Zomerschool van het CWI. Honderd jaar na de grote slachting

Verslag door Stefanie (Charleroi)

Naar aanleiding van de 100ste verjaardag van de eerste wereldoorlog, werd één van de commissies van de zomerschool gewijd aan de Eerste Wereldoorlog. De commissie toonde hoe marxisten naar deze periode kijken, in contrast met de officiële geschiedschrijving en herdenkingen rond de oorlog.  We maakten een analyse van de internationale economische spanningen in de periode voor de oorlog, maar ook van de kracht van de arbeidersbeweging, en het verraad van de leiding van die arbeidersbeweging. We probeerden te verklaren waarom deze oorlog er gekomen is, en hoe de oorlog eindigde, om de lessen te trekken voor de arbeidersbeweging vandaag.

Op 28 juli 1914 begon de eerste wereldoorlog met de oorlogsverklaring van Oostenrijk-Hongarije tegen Servië. Deze verjaardag is een goede gelegenheid om terug te kijken en lessen te trekken voor de arbeidersbeweging. Voor revolutionairen was dit een moeilijke periode van isolatie en heropbouw, maar het zou ook de periode zijn waarin de fundamenten werden gelegd voor de enorme vooruitgang op het einde van de oorlog, met de revolutionaire golf, waaronder natuurlijk de Russische revolutie. Het is onmogelijk het succes van de Russische revolutie te begrijpen zonder de moeilijkheden en discussies tijdens de oorlogsperiode te begrijpen.

De oorlog herdenken

Wij zijn niet de enigen die de oorlog herdenken. De burgemeester van Ieper, Jan Durnez, kondigde trots aan dat de herdenking een succes is voor de toeristische sector in zijn stad, met veel meer dan de verwachte half miljoen toeristen dit jaar. De herdenking een voor hem pure kwestie van citymarketing waarin de stad en haar verschrikkelijke oorlogsverleden niets meer zijn dan een product om te verkopen. Burgerlijke politici als Jan Durnez willen deze gelegendheid vooral niet gebruiken om over politiek of imperialisme te praten, want dit zou het feest verstoren.

In Groot-Brittannië klaagde de voormalige minister van onderwijs, Michael Gove, dat ‘linkse academici’ de Blackadder show durfden gebruiken als propaganda in hun lessen om bepaalde ‘mythes’ over de oorlog te verspreiden. Blackadder zou “neerkijken op patriottisme en moed, en de oorlog voorstellen als een onzalige warboel”. Deze academici worden bekritiseerd omdat ze de oorlog niet verdedigen waarin meer dan 700 000 Britse oorlog het leven verloren. Het is veelzeggend dat een komische show zoals Blackadder een juister beeld geeft van de realiteit dan de burgerlijke minster van oorlogspropaganda.

Marxisten kijken naar de geschiedenis om de omstandigheden te analyseren waarin evementen zich afspelen. We willen ervaringen van sociale bewegingen verzamelen om eruit te leren. In tegenstelling tot de officiële herdenkingen, baseren we onze analyse op de positie van de arbeidersklasse, en we houden rekening met de elementen die door de officiële geschiedenisschrijvers niet worden vermeld.

De oorzaken van de oorlog

Verschillende officiële historici noemen de oorlog absurd en zeggen dat niemand deze oorlog had gewild. Voor hen is het moeilijk te begrijpen waar deze oorlog vandaan kwam.

Trotski schreef in 1914 over de redenen van de oorlog in ‘Oorlog en de Internationale’: “De oorlog van 1914 is de grootste ineenstorting, die de geschiedenis kent, van een economisch systeem, dat aan zijn eigen tegenstrijdigheden ten gronde gaat.” Hij stelde nog: “Alle historische machten, wier taak het was, de burgerlijke maatschappij te leiden, uit haar naam te spreken, en haar uit te buiten, zij allen hebben door de oorlog van 1914, hun eigen rotheid uitgesproken. Zij beschermen het kapitalisme als het systeem van menselijke cultuur en de uit dat systeem geboren catastrofe is in de eerste plaats hun catastrofe. De eerste stroom van gebeurtenissen verhief de nationale regeringen en legers tot een nooit gekende hoogte, voor een ogenblik stonden de naties om hen heen geschaard; maar te vreselijker zal de val van de regeringen zijn, als de volkeren, die nu door het kanongebulder verdoofd zijn, zullen gaan beseffen wat de betekenis van de gebeurtenissen is, als ze de waarheid in al haar verschrikking zullen zien.”

Officiële burgerlijke geschiedenisboeken zijn niet in staat de oorlog echt te begrijpen. Ze beperken zich vooral tot het beschrijven van de horror en/of brengen een morele boodschap dat we zo’n oorlog nooit meer moeten toelaten. Alsof het gewone volk deze oorlog had gewild. Ondanks een brede steun bij het begin van de oorlog na een intense propagandacampagne, verdween de aanvankelijke steun gauw. Dit was geen oorlog gewild door de werkende bevolking, zij dienden vooral als slachtoffers van de oorlog.

Geschiedenisboeken neigen ook kleine feiten te benadrukken en erover door te gaan zonder te verklaren waarom deze op zich beperkte feiten zo’n belang kregen, zoals de moord op de Oostenrijkse aartshertog Franz Ferdinand in Sarajevo op 28 juni 1914. Dit was een belangrijke gebeurtenis, maar voor de oorlog was het eerder een excuus. De oorlog ging fundamenteel niet om de Oostenrijkse aartshertog, maar was een enorme strijd om economische belangen, markten, politieke macht en prestige.

Voor 1914 waren er confrontaties tussen koloniale machten, in Afrika of in China. De wereld werd te klein voor de nieuwe opkomende imperialistische machten, in het bijzonder Duitsland dat heel wat later op het toneel kwam. Hierdoor kon Duitsland sneller ontwikkelen en productiever zijn, vooral in vergelijking met de oudste kapitalistische machten zoals Groot-Brittannië. Maar ook Frankrijk was verzwakt. Zoals Trotski stelde: “De kern van de tegenwoordige oorlog is de opstand van de productiekrachten, die het kapitalisme gevormd hebben, tegen de in nationale staten opgesloten uitbuitingsvorm.” En nog: “De politiek van het imperialisme is een bewijs, dat de oude nationale staat, die tot stand kwam tijdens de revoluties en oorlogen van 1789-1815, 1848-1859, 1864-1866 en 1870, uitgeleefd is en nu een onverdraaglijke belemmering voor de ontwikkeling van de productiekrachten geworden is. De oorlog van 1914 betekent in de eerste plaats de verbrijzeling van de nationale staat als zelfstandig productiegebied.”

De wereldwijde integratie van de economie heeft geen einde gemaakt aan de verschillende historische, economische, politieke en strategische belangen van de nationale heersende klassen. De eerste wereldoorlog was een tragische uitdrukking hiervan. We zien ook vandaag hoe de globalisering de interimperialistische spanningen niet heeft beëindigd, integendeel.

De Franse socialist Jean Jaurès vatte de verantwoordlijkheid en oorzaken van de eerste wereldoorlog en andere oorlogen sindsdien samen: “Kapitalisme draagt oorlog in zich zoals de wolken regen in zich dragen”. Je kan de oorlog niet stoppen zonder tegen het kapitalistisch systeem te vechten.

De macht van de arbeidersbeweging

De arbeiders waren nooit zo georganiseerd geweest als bij het begin van de eerste wereldoorlog. In een relatief korte periode van 30 – 40 jaar waren machtige massaorganisaties opgebouwd. De Duitse SPD was pas legaal sinds 1890.  23 jaar later, in 1913, telde de SPD meer dan een miljoen leden (op een bevolking van 68 miljoen). In 1912 behaalde de partij 4,25 miljoen stemmen, of 34,7%. En het waren niet enkel leden op papier. De partij had 90 dagbladen, 267 voltijdse journalisten, 3000 die voltijds voor de partij werkten. 110 verkozenen in de Reichstag en 220 in de regionale parlementen, bijna 3000 gemeenteraadsleden. In de vakbonden gelinkt aan de SPD werkten minstens 15 000 voltijdsen.

In de jaren voor de oorlog waren de leden van de SPD en andere socialistische partijen in Europa betrokken in enorme anti-oorlogacties. Deze partijen werden gezien als de drijvende kracht achter de anti-oorlogsbeweging. En deze beweging was enorm met betogingen van bijvoorbeeld een half miljoen in Berlijn. De Tweede Internationale hield een anti-oorlogsconferentie in Bazel, Zwitserland, in november 1912 met meer dan 500 afgevaardigden uit 23 landen, ondanks het feit dat de uitnodiging slechts een maand voor de conferentie verzonden was.

Zelfs in 1914 waren er grote acties. De Duitse SPD organiseerde een week van activiteiten tegen de oorlog (25 tot 30 juli 1914) met in totaal meer dan 750 000 deelnemers. Slechts een paar dagen later, op 4 augustus, stemden bijna alle verkozenen van de SPD voor de oorlogskredieten. In Frankrijk waren er 90 000 betogers tussen 25 juli en 1 augustus.

In woorden was het verzet tegen de oorlog belangrijk voor de Internationale. Dit was reeds het geval in 1889 bij de oprichting van de Internationale: “De oorlog is een onvermijdelijk gevolg van de huidige economische relaties en zal enkel verdwijnen wanneer het kapitalisme zelf verdwenen is.”

Het congres in Stuttgart in 1907 stemde voor een amendement gesteund door Rosa Luxemburg, Lenin en Martov: “Als ondanks alles – ondanks het verzet van de werkende bevolking – een oorlog losbreekt, dan is het onze plicht deze oorlog te stoppen, en er alles aan doen om de economische en politieke crisis die de oorlog heeft gecreëerd te gebruiken om onder de hele bevolking te agiteren om bij te dragen tot de val van de kapitalistische overheersing.”

Het congres in Bazel in 1912 verklaarde: “Voor de werkende bevolking is het een misdaad elkaar te vermoorden in naam van de winsten van de kapitalisten, de ambities van monarchiën en de glorie van geheime diplomatische verdragen.”

Woorden en daden

Deze scherpe woorden waren een uitdrukking van de druk van de basis. Maar de leiding was reeds langere tijd onduidelijk. Wanneer het internationaal congres in Kopenhagen in 1910 het idee bediscussieerde van een algemene staking in het geval van een oorlog (een idee gesteund door de Fransen en de Britten), zei de Duitse socialistische autoriteit Bebel: “Jullie moeten beslissen en jullie mogen beslissen wat jullie willen, maar wij Duitsers doen niet mee.”

Lenin was zich bewust van dit verschil tussen woorden en daden. Volgens Zinoviev reageerde hij op het manifest van Bazel in 1912: “Ze hebben een enorme belofte gemaakt. Laat ons nu zien hoe ze dit gaan realiseren.”

De leiding was niet voorbereid op de oorlog. De snelle groei van de arbeidersorganisaties leidde tot de illusie dat een verdere lineaire groei mogelijk was en uiteindelijk tot het socialisme zou leiden. Men begreep de ontwikkelingen en vooral de complicaties van de periode niet.

Het congres in Bazel in 1912 stelde dat de socialistische kiezers in Duitsland “de beste garantie  op vrede tussen de volkeren” waren. Dit was correct, maar niet met de leiding die ze toen hadden. De Internationale bewees niet in staat te zijn de kracht van de arbeidersklasse te gebruiken om de oorlog te stoppen.

De verschillende socialistische partijen begonnen hun eigen nationale burgerij te steunen. Zoals Rosa Luxemburg het stelde, was de slogan “proletariërs aller landen verenigt u” veranderd in “proletariërs aller landen, verenigt u in vredestijd, maar vermoordt elkaar in oorlogstijd”.

Zelfs op 29 juli 1914 kwam het internationaal socialistisch Bureau samen in Brussel en kwam niet verder dan een oproep om druk te zetten op de regeringen tegen de oorlog. Met het falen van de tactiek van compromissen, schonk de sociaaldemocratie haar diensten aan de burgerij aan. Duitse socialistische leiders (Scheidemann, Sündekun of Parvus) gingen hun ‘zusterpartijen’ in neutrale landen bezoeken om hen te overtuigen van de politiek van de Duitse keizer. Vakbondsleiders annuleerden alle stakingsacties en kondigden aan dat er geen erkende stakingsacties zouden komen, ongeacht de redenen van de staking.

De enorme autoriteit en de massaorganisaties die opgebouwd waren in de vorige decennia, werden niet gebruikt om een socialistisch alternatief te bouwen, maar om het kapitalisme te verdedigen, inclusief de barbaarse kapitalistische oorlog. De SPD zat officieel in de oppositie, maar besprak haar oppositie met de regering vooraleer publiek te gaan. Het was pas in oktober 1918 dat de SPD officieel de regering vervoegde, toen dit nodig was om de revolutie te stoppen.

En dit was niet alleen het geval in Duitsland. In Frankrijk steunden de socialisten en de syndicalisten een ‘heilige alliantie’ van alle partijen om het vaderland te verdedigen. In België werd Emile Vandervelde lid van het oorlogskabinet rond de koning.

Verzet tegen de oorlog groeit

Met de groei van het verzet tegen de oorlog, groeide ook de minderheid tegen de oorlog binnen de sociaaldemocratie. In 1914 sprak alleen Liebknecht zich uit tegen de oorlogskredieten (en in december 1914 was hij de eerste die tegen de oorlogskredieten stemde), in 1915 stemden al 20 SPD verkozenen tegen. Dit zou de basis zijn van de latere Onafhankelijke SPD (USPD), die de basis zou zijn van de latere Communistische Partij. Zowel in de SPD als in de Internationale was een splisting onvermijdelijk.

De Zwitserse en Italiaanse socialisten, samen met de Russische socialisten in ballingschap, kwamen samen in Zimmerwald (1915) en Kienthal (1916). Dit was een belangrijke stap in het verenigen van de krachten die tegen de oorlog waren, maar niet iedereen maakt een duidelijke breuk met de sociaal-patriotten. De enige correcte positie werd verdedigd door Lenin, Trotski, Luxemburg en anderen.  Zij baseerden zich op een militante klassenstrijd en op de erkenning dat de belangrijkste vijand zich in eigen land bevindt (zoals Karl Liebknecht had gezegd).

De desillusie in de oorlog leidde tot strijd. Niet alleen in Rusland in 1917 maar ook elders was er strijd of oppositie tijdens de oorlog. Reeds op Kerstdag 1914 – er waren dan al meer dan een miljoen doden – drukten de soldaten uit dat ze genoeg hadden van de oorlog. Op het initiatief van de Duitsers hadden ze vrede voor een dag met kerstbomen in het no-man’s-land. Soldaten begonnen met elkaar te spreken en merkten hoe ze dezelfde belangen deelden. De legerleiding werd nerveus en dreigde met zware boetes tegen deze vrede van onderuit. Op de derde dag herbegon het schieten langzaam.

Klassenstrijd en protest bleven bestaan tijdens de oorlogsperiode, zelfs indien het moeilijker was door het gebrek aan organisatie door het verraad van de leiders van de arbeidersorganisaties. Er was de ‘Easter Uprising’ in Ierland in 1916. In 1917 was er een grote muiterij van Franse soldaten in Noord-Frankrijk (3400 soldaten moesten voor de rechtbank verschijnen, 544 werden ter dood veroordeeld – meer dan 90% van de straffen werd omgezet). In Italië waren er protesten in 1917, met stakingen in fabrieken en het stilleggen van het openbaar vervoer. In Turijn stierven 50 mensen en 1000 werden gearresteerd om naar het front te worden gestuurd.

Na de Russische revolutie werd het aantal bewegingen en protesten nog groter. Wanneer de tijd rijp is voor een idee, zal het een uitdrukking vinden.

Naar een einde

Bij het begin van de oorlog werden een hele reeks excuses gebruikt om de oorlog te rechtvaardigen. Duitsland zei dat Frankrijk zou aanvallen, het spel van ‘wie is begonnen’. Maar na een bewapeningswedloop in de voorbije jaren en de oorlogsvoorbereidingen aan beide kanten, is dit argument nietszeggend.

In Engeland zei men ‘Poor little Belgium’ te willen verdedigen. Het was inderdaad een klein landje, maar zeker niet arm… Het was de vierde grootste handelsmacht in de wereld, de haven van Antwerpen was de grootste van Europa en slechts tweede na New York. Belgische bedrijven waren actief in de bouw van spoorwegen in Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Italië, Spanje, Rusland en China. Op basis van brutale koloniale politiek in Congo – sinds 1908 een officiële kolonie en niet langer privébezit van Leopold II – verzamelden de grote bedrijven een enorme rijkdom.

De vaderlandslievende propaganda had een impact, maar was snel ondermijnd door het aantal doden en gewonden die terugkwamen met verhalen van de horror in de loopgraven, met zelfs experimenten met chemische wapens. De horror was enorm. In de slag van de Somme alleen stierven 1,1 miljoen soldaten. Tijdens de oorlog werd 11% van de Franse bevolking gedood of gewond, 8% van de Britse bevolking, 9% van de Duitse bevolking. Bij de geallieerden stierven 5,4 miljoen personen, 7 miljoen raakten gewond. In het ander kamp waren er 4 miljoen doden en 8,3 miljoen gewonden.

Dit had een hoge prijs. De productie van granaten kostte ongeveer een miljard euro. De slag van Verdun was goed voor 50 miljoen granaten. Ongeveer 1,3 miljoen ton staal werd gebruikt. Tot 1916 betaalden de Britten een groot deel van de oorlogskosten van de Entente. In totaal kostte de oorlog voor de Britten 47 miljard dollar en voor de Duitsers 45 miljard dollar. De Britten moesten geld lenen aan de Verenigde Staten, die de grootste imperialistische macht in de wereld werd.

Maar het beslissende element die een einde maakte aan de oorlog was niet de vreselijke menselijke prijs, niet de enorme financiële kost, maar het was de klassenstrijd – waarvan de leiders van de Tweede Internationale net dachten dat dit niet aan de orde was in oorlogstijden. De Russische revolutie was de enige die leidde tot een blijvende breuk met het kapitalisme, maar elders was er ook een revolutionaire golf met de Duitse revolutie van 1918-’19, de Hongaarse Radenrepubliek van 1919 en andere voorbeelden. Zelfs in bezet Brussel waaide de rode vlag aan het stadhuis. Het Belgische establishment werd bang en zag zich gedwongen toegevingen te doen zoals het algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen. En zelfs dat was niet genoeg om de revolutionaire sfeer te stoppen. In 1919 gingen 160 000 mensen in staking en in 1920 zelfs 290 000. De werkdag werd verminderd tot 8 uren per dag en aan het einde van 1920 was de koopkracht hersteld op het niveau van voor de oorlog.

Indien de oorlog slechts 4 jaar heeft geduurd, dan is dit enkel door de dreiging van de arbeidersklasse en dit in alle landen die bij de oorlog waren betrokken en zelfs in sommige andere. De Russische revolutie was een baken van hoop en leidde tot enthousiasme onder arbeiders wereldwijd. Maar het falen van de Duitse revolutie en de verkeerde politiek van de Duitse arbeiderspartijen maakten de weg vrij voor de overwinning van de fascisten rond Hitler en uiteindelijk een nieuwe wereldoorlog. Het falen van de socialistische revolutie in Duitsland en de rest van Europa leidde tot de isolering van socialistisch Rusland. Dit zou een belangrijk element zijn in de degeneratie van de Sovjet-Unie en de opkomst van het bureaucratische Stalinistische regime.

Lessen voor vandaag

Kapitalisme leidt tot oorlog. Vechten voor vrede is niet hetzelfde als vechten voor liberaal pacifisme. We baseren ons niet op een moreel standpunt, maar op de positie van de arbeidersklasse. Een nieuwe open wereldoorlog staat vandaag niet op de agenda, maar in een periode van kapitalistische crisis en de strijd om de beperkte rijkdommen en markten staan regionale conflicten en oorlog wel op de agenda. En in de strijd tussen socialisme en barbarij zijn de socialistische krachten en de arbeidersklasse niet de enige speler. We zullen moeten vechten voor onze toekomst. En het zal niet volstaan de kapitalisten te bedreigen, zoals de leiders van de Tweede Internationale deden voor de oorlog. Massaal protest tegen oorlogsplannen zijn belangrijk, maar om een oorlog te stoppen moet de arbeidersklasse meer beslissende acties ondernemen, zoals stakingen.

De Tweede Internationale verzette zich in woorden tegen de oorlog en besprak wat er moest gedaan worden tegen de oorlog. Maar eens de oorlog begon, steunden ze deze oorlog. Dit weerspiegelde de zwakke positie van de bureaucratische leiding die zich aanpaste aan het kapitalisme, onder andere door de zwakte van haar politiek programma. Er werd geen brug gemaakt tussen het minimumprogramma van onmiddellijke hervormingen en het maximumprogramma van revolutie. Hierdoor werd het socialisme gezien als iets voor een verre toekomst. De dagelijkse strijd werd niet gelinkt aan het breder doel om een bewuste beweging te creëren die een einde kon maken aan het kapitalisme. Ook vandaag zien we dat sommigen zich beperken tot onmiddellijke hervormingen zonder een diepere analyse te maken. Velen onder hen beperken zich uiteindelijk tot het proberen vermijden van aanvallen, en worden geabsorbeerd door het systeem. Dit is het geval voor veel van de vakbondsleiders.

De horror van de oorlog – Syrië, Irak, Gaza en elders – toont de bloedige gevolgen van het kapitalisme vandaag. Dit kan niet worden vermeden als we het kapitalisme niet omverwerpen. De nood aan massale onafhankelijke arbeiderspartijen die vechten voor een internationaal socialistisch alternatief op het kapitalisme is nog steeds cruciaal. Enkel een socialistische wereld met een democratische geplande economie kan een alternatief bieden op de onvermijdelijke strijd voor markten en economische belangen onder het kapitalisme en die steeds tot conflicten zal leiden. Zoals Rosa Luxemburg stelde, is het ‘socialisme of barbarij’.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie