetzij omdat ze gebruik maakten van goedkope arbeidskrachten in het buitenland. België trekt nochtans knappe koppen aan.[100] In absolute cijfers is het na het VK en Duitsland het derde land in Europa qua netto-instroom van hoogopgeleide Europeanen, maar de Belgische ondernemers doen daar maar heel weinig mee. Toen Albert Frère, de rijkste Belg, op 89-jarige leeftijd terugtrad uit de leiding van zijn holding GBL (Groupe Bruxelles Lambert), werden vijf prominenten van de financiële wereld gevraagd wat zijn belang was geweest voor de Belgische economie. Hun laconieke antwoord? “Hij heeft vooral goed voor zichzelf gezorgd.”[101]

De vijf bevestigen in hun verklaringen wat ook al door fiscaal expert Michel Maus een jaar eerder was vastgesteld, namelijk: ‘je kan niet rijk worden, door hard te werken.’[102] Het is zodanig schrijnend dat Yves Prete, baas van Techspace Aero, meent de Belgische patroons de les te moeten spellen: “de prioriteit: herindustrialiseren.”[103] Charles Beauduin van Van de Wiele & Barco doet er nog een schep bovenop: “met onze machines spelen de loonkosten geen rol meer” – en verder: “de lonen stijgen in China met 15% per jaar. In België met 2%. In dat tempo duurt het amper 12 jaar voordat de lonen in beide landen min of meer gelijk zijn.”[104] Met andere woorden: hou op met zagen en innoveer. Of de lonen in China binnen 12 jaar effectief gelijk zullen zijn aan de Belgische, is nog afwachten. Intussen is door de conservatieve houding van de Belgische ondernemingen, vertegenwoordigd door het VBO, wel al de helft van de 30 grootste bedrijven qua omzet en qua werknemers buitenlands.[105] Dat is uitzonderlijk veel.

De middenstand aan de macht?

De vrijdaggroep waarover we het eerder hadden – of ook nog KUL-professor Johan Lambrecht, directeur van het Studiecentrum voor Ondernemerschap – besluiten daaruit dat de overheid de multinationals te veel in de watten legt. Zij vinden dat die middelen beter besteed zouden zijn aan KMO’s.‘Small is Great,’ luidt de titel van een boek van Lambrecht. Hij noemt dat zelf “een academische aanklacht tegen de razernij van de hebzucht” en pleit voor “een alternatief kapitalisme waarin niet het grote, maar het grootse ondernemen centraal staat.”[106] Er wordt daarin nogal geschermd met het feit dat 94% van de ondernemingen minder dan 10 werknemers telt en 5,1% 10 tot 49. De Morgen, die Lambrecht ook al verkeerd situeert aan de VUB, besluit daaruit voorbarig dat 99,1% van alle werknemers in een kleine KMO werkt. Dat is onzin. Uit de overheidsstatistieken van 2012 vernemen we dat de 94% ondernemingen met minder dan 10 werknemers goed waren voor 34% van de werkzame personen en 24% van de toegevoegde waarde (TW), de 5% ondernemingen met 10 tot 49 werknemers voor 20% van de werkzame personen en 20% van de TW. De 0,7% ondernemingen met 50 tot 249 werknemers waren goed voor 16% van de werkzame personen en 19% van de TW en de 0,2% met meer dan 250 werknemers voor 30% van de werkzame personen en 38% van de TW.[107]

Lambrecht onderschat het gewicht van de grote bedrijven en overschat dat van de kleintjes. Wat de cijfers niet weergeven, is dat veel van die kleine bedrijven eigenlijk verzelfstandigde onderdelen zijn van grotere. Dat het werk dat ze verrichten nog steeds hetzelfde is, maar om fiscale of andere redenen wordt ondergebracht onder een andere entiteit. Andere kleine ondernemingen zijn eigenlijk onderaannemingen die hetzelfde werk verrichten als voorheen intern door eigen personeel verricht werd; nog andere werken slechts voor één of enkele opdrachtgevers, etc. Als we daar ook de schijnzelfstandigen bijtellen, dan komen we al snel tot de vaststelling dat achter small in het kapitalisme niet altijd great schuilt, maar dikwijls afbraak van arbeidscondities en verloning. Dat small ook ethischer tewerk zou gaan dan grote ondernemingen waar de vakbonden doorgaans sterker ingeplant zijn, strookt ook niet met de werkelijkheid op het terrein.

Het probleem is niet groot of klein, noch een woordspeling tussen groot en groots, maar de manier waarop de productie georganiseerd wordt en de eigendomsverhoudingen. Ook bij de N-VA was dat een terugkerend thema: de boze multinational versus de kleine lokale KMO. Eens aan de macht, blijft van die retoriek niets overeind. Dat veel van die KMO’s als toeleverancier afhankelijk zijn van die MNO’s zal daar wel mee te maken hebben. Bovendien is het gejammer van die KMO’s niet bedoeld om de grote multinationals van hun privileges te beroven; integendeel, wat veel van die lokale managers en onderaannemers willen, is van diezelfde privileges gebruik maken, maar dan liefst met de arbeidscondities en verloning die eigen zijn aan een KMO. Dat wil niet zeggen dat er geen arme zelfstandigen bestaan of geen kleine ondernemingen die met moeite het hoofd boven water houden, maar ook zij zullen dikwijls de oplossing zoeken in het verlagen van de loonkosten en de sociale bijdragen. Het zijn nochtans net die lagere lonen en sociale bijdragen waarmee ketens de kleine middenstander, die dikwijls veel meer uren presteert en over meer ambachtelijke kennis beschikt, wegconcurreren.

De Tijd onderzocht het fenomeen op basis van cijfers van Graydon en kwam tot de vaststelling dat 36% van de slagers, 30% van de vishandels, 23% van de bakkers, 30% van de krantenwinkels, 20% van de schoenenwinkels en 7% van de kledingwinkels sinds 2000 verdwenen. Het aantal buurtsupermarkten daarentegen nam toe met 64%. “De middenstanders verliezen de strijd met de ketens en de onlinewinkels,” citeert De Tijd Luc Ardies van Unizo.[108] Daaruit besluiten – zoals de Tijd doet – dat de middenstand het land ‘niet meer’ regeert, staat wel haaks op alle realiteit. “Het Belgisch kapitalisme baseert zich traditioneel op een historisch compromis tussen burgerij, overheid en vakbondsleiders. De overheid levert de infrastructuur, een gunstig investeringsklimaat en koopt desnoods de sociale vrede af. De burgerij investeert in het optrekken van de productiviteit en wordt beloond met een gunstig fiscaal regime. De arbeiders krijgen een redelijk brutoloon met relatief goede sociale voorzieningen. Aan de kostenzijde vergt dat relatief hoge belastingen die echter vooral geïnd worden op arbeid. Voor de arbeiders is dat een draaglijke kost als daar goede sociale voorzieningen tegenover staan. Voor de middenklasse is het echter een bron van frustratie. Zij kent de productiviteit niet van de grote bedrijven, betaalt wel hogere brutolonen en geniet niet in dezelfde mate van het gunstig fiscaal regime,” schreven we in oktober 2011.[109]

Kortom, het is niet juist dat de middenstand ooit het land geregeerd heeft. Ze heeft altijd de leiding van het Belgisch grootkapitaal aanvaard. Dat grootkapitaal heeft wel meer dan eens haar strategie bijgestuurd. Toen de traditionele sectoren eind jaren ’50, begin jaren ’60 in crisis belandden, verkoos het de platgelopen paden van het financiekapitalisme te volgen. Het zette holdings op om haar kapitaal te spreiden over de sectoren. Tegelijk werd aan de regeringen overgelaten om de nodige infrastructuur te bouwen en aan de vakbonden om de arbeidskrachten te leveren, waarmee multinationals naar hier werden gelokt. Wat deed de middenstand? Ze werd de loopjongen van de multinational, diens lokale manager en toeleverancier. Het tijdperk van de globalisering dwong het Belgisch grootkapitaal haar strategie verder aan te passen. Ze spreidde haar kapitaal voortaan niet enkel meer over de sectoren, maar ook over de grenzen. Het groeiend belang van transnationale ondernemingen, van grensoverschrijdende handel, van internationale financiële markten, maakte duidelijk dat voortaan op continentale schaal moest geageerd worden.



Voetnoten

[87] België zakt voor eisen investeerders, De Tijd 9 mei 2014

[88] Bedoeld wordt netto buitenlandse directe investeringen (BDI), dat is de aanvoer van buitenlandse directe investeringen verminderd met de uitgaande buitenlandse directe investeringen. http://data.worldbank.org/indicator/BX.KLT.DINV.CD.WD

[89]Buitenlands geld in België: 231 miljard weg in vijf jaar, De Morgen, 20 juni 2015

[90] De Vrijdaggroep omschrijft zichzelf als een groepje jonge talenten (25-35j.) die zich voor de verbetering van onze samenleving willen inzetten door strategienota’s over de belangrijkste uitdagingen op te stellen en nieuwe inzichten en ideeën voor debat aan te reiken.

[91]http://www.v-g-v.be/de-grote-leegloop/

[92]http://appsso.eurostat.ec.europa.eu/nui/submitViewTableAction.do

[93]http://www.taxworld.be/taxworld/fiscus-ziet-toe-op-economische-normaliteit-van-optimalisaties.html?LangType=2067

[94]http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=71163ned&D1=10-15&D2=a&D3=%28l-10%29-l&HD=090723-1536&HDR=T&STB=G1,G2

[95] 13% d’investissements étrangers en plus, Le Soir 5 juin 2015

[96] http://www.ey.com/BE/en/Newsroom/News-releases/Record-aantal-investeringen-in-Europa-wijzen-op-herstel-uit-recessie

[97] Hoge loonkosten = hoge productiviteit = lage werkgelegenheidsgraad, persmededeling VBO 6 februari 2014

[98]https://www.conference-board.org/data/economydatabase/index.cfm?id=27762 ; open het excel document ‘Output, Labor, and Labor Productivity, 1950-2015’.

[99] https://www.conference-board.org/retrievefile.cfm?filename=The-Conference-Board-2015-Productivity-Brief-Summary-Tables-1999-2015.pdf&type=subsite

[100] België trekt knappe koppen aan uit heel Europa, De Standaard, 1 september 2014

[101] De magere balans van Albert Frère, handelaar, geen bouwer, De Standaard 7 februari 2015

[102] ‘Je kunt niet rijk worden door hard te werken’, Knack 8 januari 2014

[103] “La priorité: réindustrialiser”, Le Soir 2 mai 2015

[104] ‘Met onze machines spelen de loonkosten geen rol meer’, De Tijd 11 juli 2015

[105] België scoort zwak als hoofdkwartier, De Tijd, 6 mei 2015

[106] Vele kmo’tjes maken één groot, De Morgen 5 december 2014

[107]http://statbel.fgov.be/nl/binaries/analyse_nl_tcm325-253652.pdf

[108] De middenstand regeert het land (niet meer), De Tijd, 21 juni 2014

[109] Info- en discussiebulletin nr. 39 Wereldwijde revoltes tegen uitzichtloos systeem, zetten aan tot zoektocht naar alternatief

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie