Ecologie. Markt is rem voor hernieuwbare energie

Dossier door Pete Dickinson uit Socialism Today.

renewableHet aandeel van hernieuwbare energie in de totale elektriciteitsproductiecapaciteit nam van 7,8% in 2012 toe tot 8,5% in 2013 (United Nations Environment Programme [UNEP], Global Trends in Energy Investment, 2014). Indrukwekkender was dat 43,6% van de nieuwe capaciteit hernieuwbaar was. Een dergelijke toename van het gebruik van niet-vervuilende energie is natuurlijk erg welkom. Maar betekent het ook dat de kapitalistische regeringen eindelijk het gevaar van de globale opwarming ernstig nemen? Heeft het marktsysteem ons op weg gezet naar een koolstofvrije toekomst?

Om op die vragen te beantwoorden, moeten we gedetailleerder op de data ingaan. We moeten nagaan hoeveel in welke landen werd geïnvesteerd en daarbij kijken naar de trends in deze investeringen en nagaan wat de achterliggende redenen waren. De volledige omvang van de investeringen kan dan vergeleken worden met wat nodig is om de temperatuurstijging onder 2 graden celsius sinds de periode voor de industrialisering te houden, een grens die wordt gehanteerd om te waarschuwen voor oncontroleerbare gevolgen van de klimaatveranderingen. Daarbij moet ook rekening gehouden worden met de tijdschaal die nodig is om dit resultaat te bekomen.

De investeringen in hernieuwbare energie namen toe tot 257 miljard dollar in 2011. Sindsdien was er evenwel een afname met 23%. Het besparingsbeleid in de EU speelt daar een belangrijke rol in. De Duitse uitgaven daalden met 56% in 2013, in Italië ging het zelfs om 75% (Bloomberg New Energy Finance, 2014). Duitsland lag voordien voorop in Europa wat groene energie betreft. De afname met 23% is in feite veel erger dan op het eerste gezicht lijkt als we Japan bekijken. Daar was er in 2013 een toename van 80% van investeringen in hernieuwbare energie tegenover 2012. Hiermee komt Japan op de derde plaats na de VS en China. De huidige tendens zou Japan in 2015 op de eerste plaats zetten. Dit is vooral toe te schrijven aan de gevolgen van de kernramp in Fukushima in 2011. Maar het volstaat niet om de klimaatveranderingen aan te pakken.

De Japanse regering moest een groot deel van de nucleaire energie uitschakelen omdat verschillende kerncentrales gesloten werden na de ramp met een aardbeving en tsunami die de reactoren van Fukushima vernietigden. Het leidde tot een tekort aan energie waarbij noodmaatregelen werden genomen om de toevoer op peil te houden. Het antwoord was een toename van fossiele brandstoffen en hernieuwbare energie. Het netto effect hiervan is geen afname van de uitstoot van broeikasgassen, aangezien de energiebron die vervangen wordt, kernenergie, geen significante kwantiteit aan gassen uitstoot die bijdragen aan de globale opwarming. (Wat uiteraard niet betekent dat kernenergie groene energie is, de grote hoeveelheid bijzonder giftig afval is immers onvermijdelijk).

Er zijn gelijkaardige tegengestelde elementen in de VS en China. Ondanks hun leidersplaats inzake investeringen in hernieuwbare energie, bleef ook de uitstoot van broeikasgassen verder toenemen. De VS ging de afgelopen jaren, onder druk van een strategisch doel van grotere energieonafhankelijkheid, over tot een massale toename van fracking, een technologie waarbij gas en olie wordt geproduceerd waarbij broeikasgassen vrijkomen als ze verbrand worden.

Toen de Chinese economie met 10-12% per jaar groeide, was er een tekort aan energie die ertoe leidde dat de regering hernieuwbare energie begon te promoten, naast fossiele brandstoffen en kernenergie. Chinese bedrijven wilden ook wereldleiders worden inzake zonne-energie. Ze slaagden daar tot op een zekere hoogte in, onder meer door de toegang tot gemakkelijke door de overheid uitgeschreven kredieten en een bescherming van de binnenlandse markt. Terwijl groene technologie werd ontwikkeld, bleef China het overgrote deel van de energiebehoeften invullen met steenkool, de meest vervuilende van de fossiele brandstoffen. Het nettoresultaat voor zowel de VS als China is dat de investeringen in hernieuwbare energie niet opwegen tegen de investeringen in technologieën die fossiele brandstoffen gebruiken.

Het rapport van UNEP wijst op de interessante ontwikkeling dat de kost van zonnepanelen zo hard is afgenomen dat er zelfs bij een afname van de investeringen een toename was van het aantal panelen. Dit kan leiden tot een groter gebruik van zonne-energie en sommigen gaan dan misschien denken dat er een keerpunt komt waarbij de omvang van hernieuwbare energie het overwicht zal halen op vervuilende technologie.

De toename van zonne-energie is met verschillende factoren verbonden. Regeringssteun en subsidies, openlijk in Europa en meer indirect in China, speelden een belangrijke rol in de toename van het gebruik van deze energie. (Dit geeft overigens een idee van de mogelijkheden als de markt aan de kant wordt geschoven). De grote recessie van 2008, gevolgd door het besparingsbeleid, heeft de prijzen naar beneden gehaald omdat de vraag naar energie afnam. Tegelijk waren er historisch hoge olieprijzen, onder meer door de geopolitieke instabiliteit en de afspraken binnen OPEC. Hierdoor werd zonne-energie aantrekkelijker.

Maar deze combinatie van factoren is nu aan het verdwijnen. De olieprijs is van 110 dollar per vat gezakt tot 85 dollar per vat. De subsidies zijn gestopt waardoor er een ineenstorting van investeringen in hernieuwbare energie is. Tegelijk zijn er geen tekenen dat de vraag op de wereldwijde markt opnieuw toeneemt. Een sterke groei zou kunnen leiden tot een nieuwe toename van de vraag naar zonne-energie in China en het zou de olieprijs de hoogte kunnen induwen, waardoor zonne-energie aantrekkelijker wordt. Maar het besparingsbeleid doorkruist dit. Bovendien wordt door de meeste kapitalistische regeringen gegaan voor een jarenlang besparingsbeleid. Hierdoor zullen er geen nieuwe subsidies komen en is er geen vooruitzicht op een sterk economisch herstel.

Zelfs indien er terug een combinatie van gunstige marktfactoren ontstaat, zal dit wellicht geen significante verandering teweeg brengen in het algemene beeld van de aantasting van het milieu. Het Stern-rapport over globale opwarming, een rapport dat op vraag van de vorige Britse Labour-regering werd opgemaakt maar nooit werd doorgevoerd, stelde dat gedurende 40 jaar 1% van de economische output naar investeringen in hernieuwbare energie moest gaan. Het is onwaarschijnlijk dat er gedurende een dergelijke lange onafgebroken periode voldoende gunstige marktomstandigheden zouden bestaan om dit in de realiteit om te zetten.

Het is bovendien slechts de helft van het verhaal. De omvang van de uitgaven om het doel van 1% te halen, werd nooit behaald. Ook niet in 2011 toen de wereldwijde investeringen in groene energie een piek kenden. Dat jaar werd 257 miljard dollar geïnvesteerd. Dat is slechts 0,33% van de wereldwijde economische output die door het IMF in 2014 op 77 triljoen dollar werd geschat. Het percentage ligt nog lager indien de meest recente cijfers van investeringen in hernieuwbare energie zouden gebruikt worden. Het cijfer van het Stern-rapport was gebaseerd op data van tien jaar geleden. Sindsdien is de uitstoot fors toegenomen, waardoor het doel van 1% vandaag zeker niet meer zou volstaan. Maar zelfs indien 3% van de economische output vereist is, kan dit investeringsniveau gehaald worden zonder de rest van de economie te verstoren. Groene investeringen zijn bovendien relatief arbeidsintensief waardoor miljoenen nieuwe jobs kunnen gecreëerd worden.

De positieve effecten van de subsidies voor hernieuwbare energie gaven een idee van wat mogelijk is indien het keurslijf van de markt wordt verworpen. Subsidies in het kader van een vrije markt zullen echter nooit volstaan of lang genoeg volgehouden worden om het benodigde resultaat op te leveren. Om de koolstof uit de economie te halen, moeten we beginnen met de nationalisatie van de energiesector, waaronder de energiecentrales en de hernieuwbare energie. Deze sector moet op democratische wijze beheerd worden met vertegenwoordiging van de nationale regering, energiegebruikers en het personeel van de sector. Een topprioriteit van de genationaliseerde sector zou de strijd tegen globale opwarming zijn. Dit zou internationale samenwerking vereisen, wat enkel mogelijk is indien de huidige kapitalistische regeringen aan de kant worden geschoven.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie