Tunesië. “De nieuwe regering zal strijd, stakingen en uitbarstingen niet kunnen vermijden”

tunesiaNa de Tunesische verkiezingen van oktober werd een regering van ‘nationale eenheid’ opgezet. In deze regering zitten zowel de zelfverklaarde ‘seculiere’ partij Nidaa Tounes als de rechtse islamistische partij Ennahda. Beide partijen werden vaak voorgesteld als elkaars tegenpolen en ze voerden tijdens de verkiezingscampagne een harde strijd tegen elkaar. Toch vormden ze samen een regering. We spraken over de situatie in Tunesië met Dali Malik, een aanhanger van onze organisatie in Tunis.

“Deze regeringsvorming was voorspelbaar. Alle leiders van Nidaa Tounes en Ennahda verklaarden dat ze niet samen in een regering zouden stappen, maar dat was verkiezingspropaganda. Ze wisten beiden dat ze indien ze geen meerderheid haalden, veroordeeld waren tot onderhandelingen met de andere partij. Een eerste regeringsvoorstel zonder Ennahda werd verworpen door de oppositie. Uiteindelijk besliste Nidaa Tounes dan om ministers van Ennahda op te nemen.

“Grote delen van de Tunesische heersende klasse en het establishment uit het buitenland pleitten al langer voor een dergelijke “brede rechtse eenheid”. Een dergelijke coalitie vinden ze aanlokkelijk omdat het hen zogezegd een stabielere basis geeft om een besparingsbeleid te voeren. De politieke verschillen tussen Ennahda en Nidaa Tounes zijn inderdaad niet zo groot als vaak wordt beweerd. Beide partijen baseren zich op andere delen van de kiezers, maar zijn pro-werkgevers en pro-IMF.

“Dit wijst ook op een totaal gebrek aan echte democratie. Uiteindelijk wordt er geen rekening gehouden met wat de bevolking wil, maar wel met wat de kapitalistische klasse en het westerse imperialisme willen. Allerhande vormen van achterkamerpolitiek worden gebruikt om akkoorden te sluiten, de resultaten van de verkiezingen zijn daarbij amper van belang.

“Ennahda moest vorig jaar de macht afgeven onder druk van de massa’s. De partij verloor sterk in de verkiezingen. En toch komen ze nu terug in een regering en dit dankzij diegenen die campagne voerden tegen Ennahda. President Beji Caid Essebsi, een prominent lid van Nidaa Tounes, heeft Habib Essid aangesteld als premier, ook al wordt die gesteund door Ennahda. Dit geeft aan dat de kloof tussen beide partijen niet zo groot is als ze voor de verkiezingen lieten uitschijnen.

“Beide partijen vielen elkaar hard aan. Ennahda stelde Nidaa Tounes voor als de partij die terug wilde keren naar het oude regime. Nidaa Tounes stelde dat Ennahda verantwoordelijk was voor de opkomst van terrorisme in het land. Ze hebben duidelijk geen principes en ook geen respect voor hun kiezers. Er is overigens al een interne crisis aan het ontstaan binnen Nidaa Tounes als gevolg van de dubbele standaarden van de leiding. Deze elementen van crisis zullen de komende maanden enkel sterker worden.”

Kunnen de Tunesische arbeiders en jongeren iets positief van deze regering verwachten?

“Neen. Het volledige establishment is al maanden bezig over de nood aan ‘hervormingen’. Dat is een term die ze gebruiken voor wat in feite tegenhervormingen zijn, aanvallen op de levensstandaard, diensten en arbeidsvoorwaarden. De Tunesische kapitalistische klasse droomt er al langer van om het ‘kroonjuweel’ van de Tunesische arbeidersklasse – het stelsel van overheidssubsidies op basisgoederen (brandstof, brood, melk, …) waardoor de prijzen gecontroleerd worden – af te schaffen. Dit is een bijzonder gevoelige kwestie, vorige pogingen door de heersende elite om het stelsel af te schaffen, leidden in het verleden al tot historische confrontaties met de vakbondsfederatie UGTT. Dat was onder meer het geval in 1978 en 1984.

“In 1984 wankelde het regime van Bourguiba op zijn grondvesten in wat de ‘broodrellen’ werd genoemd. Het regime stuurde het leger de straat op, maar was niet in staat om de massale woede te stoppen. Uiteindelijk moest het de hervorming intrekken. De heersende klasse wil van het subsidiestelsel af geraken, maar ze weet dat het een enorm risico is. Het kan de vonk zijn die leidt tot een nieuwe sociale beweging. Dat geldt des te meer na een periode van inflatie waar de prijzen voor belangrijke basisgoederen sterk stegen, een belangrijke factor in de toename van de armoede in het land.

“Los daarvan wil de regering ook nieuwe privatiseringen en besparingen in de publieke sector doorvoeren. Dit zal wellicht leiden tot een golf van afdankingen. Mogelijk zal geprobeerd worden om strategische sectoren zoals gezondheidszorg en onderwijs te vermijden, dat zijn immers erg militante sectoren met een sterke vakbondsaanwezigheid en reeds een groot aantal stakingsacties.

“De nieuwe regering zal er niet in slagen om een jaar van belangrijke strijd, stakingsacties, rellen en opstanden van onderuit te vermijden. De vakbondsleiders van de UGTT hebben het establishment al gewaarschuwd dat er meer ‘sociale klemtonen’ moeten gelegd worden. Ze weten immers beter dan wie dan ook dat de militante vakbondsbasis de geplande aanvallen niet zomaar zal aanvaarden.”

Een recente studie van het ‘Freedom House’, een Amerikaanse denktank, kwam tot de conclusie dat Tunesië nu het “eerste vrije land van de Arabische wereld” is. Wat is de realiteit op het terrein?

“Dit komt wellicht van het soort denktank voor wie ‘vrijheid’ synoniem is voor de vrijheid van uitbuiting. In Tunesië worden journalisten nog steeds vervolgd als ze hun werk goed doen, krijgen activisten doodsbedreigingen, werd een blogger tot een jaar gevangenisstraf veroordeeld omdat hij het leger had “beledigd”, werd een cartoonist door de politie in elkaar geslagen omdat hij in een cartoon met de politie had gelachen, …

“De dagelijkse misbruiken door de veiligheidsdiensten zijn nooit echt gestopt. De politie blijft activisten mishandelen. Afgelopen zondag werd een jonge betoger doodgeschoten en vielen verschillende gewonden in de zuidelijke stad Dehiba in de buurt van de Libische grens. Dat was na sociaal protest tegen een nieuwe belasting van de regering. De politie schoot met scherp op de betogers.

“In de zuidelijke regio’s is er een groot tekort aan werk en ontwikkeling. Er wordt geschat dat meer dan een miljoen Tunesiërs overleven door smokkelactiviteiten. De autoriteiten willen een grenstaks opleggen, waardoor de handel met buurland Libië zou geraakt worden en de inkomsten van heel wat arme Tunesiërs zouden opdrogen. Er ontstond protest tegen de plannen om deze taks in te voeren en dit leidde tot een algemene staking in de volledige zuidelijke regio van Tataouine. De staking werd massaal opgevolgd, enkel bakkerijen en apotheken waren open. Na de staking moest de premier aankondigen dat de nieuwe taks opgeschort werd.

“De staatspropaganda stelt de betogers voor als uitschot, drughandelaars en terroristen. Er zijn natuurlijk wel een aantal criminele bendes die voordeel halen uit de illegale handel. Maar het is nogal gemakkelijk om dat aan te grijpen om meteen de bron van inkomsten van een groot deel van de lokale bevolking aan te pakken.

“Het is een klassieke strategie om de rechten van de bevolking aan te pakken. Al wie niet aan de kant van de staatsmachine staat en de politie niet onvoorwaardelijk steunt, wordt voorgesteld als een aanhanger van geweld en terrorisme. De logica van de ‘oorlog tegen het terrorisme’ zal wellicht opgevoerd worden door de nieuwe regering. Samen met de terugkeer van figuren van de oude garde, kan het ervoor zorgen dat de relatieve vooruitgang op het vlak van vrijheden en democratische rechten in vergelijking met andere landen in de regio onder druk komt te staan.

“De situatie is onzeker en geen enkele verworvenheid is definitief zolang de kapitalistische klasse de macht in handen houdt. Sinds de val van Ben Ali hebben alle Tunesische regeringen de kapitalistische klasse verdedigd en hebben ze allen geprobeerd om de historische vooruitgang die bekomen werd met de revolutie terug te draaien.”

Tunesië levert het grootste aantal strijders voor de zogenaamde ‘Islamitische Staat’. Wat is het gevaar van terrorisme en hoe kunnen socialisten daarop reageren?

“Meer dan 3.000 Tunesiërs hebben IS  vervoegd. De jihadistische netwerken staan sterk in sommige delen van het land, in het bijzonder in achtergestelde gebieden waar heel wat hopeloze en gemarginaliseerde jongeren een kwetsbare prooi vormen voor deze groepen. Deze reactionaire groepen gebruiken extreem, op fascisme lijkend, geweld. Ze richten zich niet alleen tegen de staat, ze keren zich in essentie tegen de massa van gewone mensen, tegen vrouwen, de linkerzijde, de vakbondsbeweging, …

“Het probleem is reëel en moet beantwoord worden. We moeten duidelijk zijn dat de staat deze kwestie voor haar eigen belang gebruikt en het tegelijk ook tot op zekere hoogte versterkt. De staat gebruikt het om een vorm van kunstmatige eenheid rond zich te creëren en om de repressie in het algemeen op te voeren. Dat is waarom het belangrijk is dat we in de strijd tegen terrorisme geen vertrouwen stellen in het staatsapparaat. Veel mensen in Tunesië beseffen dit instinctief. De ervaring van de heerschappij van Ben Ali heeft hen geleerd dat we onze vrijheid niet mogen prijsgeven in ruil voor zogenaamde veiligheid.

“Dat is een van de redenen waarom elke terroristische aanslag in het land meteen leidt tot spontane mobilisaties van onderuit. In 2013 leidden de moorden op twee linkse politici door religieuze extremisten tot algemene stakingen van historische omvang.

“Bij andere aanslagen door jihadisten of salafisten was er eveneens sociaal protest met werkenden en jongeren die betoogden. De sterke vakbondsbeweging in Tunesië (die ook onder de veiligheidsdiensten actief is) en het gebrek aan diepe religieuze tegenstellingen in het land zorgden ervoor dat het terroristische gevaar onder controle bleef.

“We mogen het gevaar niet onderschatten, maar moeten vooral benadrukken wat ons eigen antwoord is. Dat bestaat niet uit meer repressie en meer helikopters, maar door een georganiseerde en massale strijd te organiseren die in staat is om de onmiddellijke noodzaak om onze gemeenschappen te beschermen verbindt met de strijd voor degelijke jobs en een toekomst voor jongeren, massale publieke investeringen in de regio, …”

Het ‘Volksfront’, een coalitie van linkse krachten, haalde 3,66% van de stemmen in de verkiezingen van oktober en heeft nu 15 zetels. Wat is de opstelling van deze organisatie tegenover de regering en wat zijn volgens jou de taken van de linkerzijde in deze nieuwe situatie?

“Het Volksfront heeft de afgelopen twee jaar een reeks verschrikkelijke fouten gemaakt waardoor de reputatie onder de werkende massa’s serieus geraakt is. Het heeft onder een laag van de oorspronkelijke activisten tot bitterheid geleid, zeker onder de jongeren. Het verkiezingsresultaat lag ver onder het potentieel. Op een bepaald ogenblik vormde het Volksfront een alliantie met Nidaa Tounes tegen Ennahda, maar daar is het gelukkig op terug gekomen. De laatste tijd wordt opnieuw nadruk gelegd op de sociale thema’s, waardoor wat terrein terug gewonnen werd.

“Dat komt vooral door de basis die meermaals tegen de leiding inging en de organisatie tot een koerswijziging dwong. Als het Volksfront niet in een regering met Nidaa Tounes is gestapt, heeft dit vooral te maken met het feit dat de basis het niet zou aanvaard hebben. Bij de leiders is er geen principieel verzet tegen een dergelijke coalitie.

“Tijdens de regeringsonderhandelingen pleitte het Volksfront voor een bevriezing van de terugbetaling van de schulden, voordelen voor werklozen, loonsverhogingen en een duidelijk verzet tegen de afschaffing van het subsidiestelsel voor basisgoederen. Deze opstelling heeft het Volksfront de afgelopen periode extra steun opgeleverd in de peilingen.

“Er zijn conflicten tussen de rechterzijde die een meerderheid heeft in de centrale leiding van het Volksfront en de basisactivisten en sommige lokale verantwoordelijken. Dat is de reden waarom we tijdens de verkiezingen in bepaalde regio’s het Front steunden, zelfs indien we onze kritiek niet verborgen hielden. De centrale leiding van het Volksfront is niet democratisch en gebruikt methoden die zelfs in het front soms als stalinistisch worden omschreven. Partijleider Hamma Hammami zegt dat hij geen stalinist meer is. Hij vergeet eraan toe te voegen dat hij ook geen socialist of communist is.

“Het CWI pleit in Tunesië voor een massale politieke beweging die militante basis van het Volksfront kan verbinden met activisten van sociale bewegingen, werkloze jongeren en, vooral, de strijdbare syndicalisten en arbeiders van de UGTT. Dit vereist een militant en strijdbaar socialistisch actieprogramma dat trouw blijft aan de oorspronkelijke doelstellingen van de revolutie en bovendien consequent actief is op het terrein.

“Met de twee belangrijkste burgerlijke partijen in de regering is er een unieke positie voor de linkerzijde en de UGTT. Het groter aantal verkozenen van het Volksfront biedt de kans om een politiek klankbord voor de arbeidersbeweging en strijd te vormen. De samenstelling van de nieuwe regering discrediteert de positie die in het verleden door heel wat leiders van het Front en van de UGTT werd verdedigd, met name het idee van al dan niet expliciete steun aan Nidaa Tounes tegen de islamisten.

“De UGTT-leiding is erg gematigd en gebruikte zijn positie om de vorige pro-kapitalistische regering onder leiding van Jomaa te steunen, ook al ging die regering in tegen de belangen van de leden van UGTT. Sommigen in de vakbond zeggen dat deze leiders overal belangen hebben, behalve in hun eigen leden. We blijven de UGTT verdedigen tegen elke poging om de vakbonden te ondermijnen, maar we stellen tegelijk dat de werkenden en syndicalisten zich hun eigen vakbond terug moeten toe-eigenen. Dat kan door op te komen voor meer interne democratie en voor radicalere vakbondsacties tegen de nieuwe regering, te beginnen met de voorbereiding van een gecoördineerde nationale stakingsbeweging over de sectoren heen tegen de besparingsplannen.”

 

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie