Stakingsrecht: hoe de aanvallen stoppen?

Uittreksel uit het boek ‘Het stakingsrecht verdedigen’ door Geert Cool – bestel dit boek in onze webshop

 

Betoging van 7 oktober 2015
Betoging van 7 oktober 2015

Het nieuwe offensief tegen het stakingsrecht met eenzijdige verzoekschriften, deurwaarders en zelfs discussie over rechtspersoonlijkheid voor vakbonden, komt er na het opmerkelijke actieplan van 2014 toen een nationale betoging gevolgd werd door provinciale stakingen en een nationale algemene staking. Het is geen toeval dat de regering en de werkgevers de vakbonden na zo’n beweging de vakbonden aan banden willen leggen, zo’n actieplan is wat hen betreft niet voor herhaling vatbaar. De regering wankelde even en het was niet door intern gekibbel. De werkgevers vreesden al dat alle mooie cadeaus van de nieuwe rechtse regering bedreigd waren.

De deurwaarders en dwangsommen waren nooit echt weg geweest, maar het was toch opmerkelijk dat er in de beweging van 2014 amper beroep op werd gedaan. Sommigen schrijven dit toe aan de juridische betwistingen met de procedures op derdenverzet en de uitspraak van het Europese Comité voor Sociale Rechten. Dat speelde ongetwijfeld een rol. Dat de stakingsacties tegen de regering gericht waren en dus slechts indirect tegen de werkgevers, zal bij die laatsten ook wel een rol gespeeld hebben om er zelf geen verdere provocaties bovenop te doen door deurwaarders in te zetten. Maar wat wellicht de meest doorslaggevende rol speelde, was de kracht van het actieplan.

De vakbonden verbaasden velen in dit land. Ze waren al zo goed als afgeschreven door de rechtse partijen en de werkgevers. Zelfs veel gewone werkenden verloren hun vertrouwen in de vakbonden die steeds meer gezien werden als gevestigde instellingen naast alle andere. Wat was er de afgelopen jaren nog bekomen? We kregen onder meer het Generatiepact over ons en ook het zogenaamde zachte besparingsbeleid kwam hard aan bij veel mensen. Maar op het ogenblik dat de vakbonden op een offensieve wijze ingingen tegen de rechtse regering, slaagden ze erin om enthousiasme te creëren. Dit is waar de basis op had gewacht. Doorheen het actieplan groeide de mobilisatiekracht van de vakbonden met nieuwe militanten die naar voor kwamen en andere lagen uit de bevolking die op sleeptouw genomen werden. Met de betoging van 7 oktober 2015 werd bevestigd dat de laag van actieve vakbondsleden groter is geworden. Niemand had 100.000 aanwezigen op die betoging verwacht, rechts stond al klaar met de stelling dat ‘koppen geteld’ zouden worden. Een verklaring waar later niet veel meer van werd vernomen.

Zonder het belang van de juridische strijd te ontkennen, is het vooral die actieve mobilisatie en offensieve kracht van de vakbondsbasis die er eind 2014 voor zorgde dat rechts wel in alle media probeerde om de publieke opinie te keren en tegen de stakers op te zetten, maar niet durfde over te gaan tot het inzetten van hardere middelen. De blaffende honden die in de kranten, op televisie en op de sociale media aan het werk waren, beten niet. Ze durfden niet. Pas eind 2015, nadat het gebrek aan vervolg op het actieplan ook in onze rangen voor twijfel zorgde, was die durf aanwezig. Het is niet dat er plots nieuwe argumenten waren, de basis voor de strijd tegen het stakingsrecht is nog steeds dezelfde als het decreet D’Allarde, de wet Le-Chapelier, artikel 310 van het Strafwetboek, … Sinds 1791 is de liberale argumentatie steeds dezelfde geweest!

We moeten er ook bij onderhandeling rekening mee houden dat de kracht van ons protest en onze beweging van doorslaggevend belang is. Het is op basis van strijd dat ook op andere terreinen, zoals het juridische, overwinningen werden bekomen. Nederlagen voor de arbeidersbeweging kwamen er vooral door twijfel of zelfs openlijk verraad door delen van onze eigen leidingen. Dit gebeurt natuurlijk niet altijd bewust, het hangt vaak samen met een gebrek aan duidelijke ordewoorden en het ontbreken van een alternatief.

Naar moderne vakbonden en een modern stakingsrecht?

In Knack schreef Ewald Pironet: “De bonden zijn niet mee geëvolueerd met de tijd. Hun structuren en ideeën dateren nog van de vorige eeuw. Ze hebben zich veel te lang opgeworpen als ‘de poortwachters van de sociale zekerheid’, zoals Fons Leroy dat vorig jaar formuleerde. Volgens de topman van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB), zelf van socialistische snit, zitten ze nog ‘veel te veel vast in de passieve verzorgingsstaat en kijken ze te weinig naar wat er in de toekomst nodig is voor een actieve welvaartsstaat’. Je hoort de vakbonden wel over verworven rechten en loonschalen, niet over de samenleving van morgen. En ook niet over de armen in onze dorpen en steden of over de vluchtelingen die toestromen. De vakbonden zijn versteend tot een van de meest behoudsgezinde krachten van het land. Terwijl net nu een dynamische vakbond broodnodig is: een die mee helpt aan de totstandkoming van een samenleving met hoop en toekomst. Het is nog maar de vraag of zelfs een zware herfststorm de vakbonden ertoe kan bewegen om zichzelf opnieuw uit te vinden.”(1)

Deze retoriek hoor je wel meer: vakbonden zijn iets uit een lang vervlogen tijd en ze voeren bovendien acties die niet meer van deze tijd zijn, ze houden zich enkel bezig met diegenen die al een goede job hebben of enkel met de werklozen (ja, de kritieken spreken elkaar soms tegen), … Wat is modern volgens de pleitbezorgers van het huidige systeem? Het is modern dat een kleine elite aan de top van amper 1% van de bevolking evenveel rijkdom heeft als de armste helft van de wereldbevolking, het is modern dat topbankiers speculatieve spelletjes spelen en bij verlies door de overheid worden gecompenseerd, het is modern dat grote bedrijven op alle vlakken sjoemelen: van de belastingen tot de uitstoot van wagens (en dit allemaal min of meer legaal), het is modern dat de gewone werkmens zich daar allemaal bij neerlegt en zwijgt.

In de meeste Europese landen zijn de vakbondsleidingen ver meegestapt in het idee van “moderne vakbonden”, lees: vakbonden die de logica van dit systeem aanvaarden. Er wordt gesproken over medebeheer en sociaal partnerschap met als doel om de ‘noodzakelijke’ besparingen samen door te voeren. Het heeft al deze “moderne” vakbonden een fors krimpend lidmaatschap bezorgd. En experten van het IMF bevestigen dat de achteruitgang van de vakbonden de toename van sociale ongelijkheid in de hand werkt omdat de actiemogelijkheden beperkt werden. “De achteruitgang van de syndicalisatiegraad lijkt een sleutelelement te zijn van de stijging van de hoogste lonen”, schreven twee IMF-onderzoeksters in maart van dit jaar. Volgens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) is de syndicalisatiegraad in de voornaamste ontwikkelde landen gedaald van 20,8 procent in 1999 naar 16,9 procent in 2013. Voor de werkgevers en neoliberale politici zijn “moderne vakbonden” machteloze lege dozen die volledig meestappen in hun beleid.

Een “modern stakingsrecht” wordt in dezelfde zin opgevat. Een kleine Nederlandse vakbond, De Unie die 50.000 leden waaronder veel hogere kaders organiseert, die aankondigde niet meer te zullen staken, werd in zowat alle media opgevoerd als voorbeeld. De voorzitter van De Unie stelde in de media: “De arbeidsmarkt verandert, daarom moeten werknemers mee veranderen. Iedereen die dat ontkent, leeft in een andere eeuw. Bij die houding past het niet om met het mes op tafel de gesprekken aan te gaan. Wij zeggen dus heel duidelijk, in 2015 gaan wij er aan de onderhandelingstafel uitkomen.” (2)  Zo ziet rechts inderdaad het “moderne” stakingsrecht: het recht om niet te staken. En dit door vakbonden die niet optreden als verdedigers van de belangen van de werknemers maar als kleine aandeelhouders van de bedrijven.

Modern sedert 1940

Deze discussie is overigens helemaal niet zo ‘modern’ of nieuw als het word voorgesteld. Onderstaand citaat van Leon Trotski dateert uit 1940 en klinkt enkel op taalkundig vlak niet modern.

“Er is in de ontwikkeling, of correcter, in de ontaarding van de moderne vakbonden over de gehele wereld één gemeenschappelijk kenmerk: namelijk hun toenadering tot, en hun versmelting met, de staatsmacht. (…) Het monopoliekapitalisme berust niet op de vrije concurrentie en op het privé-initiatief, maar wel op een centraal opperbevel. De kapitalistische klieken die aan het hoofd staan van machtige trusts, van de patronale bonden, van bankconsortia enz., controleren het economische leven van op dezelfde hoogte van waarop de staatsmacht dit doet; en op ieder ogenblik nemen zij hun toevlucht tot de samenwerking met deze laatste.

“Op hun beurt kunnen de vakbonden in de belangrijkste takken van de industrie geen gebruik maken van de concurrentie tussen de verschillende industrieën om er voordeel uit te halen. Zij moeten het hoofd bieden aan een gecentraliseerde, innig met de staatsmacht verbonden tegenstander. Inzoverre zij op reformistische stellingen blijven staan, dat wil zeggen op stellingen die berusten op de aanvaarding van het privé-bezit, vloeit daar voor de vakbonden de noodzaak uit voort zich aan te passen aan de kapitalistische staat en te vechten voor de samenwerking ermee. In de ogen van de bureaucratie van de vakbeweging bestaat de meest wezenlijke taak erin de staat te bevrijden van de kapitalistische greep door zijn afhankelijkheid van de trusts te verzwakken en hem naar zich toe te trekken. (…)

“Op het eerste gezicht lijkt het gemakkelijk om uit wat hier vooraf gaat te besluiten dat de vakbonden in het imperialistische tijdperk mee ophouden vakbonden te zijn. Zij laten bijna helemaal geen plaats meer over aan de arbeidersdemocratie die in de goeie ouwe dagen (…) de inhoud zelf vormde van het innerlijke leven van de arbeidersorganisaties. Bij afwezigheid van de arbeidersdemocratie kan er geen vrije strijd zijn om invloed uit te oefenen op de leden van de vakbond.

“In het huidige tijdperk kunnen de vakbonden geen eenvoudige organen van democratie zijn zoals zij dat in het tijdperk van het concurrentiële kapitalisme waren, en kunnen zij niet langer politiek neutraal blijven, dat wil zeggen zich beperken tot de verdediging van de dagelijkse belangen van de arbeidersklasse. Zij kunnen niet langer anarchistisch zijn, dat wil zeggen de beslissende invloed van de staat in het leven van de volkeren en klassen negeren. Zij kunnen niet langer reformistisch zijn omdat de objectieve voorwaarden geen ruimte meer laten voor ernstige en duurzame hervormingen.

“De vakbonden van ons tijdperk kunnen ofwel dienen als bijkomstig instrument van het imperialistisch kapitalisme om de arbeiders ondergeschikt te maken en discipline op te leggen en de revolutie te verhinderen, ofwel integendeel, om de instrumenten te worden van de revolutionaire beweging van het proletariaat. De neutraliteit van de vakbonden behoort volledig en onherstelbaar tot het verleden en is gestorven samen met de vrije ‘democratie’ van de bourgeoisie.

“Het monopoliekapitalisme is er steeds minder toe bereid zich met de onafhankelijkheid van de vakbonden te verzoenen. Het eist van de reformistische bureaucratie en van de arbeidersaristocratie, die de kruimels van zijn banket toebedeeld krijgen, dat zij beiden in de ogen van de arbeidersklasse tot de politieke politie van het kapitaal worden omgevormd.” (3)

Overleg over stakingen – het failliet van het herenakkoord uit 2002

Eind jaren 1990 werd een actieve campagne voor het stakingsrecht gevoerd met onder een petitie. Het leidde uiteindelijk tot het zogenaamde ‘herenakkoord’ van 2002. Het was een plechtige verklaring waarin werkgevers- en werknemersorganisaties zich uitspraken voor het overlegmodel.

De werkgevers stemden ermee in dat ze “de meerwaarde van het overleg zullen beklemtonen”, “in alle omstandigheden blijk zullen geven van zin voor rechtvaardigheid, billijkheid en verzoening”, “een plechtige aanbeveling zullen richten tot hun leden om te vermijden dat juridische procedures aangewend worden voor aspecten die met een collectief conflict te maken hebben.” (4)  De vakbonden verklaarden dat ze procedures voor het aanzeggen van stakingen zouden naleven, de leden zouden vragen om “elke toevlucht tot fysiek of materieel geweld te vermijden bij collectieve conflicten en om de vrijwaring van het werkinstrument te garanderen.”

Het aantal eenzijdige verzoekschriften sinds het sluiten van dit ‘herenakkoord’ geeft aan dat de werkgevers allesbehalve ‘heren’ zijn. Dat ook de regering publieke bedrijven toelaat om zich van eenzijdige verzoekschriften te bedienen, versterkt de positie van de werkgevers. Bij onderhandelingen tussen werkgevers, werknemers en regering zitten de werkgevers vandaag in een zetel. Met twee (werkgevers en regering) tegen één (vakbonden), is het gemakkelijk en kan telkens de verantwoordelijkheid doorgeschoven worden. Dit leidt tot patronale arrogantie.
Het ‘herenakkoord’ uit 2002 heeft afgedaan. Pogingen om afspraken te maken rond collectieve conflicten zijn gedoemd om te mislukken, tenzij we alles prijsgeven natuurlijk. Dan wordt een akkoord heel eenvoudig. Diegenen die vandaag het stakingsrecht in regels willen gieten, denken in de richting van de Britse antivakbondswetten (zie hoofdstuk 7). Een akkoord over het stakingsrecht kan ofwel een lege doos zijn, zoals het herenakkoord uit 2002, ofwel het einde van het stakingsrecht. Hier moeten we dus niet op rekenen.

Beperkingen van overleg

Het enige wat de vakbonden volgens ACV-voorzitter Marc Leemans nog kunnen bekomen bij overleg, is “erger voorkomen.” Hij stelde: “De werkgevers zitten in een zetel en zeggen: hoever willen jullie meegaan om te vermijden dat de regering iets anders beslist? Mochten we daar niet op ingaan, dan zouden we nog het verwijt krijgen dat we onverantwoordelijk zijn, dat we de uitgestoken hand niet aannemen. We doen het dus, maar krijgen daar geen lof voor. Het enige wat we kunnen doen, is erger voorkomen. Onze invloed op de regering is bijna onbestaande.”(5)

Uit de woorden van Leemans spreekt een zekere wanhoop. Er wordt voor overleg gekozen terwijl geweten is dat dit amper iets oplevert. Maar omdat geen alternatief wordt gezien, wordt vastgeklampt aan wat was. Zelfs indien dit overleg niet langer tot verworvenheden maar tot afbraak leidt.

Leemans erkent dat de regering potdoof blijft voor de vakbondseisen. Zijn antwoord daarop? “We gaan gedurende de rest van de legislatuur in het verzet gaan en de regering dwingen om naar ons te luisteren. Hoe? Door duidelijk te maken dat de mensen wakker liggen van de gevolgen van het beleid. (…) In het najaar van 2014 hebben we verschillende stakingen gehad. De regering is daar niet voor geplooid en ze heeft het zelf over de aard van de actie gehad en niet over haar beleid. Oké, dan passen we ons aan. Als we voelen dat de vorm van de actie primeert voor de regering, dan zullen we onze vorm beter kiezen. Je moet als vakbond niet tegen de muur lopen. Want als die muur dik is, blijft hij staan en heb je hoofdpijn. Je moet intelligent ­omgaan met de middelen die je hebt om je doel te bereiken. En dat doel is een evenwichtig regeringsbeleid, niet de regering doen vallen.”

Van deze rechtse regering een evenwicht beleid verwachten, is een andere verwoording van de vaststelling dat de vakbondsleiding geen alternatief heeft op deze regering. Uitdrukkelijk verklaren dat het doel niet is om de regering te doen vallen, benadrukt dit nog verder. Volledig meestappen in de logica van regering en werkgevers, betekent dat de vakbonden zich beperken tot begeleiding van de sociale afbraak. Kortom, dat de vakbonden geen vakbonden meer zijn.

Zoals Trotski in 1940 al opmerkte: “De verscherping van de klassentegenstellingen in elk land en van het antagonisme tussen de naties onderling, verwekt een toestand waarin het imperialistische kapitalisme slechts een reformistische bureaucratie kan verdragen (dat wil zeggen tot op een bepaald ogenblik) wanneer deze laatste rechtstreeks als een kleine maar actieve aandeelhouder van de imperialistische ondernemingen, van hun plannen en hun programma’s, zowel in het hart van het land zelf als op wereldvlak handelt. Met het doel zijn bestaan te rekken en niets meer dan dat, moet het sociaal-reformisme in sociaal-imperialisme omgevormd worden. Omdat langs die weg in het algemeen geen uitweg meer is.” (6)

Juridische strijd voeren?

Er zijn belangrijke juridische overwinningen geboekt door de arbeidersbeweging en het is belangrijk om deze te gebruiken. Deze overwinningen werden echter niet op het juridische terrein gewonnen, maar door de krachtsverhoudingen op het terrein. Het gerecht is geen neutrale instelling, het staat niet boven de huidige samenleving.

Op juridisch en wettelijk vlak zijn alle belangrijke stappen vooruit voor ons stakingsrecht bekomen nadat strijdbewegingen plaatsvonden. De wettelijke en juridische erkenning van wat reeds afgedwongen was op straat, volgde doorgaans pas jaren later. Het stakingsrecht was reeds lange tijd afgedwongen toen na de Eerste Wereldoorlog werd beslist om de strafrechterlijke vervolging van stakers te schrappen. Dat een stakingsbeweging ook politieke doeleinden kan hebben, werd onder meer duidelijk in de stakingsbewegingen van 1932, 1936, 1950 en 1960-61. Het Hof van Cassatie bevestigde dit in 1967. We moeten dus niet verwachten dat rechtbanken een voortrekkersrol spelen om ons recht op collectieve actie te verdedigen. In het beste geval zorgen ze jaren na datum voor bevestiging van wat de arbeidersbeweging eerder op straat afdwong. We kunnen uitspraken daarna gebruiken, maar elke verworvenheid voor de arbeidersbeweging is slechts van tijdelijke aard onder het huidige systeem. De werkgevers wachten hun tijd af om terug te komen op onze verworvenheden. Dat merken we op vlak van lonen en sociale bescherming, maar dus ook inzake het recht op collectieve actie.

Na een jarenlange intensieve campagne hopen werkgevers en de patronale papegaaien/schoothondjes in de regering om stappen te zetten in de ondermijning van het recht op collectieve actie. Rechtbanken zullen uiteindelijk slechts beslissen wat de krachtsverhouding op het terrein bepaalt. Dat is de ervaring die we sinds de industrialisering met de arbeidersbeweging hebben opgedaan.

Dat het gevaarlijk is om alle vertrouwen in juridische uitspraken te stellen, werd bij de NMBS in oktober 2015 aangetoond. Het derdenverzet van de vakbonden tegen de uitspraak op eenzijdig verzoekschrift waarbij Infrabel dwangsommen bekwam tegen de Brusselse staking van 9 oktober 2015 werd door de rechtbank van eerste aanleg afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de door Infrabel gevraagde maatregelen gerechtvaardigd waren wegens de veiligheid. Dat het personeel de veiligheid garandeert, werd niet opgemerkt. Er zullen altijd wel nieuwe argumenten gevonden worden. Het is niet op dit terrein dat we onze rechten zullen afdwingen.

Zijn de vakbonden machteloos geworden?

Als we rechts mogen geloven, zijn de vakbonden ondemocratische relikwieën uit lang vervlogen tijden. Wat daarbij over het hoofd wordt gezien, is dat de vakbonden bij sociale verkiezingen meer kandidaten op de been brengen dan alle politieke partijen samen bij de gemeenteraadsverkiezingen. Bij de laatste sociale verkiezingen in 2012 had het ACV 68.000 kandidaten, het ABVV 55.000 en het ACLVB 10.000. Er waren sociale verkiezingen in meer dan 6.000 bedrijven met 1,4 miljoen werkenden, enkel uit de private sector en de non-profit. In de publieke sector worden vertegenwoordigers doorgaans aangeduid. (7) Vergelijk die 130.000 kandidaten bij de sociale verkiezingen maar eens met het aantal kandidaten bij de gemeenteraadsverkiezingen. In de Vlaamse gemeenten waren er in 2012 36.611 kandidaten. N-VA bijvoorbeeld bracht 6.483 kandidaten op de been en ‘volkspartij’ CD&V 6.706.(8)

Een sociale beweging die 130.000 mensen kan motiveren om zich kandidaat te stellen bij sociale verkiezingen, is geen machteloos of ondemocratisch orgaan. De vakbonden kregen op de betoging van 6 november 2014 maar liefst 150.000 betogers op straat, een jaar later waren dat er op 7 oktober 2015 opnieuw 100.000. Op een familiedag van N-VA zijn er enkele duizenden aanwezig, in Boom waren dat er in 2015 4.000. De N-VA telt ondertussen meer dan 40.000 leden, de twee grote vakbonden hebben elk meer dan een miljoen leden.
Potentieel zijn de vakbonden reusachtige krachten. De enige manier waarop de werkgevers deze reus klein kunnen krijgen, is door hem in slaap te wiegen of te houden.

Stakingsrecht in de praktijk afdwingen

De beste manier om onze rechten af te dwingen, is door ervoor te strijden. Door onze strijd te organiseren, kunnen we vooruitgang bekomen.

In een pamflet op de Luikse regionale staking van 19 oktober 2015 schreven we:

“Het Waalse ABVV pleit al sinds het voorjaar voor een actieplan naar het model van dat eind 2014. De top van het ACV weigert iets te doen en geeft de voorkeur aan zogenaamde onderhandelingen waarmee we steeds verder stappen achteruit zetten, denk maar aan het loonakkoord van februari. We hebben niets gewonnen. Het Vlaamse ABVV durft niet in actie te gaan omdat het ACV langs Nederlandstalige kant sterker staat. Het Waalse ABVV heeft tenminste de verdienste dat het voor een actieplan opkomt en in Luik een open brief verspreidde naar de militanten en leden van het ACV waarin voor een gemeenschappelijk front van onderuit werd opgeroepen.

“Om ervoor te zorgen dat er effectief een actieplan komt, moeten we algemene vergaderingen organiseren, zowel op interprofessioneel vlak als op de werkplaatsen. Deze vergaderingen moeten open zijn voor iedereen en bespreken hoe het verder moet nu de onderhandelingen niets opleveren. Ze moeten een actieplan van de basis uitwerken om onze krachten te verenigen. Dat gebeurt momenteel niet door het Waalse ABVV. Dit geeft een argument aan de leiding van het ACV die ermee wegkomt als ze zegt: ‘Ja, maar let op want het ABVV luistert niet naar de basis.’ Het geeft ook een argument aan die ABVV-centrales in Vlaanderen die niets willen doenen en het verzwakt diegenen die er wel voor willen gaan.

“De wijze waarop het verzet bij het spoor wordt georganiseerd is er een voorbeeld van. Sinds lange tijd dringen strijdbare militanten er bij de leiding op aan om de strijd tegen de liberalisering van het goederenverkeer en binnenkort ook het personenverkeer ernstig te organiseren. Er wordt al lang gepleit voor een eenheid van de verschillende sectoren die door liberalisering bedreigd worden, zoals de havens, de luchthavens en het spoor. En wat gebeurt er bij de NMBS? Er wordt door de leiding van bovenaf een staking uitgeroepen, zelfs een 48-urenstaking. Maar zou het niet beter geweest zijn om eerst personeelsvergaderingen te organiseren en daar formeel over de staking te stemmen?

“Voor de leiding van het ACV is het altijd te vroeg. Maar door zo te handelen, kan de ACV-leiding een zekere ingang vinden onder collega’s. Het patronaat gebruikt vervolgens de ‘syndicale verdeeldheid’ om voor het eerst naar de rechter te stappen om een spoorstaking te breken. De inzet is nochtans groot. De NMBS wil 663 miljoen euro besparen tegen 2019, dat is ongeveer 20% van de totale werkingsmiddelen. Het wettelijke kader voorziet 38.000 personeelsleden, terwijl dat er nu maar ongeveer 34.000 zijn en dat aantal blijft afnemen. Het personeelsstatuut is bedreigd en ook het stakingsrecht ligt onder vuur.

“Met al die maatregelen zou het logisch zijn dat we iedereen bijeenbrengen om een verzet te organiseren dat aangepast is aan de ernst van de aanval.

“De bereidheid tot strijd is nog altijd aanwezig. Maar daarvoor zullen we een vakbondsleiding nodig hebben die de strijd ernstig neemt en deze op een aangepaste wijze organiseert. Zoniet dreigen we met onze kop tegen de muur te lopen en grote nederlagen te lijden. We hopen dat we dan niet te horen krijgen dat het ‘onze fout niet is, het was de basis die niet wilde volgen.’

“Een zaak is duidelijk: de militanten aan de basis en de delegees moeten in hun rangen orde op zaken stellen en ervoor zorgen dat er bij de sociale verkiezingen strijdbare militanten verkozen worden, militanten voor wie het belang van de werkenden centraal staat en die ook tegen hun vakbondssecretaris durven zeggen waar het op staat.” (9)


Noten

  1. http://www.knack.be/nieuws/belgie/de-vakbonden-zijn-een-van-de-meest-behoudsgezinde-krachten-van-het-land/article-opinion-620823.html
  2. http://www.hln.be/hln/nl/960/Buitenland/article/detail/2179075/2015/01/12/Nederlandse-vakbond-gaat-nooit-meer-staken-Het-levert-toch-niks-op.dhtml
  3. “De vakbonden in het tijdperk van imperialistische ontaarding”. Zie: http://www.marxisme.be/n/1940/12/de-vakbonden-in-het-tijdperk-van-de-imperialistische-ontaarding/
  4. http://www.socialedialoog.be/images/stories/herenakkoord.pdf
  5. “We zitten terug in de tijd van Daens”, De Standaard 31 oktober 2015
  6.  Trotski: “De vakbonden in het tijdperk van imperialistische ontaarding”. Zie: http://www.marxisme.be/n/1940/12/de-vakbonden-in-het-tijdperk-van-de-imperialistische-ontaarding/
  7. Zie: http://www.socialisme.be/nl/4292/kies
  8. http://www.vlaanderenkiest.be/sites/default/files/KABINET_Pers120918%20Bijlage%20PB%20kandidatenlijsten.pdf
  9. http://www.socialisme.be/nl/25710/na-de-betoging-van-de-100-000-op-7-oktober-samen-kunnen-we-winnen

 

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie