De betrekkelijk onbekende Amsterdamse kunstenaar Johan van Hell vond zijn modellen vooral op straat: een olieman of glazenwasser, marktkooplui en straatmuzikanten, bezig hun bescheiden kost te verdienen. Hij verbeeldde de dagelijkse strijd om het bestaan gedurende de crisisjaren.
Ron Blom, Offensief Amsterdam
Ondanks deze onderwerpkeuze werd zijn werk nooit melodramatisch of sentimenteel. Veel van zijn werken balanceren op de grens van tristesse en optimisme en laten zijn grote betrokkenheid zien. In stilistisch opzicht heeft zijn werk verwantschap met de Neue Sachlichkeit, een uit Duitsland afkomstige realistische stroming die omstreeks 1925 ook in Nederland opkwam. Weer later waren het vooral de kunstenaars uit de ‘Stijl-groep’ die zijn werk beïnvloedden. Hierdoor kregen zijn werken een door lijnen en vlakken bepaalde compositie. Daarbij gaf Van Hell zijn realistische voorstellingen vaak een geometrische compositie. Ondanks die vlakke opbouw blijven zijn figuren altijd als individuen herkenbaar.
Veelzijdig
Johan van Hell was een dubbeltalent: hij was beeldend kunstenaar en ook een gewaardeerd klarinettist. Zo speelde hij in het Concertgebouworkest onder Mengelberg. Behalve als tekenleraar verdiende hij ook als muziekleraar de kost. In deze ter gelegenheid van een tentoonstelling uitgebrachte eerste monografie over Johan van Hell, ‘Johan van Hell 1889-1952’ wordt recht gedaan aan zijn hele leven en ontwikkeling. In het boek is veel nieuwe informatie verwerkt. Op vrij jonge leeftijd ving Van Hell al aan met het schilderen. Tijdens zijn diensttijd gedurende de Eerste Wereldoorlog begon hij ‘overal waar daartoe de gelegenheid was, mee te musiceren’.
Hij raakte via zijn eerste echtgenote, de in 1930 overleden schilderes Pauline Wijnman, betrokken bij de sociaal-democratische Arbeiders Jeugd Centrale (AJC). Hij maakte werk voor de AJC en de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP). Van Hell illustreerde en ontwierp boeken voor de Bondsdrukkerij De Volharding, voor het links socialistische Roode Baken en de Arbeiderspers.
Hij maakte ook in de jaren twintig van de vorige eeuw een reclamestrip onder de titel ‘De krant van Jan Proleet’: ‘Jan Proleet wil zonder mankeeren. Op een krant zich abonneeren’. Maar welke? Katholieke kranten, De Telegraaf en ook het keurige Handelsblad, dat als een heer met hoge hoed wordt afgebeeld, vallen af. ‘Daar hij van eigen zaak wou lezen. Mocht het geen bourgeoiskrant wezen.’ Zo luidde het onderschrift. Jan zou tenslotte natuurlijk kiezen voor de sociaal-democratische krant Het Volk, ‘van d’arbeid tolk’.
In zijn bijdrage voor de bij de tentoonstelling horende publicatie staat Bart de Cort onder de titel ‘Van palet en klarinet. Johan van Hell en de muziek’ uitgebreid stil bij zijn muzikale carrière en hoe thema’s als muziek en straatmuzikanten terugkomen in het werk van deze socialist in hart en nieren.
Onafhankelijk Socialistische Partij
Johan Van Hell was naast de bekende kunstenaar Meijer Bleekrode lid van de linkse afsplitsing van de SDAP genaamd de Onafhankelijke Socialistische Partij (OSP). Deze groep opposanten splitste zich in 1932 af van de SDAP, onder meer op grond van meningsverschillen over het koloniale vraagstuk en over samenwerking met de confessionelen. De hierboven genoemde Bart de Cort heeft over deze interessante partij een boek geschreven getiteld ‘Solidariteit in anonimiteit. De geschiedenis van de leden van de Onafhankelijke Socialistische Partij’. Voor de SDAP-oppositie en de daaruit ontstane links-socialistische partij maakte Van Hell diverse affiches en ander illustratiemateriaal, zoals ‘militarisme’ (1930), ‘het socialisme nu! Strijdt met ons in de Onafhankelijke Socialistische Partij’ (1932). Het was de tijd van snel groeiende massawerkloosheid, opkomend fascisme en oorlogsdreiging.
Socialistische Kunstenaars Kring (SSK)
Van Hell was net als zijn communistische schildersvriend Peter Alma actief in de op 6 maart 1927 opgerichte Socialistische Kunstenaars Kring (SSK). Zowel sociaal-democraten als communisten, maar ook ongebonden kunstenaars maakten deel uit van de SSK, die zich ten doel stelde: ‘De kunstenaars die de verwezenlijking van het socialisme als beginsel aanvaarden, te vereenigen, ten einde de socialistische gedachte in de kunstuitingen van onzen tijd te bevorderen en te streven naar opheffing van de bestaande scheiding tussen kunstenaar en maatschappij. Zij stelt zich voorts ten doel, de socialistische arbeidersbeweging te dienen en de geestelijke en stoffelijke belangen harer leden te behartigen.’
Hij was een geëngageerd kunstenaar in een roerige tijd. Dertig jaar geleden was er voor de laatste keer een overzichtstentoonstelling te zien van zijn werk. Volgens het Museum voor Moderne Kunst is het daarom tijd voor een herwaardering. Onder de titel ‘Van de straat – Het sociaal engagement van Johan van Hell (1889-1952)’ organiseert het Museum voor Moderne Kunst in Arnhem een expositie van het werk van deze socialistische kunstenaar tot 12 februari 2006. De tentoonstelling laat zien dat Van Hell een eigen plek tussen vaak veel bekendere realisten uit het Interbellum verdient en daarmee een duidelijke positie binnen de Nederlandse kunstgeschiedenis inneemt.