Bij de gemeenteraadsverkiezingen gisteren bleef het VB in een aantal grote steden ter plaatse trappelen, of boerde zelfs licht achteruit (Gent). In vergelijking met de regionale, Vlaamse verkiezingen van 2004 was er zelfs een meer uitgesproken achteruitgang. In sommige grote steden dan toch. Op plaatsen waar het VB voor het eerst opkwam, in tal van kleinere gemeenten, maakte het een inhaalbeweging.
Peter Delsing. Dit artikel verscheen eerder op links-socialisme.blogspot.com
Welke conclusies kunnen we uit deze verkiezingen trekken? Zit het VB "over haar hoogtepunt", zoals sommigen stellen? Is het "goede beleid" in een aantal steden verantwoordelijk voor de stagnatie van het VB? Zit het VB aan haar "limieten", of zelfs aan haar – durven sommigen deze term nog uit de kast halen? – "sociologische maximum"?
Vele arbeiders en jongeren zullen opgelucht ademhalen dat het VB in bijvoorbeeld Antwerpen geen nieuwe, grote stap vooruitzet. Maar het niveau waarop ze zich handhaven is onrustwekkend hoog. De scores in een aantal districten – zoals Deurne waar het VB meer dan 40% behaalt – blijven hallucinant, voor wie bekommerd is om de rechten van arbeiders en jongeren.
De traditionele partijen – ook SP.a-Spirit – zijn er niet in geslaagd stemmen terug te winnen van het VB. Wat wel duidelijk is, is dat in een aantal grotere steden er de laatste periode iets veranderd is. Projecten van stadsvernieuwing hebben in bepaalde buurten de sociale samenstelling gewijzigd.
In steden als Antwerpen en Gent werden tweeverdieners uit de middengroepen aangetrokken tot delen van de vernieuwde kernstad. Voor de oudere, armere bewoners leidde dit tot sociale verdringing. De SP.a was al een tijdje bezig met het verleggen van haar electorale basis naar de "ethisch progressieve" middengroepen.
Het gaat om een laag die momenteel nog niet direct door de economische crisis wordt geraakt en voor een stuk terug de weg naar "de stad" heeft gevonden. Dit is een deel van de verklaring voor de overwinning van het kartel SP.a-Spirit in de steden.
Bij bepaalde lagen van de middengroepen profiteert de SP.a ook van een reputatie als "technocratische bestuurders". Wat afstotelijk is voor een deel van de achterban die electoraal al lang naar het VB is vertrokken – en voor bewuste socialisten – is aantrekkelijk voor de kleinburgerij. We bedoelen dan het "boekhoudersocialisme" – eerder neoliberalisme met een halfprogressief sausje – van Vande Lanotte, Vandenbroucke en co.
Allicht was er nog een deel van de SP.a-kiezers dat voor de partij stemde als "minste kwaad" en bij gebrek aan een echte, brede arbeiderspartij. Maar de stemverschuivingen in Antwerpen zijn overduidelijk: de vooruitgang van SP.a-Spirit was een poging van voormalige kiezers van de Groenen en de liberalen om zich rond de burgemeester te scharen, tegen het "gevaar Dewinter".
Het was een overwinning voor SP.a-Spirit als "niet-klassegebonden kartel", zelfs niet van de SP.a als "voormalige arbeiderspartij" in de herinnering van bredere lagen van de werkende bevolking.
Patrick Janssens heeft er in zijn zo goed als apolitieke campagne alles aan gedaan om de drempel daarvoor voor bijvoorbeeld liberale kiezers zo laag mogelijk te houden. Maar hoe duurzaam is zo’n electorale overstap, als hij niet politiek en ideologisch wordt onderbouwd?
Wellicht hebben er ook nog strijdbare syndicale militanten bij gebrek aan een alternatief op SP.a-Spirit gestemd: met dichtgeknepen neus, omwille van de beweging rond het Generatiepact, maar met de vastbesloten wil om Dewinter zo ver mogelijk van het stadhuis te houden.
Maar de hoofdstroom naar SP.a-Spirit kwam uit de middengroepen. Ze hebben geen enkele impact gehad op de arbeidersstemmen die aan het VB werden verloren. Op die laag die van de stadsvernieuwing weinig heeft gemerkt, en zich sociaal en economisch uitgesloten voelt.
Het is een illusie om nu stellig te beweren dat het VB over zijn top zit. Verkiezingen zijn een momentopname. In laatste instantie wordt het bewustzijn van bredere lagen bepaald door de economische perspectieven. En die zijn niet rooskleurig. Als de VS-economie, mogelijk volgend jaar, met groeivertraging of zelfs recessie wordt geconfronteerd, ligt ook de Europese economie "op z’n gat". En we komen al niet uit een florissant herstel. Dat is de essentie.
De wens is de moeder van de gedachte. Maar "zijn wensen voor werkelijkheid nemen", is de grootste fout die een politicus kan maken. Als er geen nieuwe, brede arbeiderspartij de komende maanden en jaren van de grond komt, zit het VB zeker niet per definitie aan een electoraal plafond.
Alles hangt af van de arbeidersstrijd, en het vermogen om daar een breed politiek verlengstuk voor te vinden. Niet van neoliberaal stadsmanagement, en andere technocratische fantasieën.
VB-leiding heeft iets om over na te denken
Toch heeft de VB-leiding serieus reden om ongerust te zijn. Een neofascistische partij – uitgesloten van de macht en zonder brede, actieve basis om het programma op straat te realiseren – moet van electorale overwinning naar overwinning gaan.
De bijna-manie van Frank Vanhecke om zich als "enige échte overwinnaar" te profileren was bij momenten een beetje komisch, in zijn poging om enige gedachte aan zelfs een halve nederlaag uit te bannen – zoals een heks de duivel uitdrijft.
Voor het VB is het psychologisch belangrijk om het valse beeld van "winnaar van de underdogs" te handhaven, zowel voor de leden als de kiezers. Het VB heeft geen, zoals een revolutionair socialistische partij, gevormd kader met wetenschappelijke perspectieven, waarmee je de eb en vloed van de klassenstrijd kan verklaren.
Het VB teert op passief populisme. Als bij de federale verkiezingen van 2007 een nieuwe arbeiderspartij het VB verschillende percenten doet verliezen – wat zeker nog niet gegarandeerd is, het is door strijd dat zo’n formatie zich breder zal vestigen – zou het moeilijk kunnen worden voor de VB-leiding om de troepen – vooral diegenen die niet op de loonlijst staan – op dezelfde, hoofdzakelijk populistische koers te houden. De wetten van de klassenstrijd zijn mogelijk "geen uitleg" voor een deel van het kader en de leden.