Strijdbaar socialisme als antwoord op jaren van afbraakbeleid

strijdsocialismeZoals alle veertigers in België groeide ik op in een periode waarin gezegd werd dat het Belgische sociale systeem het beste in de wereld was. Toegankelijke gezondheidszorg van hoge kwaliteit, loonindexering en interprofessioneel overleg waarbij de sterkere sectoren de zwakkere sectoren mee optilden, werkloosheidsuitkeringen die niet in de tijd waren beperkt, aanvulling van deeltijdse lonen door een deeltijdse werkloosheidsuitkering, ondersteuning van onbemiddelde studenten om hoger onderwijs toegankelijk te maken, … Zelfs indien het ook op dat moment een overschatting was om te stellen dat het hier ‘het beste’ was, moeten we vandaag de vraag stellen: wat blijft er nog van over?

Artikel door Anja Deschoemacker uit maandblad ‘De Linkse Socialist’

Niets van dit alles is ooit een cadeau geweest. De opbouw van het sociale systeem na de Tweede Wereldoorlog gebeurde onder druk van soms tumultueuze strijd die uitmondde in ware opstanden (denk aan de Koningskwestie of ’60-’61) en van aangehouden actie die de patroons o.a. dwong om hun “patronale” bijdragen aan de sociale zekerheid op te drijven en degelijke lonen uit te betalen. Quasi volledige tewerkstelling maakte dat de patroons niet anders konden dan (deels) toe te geven aan de eisen van de werkenden. Hun winsten hielden ze op peil door het opdrijven van de productiviteit. We kregen het dus niet voor niets.

Vanaf de tweede helft van de jaren ’70 begon er echter een periode waarin de sociale zekerheid, openbare diensten, werkvoorwaarden, … enkel nog onder aanval stonden. Sindsdien werd per jaar na jaar, regering na regering, geschaafd aan de reeds verkregen verworvenheden.

Vandaag betalen patiënten in België een pak meer uit eigen zak voor gezondheidszorg dan in de buurlanden het geval is. Onderconsumptie van zorg deed zijn intrede. De indexering werd uitgehold, o.a. met de gezondheidsindex. Nationaal loonoverleg werd zodanig aan banden gelegd dat het maakte dat de sterkere sectoren zich naar beneden lieten trekken door de zwakkere. Van een werkloosheidsuitkering kun je vandaag nauwelijks nog overleven, samenwonende werklozen zijn zo goed als al hun rechten al kwijt, inbegrepen het recht op een deeltijdse werkloosheidsuitkering als je een deeltijdse job vindt. In het onderwijs is de kost voor de ouders enkel maar gestegen, terwijl daartegenover geen investeringen in de infrastructuur of het personeel stonden.

Maar voor de bazen en de politici die de belangen van de bazen dienen is het nooit genoeg. Vandaag loopt de N-VA voorop om het programma van massale verarming ten voordele van de verrijking van een piepkleine minderheid uit te dragen. Met figuren als Homans en Demir op het politieke speelveld is het voor de andere partijen gemakkelijk om ‘socialer’ over te komen. Maar zonder hun politiek van aangehouden sociale afbraak  zou een radicale kleinburgerlijke partij als de N-VA nooit op zo’n spectaculaire manier voet aan de grond gekregen hebben. Mijn ouders en grootouders stemden voor de sociaaldemocratie als de partij die een pensioen garandeerde voor iedereen. Als de huidige en toekomstige gepensioneerden hun pensioen kijken, zullen ze misschien ook de sociaaldemocratie als verantwoordelijk zien, maar of dat dan nog een positieve impact heeft…

De sociaaldemocratie kon groeien als een vaste factor in de samenleving door de lange periode van naoorlogse economische groei. Op basis – en vooral onder druk – van het arbeidersverzet kon ze hervormingen afdwingen en de kampioen worden van de stijgende levensstandaard van de werkenden. In Vlaanderen moest ze die positie delen met de arbeidersvleugel van de  christendemocratie, in Wallonië minder. Maar sinds midden jaren ’70 de periode van economische depressie werd ingezet, veranderde dit reformisme in contra-reformisme. Vandaag is een regering onder leiding van de PS geen alternatief, tenzij het doel enkel is de sociale afbraak op een meer begeleide manier verder te zetten i.p.v. op de brutale manier à la N-VA.

Op deze eerste mei blijft de oproep van het ABVV-Charleroi en Zuid-Henegouwen van enkele jaren terug actueel: we moeten een politieke kracht opbouwen die de belangen van de werkenden verdedigt met dezelfde kracht als de regeringspartijen de belangen van de rijken verdedigen. En we moeten opnieuw een programma voor de strijd opstellen die de vraag stelt aan wie de geproduceerde rijkdom tegoed moet komen: aan de 1% rijksten of aan de 99% van de bevolking.

Dat de Belgische arbeidersklasse objectief sterk genoeg is om die strijd te winnen, werd aangetoond met de prachtige respons van de vakbondsbasis op het eerste actieplan tegen Michel I in het najaar van vorig jaar. Een nieuw actieplan is nodig met een zo groot mogelijke betrokkenheid van alle werkenden via democratische discussie in de bedrijven en in de vakbonden zelf, zodat de arbeidersklasse in haar brede massa lessen kan trekken. Dan hoeven we niet alleen de vraag te stellen wat er van onze verworvenheden overblijft, maar kunnen we ons vooral bezighouden met de vraag hoe we die verworvenheden kunnen terugwinnen. En hoe we het doel kunnen bereiken van een garantie op een degelijke levensstandaard voor iedereen!

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie