Sri Lanka. Dictator Rajapaksa verliest verkiezingen. Naar onzekere periode

Analyse door TU Senan, CWI

Andere tijden. Rajapaksa en Sirisena waren voorheen bondgenoten. Nu haalde voormlaige partijleider Sirisena het als oppositiekandidaat van Rajapaksa in de presidentsverkiezingen.
Andere tijden. Rajapaksa en Sirisena waren voorheen bondgenoten. Nu haalde voormalige partijleider Sirisena het als oppositiekandidaat van Rajapaksa in de presidentsverkiezingen.

Donderdag waren er presidentsverkiezingen in Sri Lanka waarbij de zetelende president Mahinda Rajapaksa de genadeslag kreeg. Oppositiekandidaat Maithripala Sirisena haalde het met 6.217.162 stemmen (51,3%) van Rajapaksa die goed was voor 5.768.090 stemmen (47,6%).

Rajapaksa werd een van de meest onpopulaire presidenten uit de geschiedenis van Sri Lanka. Hij vestigde een dictatoriale macht in handen van zijn eigen familie waarbij corruptie schering en inslag was. Hij staat ook bekend als de vernietiger van het recht op vrije meningsuiting en van democratische rechten. Verder is hij verantwoordelijk voor een slachtpartij onder Tamils, hij maakte in 2009 een einde aan de burgeroorlog door tienduizenden Tamils te laten vermoorden.

Toen hij in 2005 met een nipte overwinning aan de macht kwam, ging hij meteen over tot het versterken van zijn greep op de macht. Siritunga Jayasuria, de algemeen secretaris van de United Socialist Party die als derde eindigde in die verkiezingen, waarschuwde toen al dat Rajapaksa het Singalese nationale chauvinisme terug in alle hevigheid zou gebruiken. Er waren vanaf 2007 sterkere banden met China, wat ook militaire en economische hulp met zich meebracht. Dat werd gebruikt om de oorlog te beëindigen en om de macht van de familie van de president te consolideren. Sindsdien zijn de Chinese investeringen sterk toegenomen waardoor China nu een belangrijke economische partner van Sri Lanka is. Er zijn geen betrouwbare cijfers, maar er wordt geschat dat China meer dan 5 miljard dollar heeft geïnvesteerd. Sri Lanka won snel aan belang in de scherper veranderingen van de geopolitieke verhoudingen in Zuid Azië, het werd een waardevolle parel aan de Chinese ‘parelsnoer’ van steunpunten in de regio.

De Chinezen bouwden de haven van Hambantota wat tot ongenoegen in India leidde toen de Chinezen er onderzeeërs lieten aanmeren. De Chinese investeringen en infrastructuur speelden een belangrijke rol in het standhouden van de stabiliteit waarop Mahinda Rajapaksa de laatste jaren kon overleven. Aanvankelijk kwam het IMF ter hulp om de snel verslechterende economie op te krikken met een lening van 2,7 miljard dollar. Maar de steun van het Westerse imperialisme nam af en de VS gaven zelfs aan dat ze liever een ‘regimeverandering’ zouden zien naast ook een stopzetting van de Chinese invloed. Bij de VN kwam er mee door de Amerikaanse vertegenwoordigers een initiatief om een onderzoek naar de oorlogsmisdaden te voeren. In maart van dit jaar werd aangegeven dat sancties tot de mogelijkheden behoorden. Deze verkiezingen werden gezien als een strijd tussen elkaar bekampende belangen in de regio, die van China, India en de westerse kapitalistische machten.

De economie kent dan wel een groei van 7% – waarmee het een van de snelst groeiende economieën ter wereld is – maar de massa’s hebben niet het gevoel dat de economie vooruitgaat. De brede steun voor Rakjapaksa onder de Singalese meerderheid van de bevolking vlak na het einde van de oorlog begon snel af te nemen. De massa’s waren zich maar al te goed bewust van de stijgende prijzen, aanvallen op het onderwijs en de gezondheidszorg, … Leraars, arbeiders uit vrijhandelszones, vissers en het personeel van de openbare sector gingen allemaal in actie tegen deze regering. Er ontstond een algemeen begrip dat de Chinese investeringen enkel dienen om de macht en de rijkdom van de president en zijn familie te versterken. Zelfs een deel van de kapitalistische klasse in Sri Lanka voelde zich benadeeld omdat ze buiten de voordelen van de investeringen en de ontwikkeling vielen.

Onder deze druk en omdat hij zich bewust was van zijn groeiende onpopulariteit, besloot Rajapaksa om zijn lot in hogere handen te geven. Zijn astroloog bepaalde dat de vervroegde verkiezingen de 8ste zouden gehouden worden.

Onder de ijzeren greep van de repressie kwam de oppositie tegen het regime amper naar voor, maar zodra de verkiezingen werden uitgeroepen bleek een breed ongenoegen. Er ontstond een openlijke breuk in de rangen van de eigen partij van Rajapaksa. Zijn jarenlange bondgenoot en algemeen secretaris van de SLFP (Sri Lanka Freedom Party, de partij van Rajapaksa), stelde zich kandidaat voor de oppositie. Dat zette de deur open voor het einde van het regime van Rajapaksa. Maar liefst 26 parlementsleden, waaronder een reeks ministers, stapten naar de oppositie over. Toen Rajapaksa erin slaagde om een parlementslid van de oppositiepartij UNP naar zijn kamp te halen, haalde het nog weinig uit. Er kwam geen steun voor de president. Het SLMC (Sri Lanka Muslim Congress) besloot de oppositie te steunen nadat er grote druk kwam van de moslim bevolking in het land die onder vuur ligt van aanvallen door extremistische gewelddadige boeddhistische groepen zoals BBS. Die groepen zouden banden hebben met het ministerie van defensie dat geleid werd door de broer van Mahinda Rajapaksa.

Niet alleen de gediscrimineerde Tamils en moslims stemden tegen Rajapaksa. Er ontstond een nieuw fenomeen in het zuiden van het land waar brede lagen van de middenklasse zich tegen Rajapaksa begonnen te keren. Dat was onder meer het geval met activisten, journalisten, kunstenaars en anderen. Het werd duidelijk dat de kansen voor Rajapaksa kleiner werden. Dit gaf de oppositie een zekere kracht en ze slaagde erin om een momentum te creëren. De euforie van het einde van de oorlog waar Rajapaksa nog steeds op wilde rekenen, ging verloren door het gebrek aan reële verbetering voor de meerderheid van de bevolking.

Het bleef echter onzeker of Rajapaksa geweld zou gebruiken en bijvoorbeeld het enorm uitgebreide leger zou inzetten om zijn heerschappij in stand te houden. Hij maakte misbruik van zijn controle op het staatsapparaat om propaganda voor zich te maken en zoals verwacht was er heel wat inmenging. Hij weigerde journalisten en activisten het land binnen te laten om de verkiezingen te observeren of eraan deel te nemen. Er waren doodsbedreigingen tegen mensenrechtenactivisten en het leger werd ingezet om kiezers te intimideren. Maar ondanks al deze elementen was er een hoge opkomst (zowat 75%) en miljoenen kiezers stemden om Rajapaksa weg te krijgen. ‘Weg met Mahinda’ was hun drijfveer, niet zozeer een positieve steun aan oppositiekandidaat Maithri Sirisena. Onder de Singalese chauvinistische basis in het land bleef Rajapaksa een brede steun genieten, waardoor de stemming uiteindelijk sterk gepolariseerd was tussen beide kandidaten.

Sirisena biedt geen substantieel ander beleid. Hij bleef herhalen dat hij het veiligheidsbeleid van Rajapaksa zou volgen en dat hij het land en de familie-Rajapaksa zou beschermen tegen een onderzoek naar oorlogsmisdaden. Hij beloofde wel om de macht van de president te beperken en terug te keren naar een democratie naar Brits model met een sterker parlement. Hij kondigde ook aan dat generaal Fonseka en het hoofd van het gerecht opnieuw in hun functie zouden hersteld worden. Eerder werden ze door Rajapaksa aan de kant geschoven. Samen met UNP-leider Ranil Wickramasinge beloofde hij aan de werkgevers dat een aantal Chinese projecten zouden gestopt worden en dat er een onderzoek zou komen naar corruptie rond de Chinese investeringen.

De oppositie had niet de bedoeling om de voorwaarden waaronder de massa’s leven en werken te veranderen. Maar de familie van Rajapaksa had zoveel woede en ongenoegen gecreëerd dat de afkeer tegenover hun greep op de macht de verkiezingen domineerde. Er was geen positief alternatief, maar de massa’s namen het risico om voor Maithri te stemmen om van Rajapaksa af te geraken.

Zelfs Rajapaksa erkende dat de massa’s slechts de keuze hadden tussen twee keer hetzelfde, tussen twee duivels. Daarbij riep hij op om voor hemzelf te stemmen, de bekende duivel. Op een verkiezingsmeeting in het noorden van het land, waar een meerderheid van de bevolking Tamil is, stelden aanhangers van Rajapaksa dat de oppositie de verantwoordelijkheid moest opnemen voor het bloedbad en het gebruik van clusterbommen tegen burgers. Maithri Sirisena zat immers in de regering op het ogenblik van deze aanvallen. De houding van veel Tamils was gelijkaardig als bij de verkiezingen van 2010 toen een meerderheid voor generaal Fonseka stemde, zelfs indien die verantwoordelijk was voor de oorlog tegen de Tamils. Om van Rajapaksa af te raken werd toen voor Fonseka gestemd. De leiding van de Tamil partij TNA (Tamil National Alliance) begreep deze stemming niet. Zij vroegen de Tamils niet alleen om voor Sirisena te stemmen om van Rajapaksa af te raken, maar ze creëerden ook illusies dat er iets zou veranderen.

siriHet is onder deze voorwaarden dat de United Socialist Party aan de verkiezingen deelnam en opriep om te bouwen aan een massale kracht van arbeiders en armen om de nodige verandering af te dwingen. Siritunga Jayasuriya kwam op als oppositiekandidaat en hield meetings waarop soms tot duizend mensen aanwezig waren. Hij riep op om aan de verkiezingen deel te nemen, niet alleen om Rajapaksa aan de kant te schuiven maar ook om te bouwen aan een massaorganisatie. Hij was de enige kandidaat die het recht van de Tamils op zelfbeschikking verdedigde, opkwam voor de terugtrekking van de troepen uit het noorden en het oosten en dit koppelde aan een programma dat inging tegen privatiseringen en de belangen van de arbeiders en de massa’s naar voor schoof.

In zijn campagne wees Siri erop dat beide centrale kandidaten zich op het kapitalisme baseren en daarom niet in staat zijn om de belangen van de meerderheid van de bevolking te verdedigen. De USP pleitte voor een gezamenlijke linkse kandidaat met elementen van een socialistisch programma. Ondanks voorstellen van de USP beperkte de Freedom Socialist Party (FSP, een afsplitsing van de JVP) haar programma op het vlak van de rechten van minderheden in de samenleving. Geen enkele andere linkse kracht in Sri Lanka was bereid om openlijk en duidelijk op te komen voor de nationale verwachtingen van de Tamils en dit te verbinden met het einde van onderdrukking en uitbuiting. Siritunga legde ook uit dat de sterke positie van de president inderdaad moet verdwijnen, maar dat een terugkeer naar een sterker parlement geen oplossing is.

De United Socialist Party riep op om lessen te trekken uit de historische ervaring om telkens weer voor een kapitalistische partij te stemmen die niet de belangen van de bevolking verdedigde, of er zelfs regelrecht tegenin ging. Siritunga wees erop dat de grondwet van het land de bevolking niet dient en volledig weg moet. In de verkiezingscampagne pleitten Siritunga en de USP voor een revolutionaire grondwetgevende vergadering.

Uiteindelijk haalde Siritunga 8.840 stemmen. Dat is een goed aantal in deze gepolariseerde verkiezingen. Onder de andere linkse krachten haalde de FSP 9.941 stemmen en de NSSP, die slechts een schijnkandidaat had omdat openlijk campagne werd gevoerd voor oppositiekandidaat Sirisena, strandde op 4.047 stemmen.

Het is niet evident om steun te vinden voor linkse en socialistische kandidaten. Er is een lange geschiedenis van verraad. Zelfs tot op het einde hebben de ‘Communistische’ Partij en de ooit socialistische LSSP deelgenomen aan de regering en ze steunden Rajapaksa bij deze verkiezingen. De Singalese nationalistische JVP beweerde ooit marxistisch te zijn en zit sinds kort in de oppositie. Voor de JVP blijft het nationalisme centraal staan, waardoor ze geen marxistische partij kan zijn. De FSP splitste af van de JVP maar blijft zeker op vlak van de nationale kwestie tekort schieten.

Ondanks al deze complicaties en moeilijkheden heeft de USP een principieel standpunt ingenomen door op te komen voor de rechten van de Tamil bevolking en door te bouwen aan een strijdbare socialistische kracht die ook na de verkiezingen actief zal blijven.

De macht wordt nu overgedragen aan Sirisena en de massa’s hopen op verandering binnen de 100 dagen, zoals hij beloofde. Het is echter moeilijk om te zien hoe hij iets zal kunnen veranderen zolang de greep van de familie-Rajapaksa op de macht zo groot blijft. Er opent zich een periode van politieke onzekerheid. Sirisena is geen alternatief op Rajapaksa. Hij zal geen verbetering brengen voor de werkenden, de armen en de jongeren in Sri Lanka. Het is meer dan ooit nodig om ons te organiseren en op te komen voor een socialistisch alternatief.

 

 

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie