De lessen van mei 1968

In het laatste hoofdstuk van het boek "Frankrijk 1968. Maand van revolutie. Lessen van de algemene staking", worden enkele algemene lessen getrokken uit de gebeurtenissen in Frankrijk in 1968. Voor een volledig overzicht van alle hoofdstukken van dit boek verwijzen we naar een overzichtspagina op marxisme.net: Inhoudstafel met verwijzingen naar de hoofdstukken.

Clare Doyle

9. De lessen van mei ’68

Diegenen in wiens belang het is dat de strijdbaarheid van de arbeiders en de jongeren afgeremd wordt, verwijzen altijd naar de ervaring van 1968 en verklaren dan dat het geen zin heeft om te vechten : het enige resultaat is dat de reactie er versterkt uitkomt! Ze citeren zelfs Marx die opmerkte dat de staatsmachine door de revolutie ‘geperfectioneerd’ wordt. Het Franse kapitalisme was tot op zekere hoogte verplicht om nieuwe manieren te ontwikkelen op zijn klassenheerschappij te handhaven, waarbij het steeds minder beroep deed op de metho­den van een militaire politiedictatuur. Maar de gebeurtenis­sen van 1968 hebben het zwaar door elkaar geschud en ze zullen hun zelfvertrouwen nooit helemaal terugwinnen.

De arbeiders van hun kant kunnen echter enorm optimistische conclusies trekken. In het midden van de gebeurtenissen konden ze een glimp opvangen van de toekomst. ‘Het scheen een goede kans op slagen te hebben’ zoals een Amerikaanse journalist zei toen hij zag hoe de nieuwe sovjetmacht in het Rusland van 1917 ingesteld werd. Maar de leiders van dit machtige Franse proletariaat gaven hem gewoon de kans niet om voor zichzelf een regering van arbeidersraden uit te proberen. ‘We hielden het hoofd koel’ verklaarde Georges Séguy!

James Klugmann probeerde in The Morning Star van 6 juni 1968 een ’theoretische’ dekmantel aan te bieden oor het verraad van de Franse Communistische Partij. Hij verklaarde heel gewichtig dat ‘een revolutie meer is dat een uitbarsting van woede’. Hij citeert uit Lenin om te benadrukken dat er in Frankrijk geen revolutie geweest was omdat de staatsmacht niet van de ene klasse overgegaan was naar de andere! ‘De oude staat werd gevormd en bemand om het kapitalisme te dienen’ ver­klaart hij. ‘Het is noodzakelijke hem te vervangen door een staat die bemand en gestructureerd is om he socialisme uit te bouwen’. Maar hoe dan? Wel, daarvoor heb je massastrijd en een revolu­tionaire partij nodig :

In het leven van een revolutionair of een revolutionaire partij doen zich momenten voor van grote beslissende poli­tieke strijd, waarin de arbeidersklasse tot de actie overgaat en op een paar weken snel van ideeën kan veranderen maar ook lange perioden van geduldige voorbereiding, opvoeding en organisa­tie. Er is de moed van de massabetogingen en de barricaden en er is de moed van het lange en geduldige doorzettingsvermogen om mensen te winnen en te overtuigen van de noodzaak en het karakter van een revolutionaire omvorming van de maatschappij. Beiden zijn nodig voor een revolutionaire partij.

Maar van welke aard was de periode van mei ’68 in Frankrijk? Klugmann geeft hierop geen antwoord. Wanneer zich een revolu­tie voordoet is het even misdadig de laatste maand zwanger­schap voor de eerste te nemen als de eerste voor de laatste!

Klugmann gaat dan verder met een lang citaat uit de inleiding van Engels op De Klassenstrijd in Frankrijkvan Karl Marx. Dit voorwoord gaat volledig over de mogelijkheid dat de Duitse Sociaal Democraten een meerderheid in het parlement halen en niet tot ‘straatgevechten’ gedwongen worden in voor hen ongun­stige omstandigheden. Net als Kautsky op het einde van de vorige eeuw, zegt Klugman niets over de opmerking van Engels die erop wees dat de straatgevechten en de barricaden in de toekomst echter weer naar het voorplan zouden komen. Op die manier proberen ze van Engels een halfzachte zich aan de wet houdende liberaal te maken en op basis daarvan tegen elke buitenparlementaire actie te pleiten! Dat is de manier waarop de reformisten van de Communistische Partij zich proberen te verantwoorden wanneer ze de revolutionaire weg ruilen voor de parlementaire op het moment dat de overwinning in zicht was!

Op het einde van mei ’68 was de geboorte van een nieuwe maat­schappij bezig. Het was niet nodig dat een revolutionaire partij daarvoor een gewapende opstand organiseerde. De enige ‘kracht’ die onder deze omstandigheden ontbrak was de tang van de vroedvrouw die op het juiste ogenblik moest gebruikt wor­den. De algemene staking van tien miljoen arbeiders had het leeuwenaandeel van het werk al gedaan dat nodig was om de macht van de ene klasse naar de andere over te dragen. Waarom werd zo’n kans weggesmeten en werd weer van niets begonnen in een verkiezingskampanje war al de macht van de staat en de media weer in handen van de kapitalistenklasse gelegd werd?

De Franse Communistische Partij die luidkeels de weg van de verkiezingen verdedigde was zelfs niet in staat om de verkie­zingen zelf op een revolutionaire manier te gebruiken en kampanje te voeren voor de socialistische omvorming van de maatschappij!

Sektarisme

In de loop van de studentenstrijd kwamen elementen naar voren die de situatie in Frankrijk wel als revolutionair inschatten. Hieronder waren hedendaagse Blanquisten die zich inbeelden dat een moedige groep revolutionaire strijders zichzelf in de plaats konden stellen van de massa-activiteit van de arbei­dersklasse. Velen van hen, waaronder de Maoïsten en sommigen die zichzelf Trotskist noemden, voelden zich aangetrokken door de romantische gedachte om de guerrillamethoden van Ché Gueva­ra en Fidel Castro in de Europese steden toe te passen! Daar­door bouwden ze ook geen basis op in de fabrieken.

In de straatgevechten van Mei, toonden de jongeren die zich rond Pierre Frank en Ernest Mandel in de JCR groepeerden, dat ze heel wat moed en zin voor organisatie hadden. Maar ze werden moesten vaststellen wat Trotski reeds decennia voordien uitgelegd had ‘dat zelfs de meest heldhaftige intelligentsia niets is zonder de massa’s’.

Maar toen ze de hulp van de arbeiders in de fabrieken gingen vragen deden ze het op een hooghartige wijze, niet met de nederigheid waarop Lenin en Trotski altijd aandrongen. Ze haalden bij iedere gelegenheid uit naar de Communistische Partij zonder daarbij geduldig de achtergrond van de fouten van de leiders uit te leggen.

Dit zijn mensen die de rol van de massaorganisaties niet begrijpen – wat het gekost heeft aan de arbeiders om ze op te bouwen en wat een diepgewortelde trouw ze er voor behouden. Ze zijn op zoek naar binnenwegjes – gemakkelijke alternatieven voor het proces waarbij het bewustzijn van miljoenen arbeiders moet opgetild worden. Ze stellen de noodzaak van de revolutie en de noodzaak van de revolutionaire partij zonder te begrij­pen dat deze problemen onverbrekelijk verbonden zijn met de noodzaak om de bestaande organisaties van de arbeidersklasse om te vormen.

Toen het tot verkiezingen kwam had een Marxistische groep enorm kunnen winnen door zijn verkiezingsmateriaal te richten naar de arbeiders aan de basis van de Communistische Partij waar gedurende de staking naar revolutionaire ideeën uitgeke­ken werd. Op die manier hadden ze die basis kunnen aanzetten om van hun leiders te eisen dat ze kampanje zouden voeren op basis van een volwaardig socialistisch programma zoals dat wat op het hoog­tepunt van de gebeurtenissen door Waldeck-Rochet voorge­steld werd. Zo’n groep had als kristallisatiepunt kunnen dienen in het proces van kritiek dat zich reeds aan het ont­wikkelen was, vooral bij de jeugd maar waar zich reeds arbei­ders bij aangesloten had, waarbij men op zoek ging naar een manier op de Communistische Partij om te vormen tot een massarevolutionaire kracht.

De benadering van deze zogezegde Trotskisten vloeide voort uit onjuiste en onmarxistische politieke perspectieven. Af en toe waren ze wel juist, zoals toen ze in de loop van de gebeurte­nissen een programma voorstelden voor de eenmaking van de actiecomités en het gebruik ervan als organen voor het opzet­ten van een regering met een echte vertegenwoordiging van de arbeiders. Maar ze verspeelden alle kapitaal dat ze op die manier opgebouwd hadden en lieten de kans liggen om bredere lagen van de arbeiders met hun ideeën te bereiken toen ze de arbeiders opriepen om ‘blanco’ te stemmen.

Lenin stelde in het algemeen dat een parlementaire verkie­zing alleen maar kon geboycot worden wanneer zich reeds een alter­natieve vorm van arbeidersregering gevormd had, de sovjets. Zolang de arbeidersbeweging niet over de krachten beschikt om een actieve invloed uit te oefenen op de overweldigende meer­derheid, zal dit mislukken. Deze sectoren gave, er zich geen rekenschap van dat het moment voor de revolutionaire wisseling van de macht voorbij was en dat op dat ogenblik geen massa-alternatief voor het parlement aanwezig was.

In juni werden de JCR en de PCI, samen met 10 andere organisa­ties en dagbladen, in het kader van de tegen­aanval van de Gaulle verboden. Hun leiders doken onder en sommigen van hen werden korte tijd gearresteerd. Ze begonnen opnieuw onder een andere naam maar waren nog steeds niet in staat om de periode op een juiste manier in te schatten. Ze dachten dat de honder­den comités die gedurende de staking opgezet waren voor eeuwig en altijd konden blijven bestaan en een basis konden vormen voor één of andere vorm van arbeiderscontrole in de industrie en de maatschappij als geheel. Maar comités die in de loop van grote gevechten opgericht worden kunnen niet lang overleven wanneer ook de voorwaarden waarin ze ontstonden voorbij zijn.

Onder ‘normale’ omstandigheden kunnen arbeiders in de kapita­listische industrie een zekere mate van controle uitoefenen via organen zoals de syndicale delegatie, al is dit zeer beperkt. Partijafdelingen in de fabrieken en massameetings in iedere werkplaats zouden op het ogenblik van de verkiezing een grote invloed gehad hebben. Discussies over de belangrijk­ste punten in de verkie­zingsprogramma’s in alle fabrieken en kantoren die gedurende de staking bezet waren zouden een enorme steun geweest zijn voor de kandi­daten van de arbeiders­partijen. Maar de Communistische Partij deed alles om de actiecomités om te vormen tot verkiezingscomités voor het Volksfront en zonder een systematische kampanje voor een socia­lis­tisch programma te voeren.

Ze keerden zich af van de miljoenen arbeiders die nog steeds in staking waren, lieten hen aan hun lot over en wierpen zich volledig in de verkiezingskampanje. Nu de kans op een politie­ke verandering t.g.v. de algemene staking snel verminderde, startten weer overal onderhandelingen op waar de bazen weer met herwonnen zelfvertrouwen begonnen op te treden. Ze waren echter nog steeds verplicht om te geven en te nemen wilden ze de industrie weer op gang krijgen.

Veel arbeiders dachten er zelfs niet aan om terug aan het werk te gaan vooraleer ze ijzersterke garanties hadden over lonen, werkvoorwaarden en uren. Velen maakten van de gelegenheid gebruik om volwaardige vakbondsrechten af te dwingen en te eisen dat niemand kon vervolgd worden voor gelijk welke acti­viteit gedurende de staking. Daar waar de arbeiders zich het meest vastberaden opstelden waren de bazen verplicht om zelfs nog meer te geven dan vroeger. In sommige gevallen boden ze volle loon aan voor de dagen die door staking verloren gingen!

De elektriciteitarbeiders kregen 20% loonsverhoging en een 40-urenweek aangeboden maar waren nog steeds niet akkoord. De arbeiders van tram en bus stemden voor het verderzetten van de staking. De 1.400.000 winkelarbeid(st)ers, de tweede grootste groep in het land, wachten eerste een paar dagen om te zien hoe de zaken zich verder zouden ontwikkelen vooraleer ze een beslissing wilden nemen. In Noord-Frankrijk stemden de mijn­werkers in een geheime stemming dat 10% loonsverhoging niet genoeg was.

Geconfronteerd met de vastberadenheid van de arbeiders beslo­ten een paar ondernemingen tot het gebruik van geweld en intimidatie. Dit leidde onvermijdelijk tot nieuwe explosies, nieuwe betogingen en stakingen. Er werden 1000 man oproerpoli­tie ingezet bij Renault in Flins omdat de arbeiders weigerden een geheime stemming te houden. Er werd hard gevochten en betoogd. Toen de CRS een groep betogers door de velden achter­volgde en met hun matrakken uit elkaar sloeg sprong een scho­lier in de Seine om aan dit geweld te ontsnappen. Hij ver­dronk. Ook in Sochaux waar de oproerpolitie door de directie ingezet werd vonden twee arbeiders de dood in de gewelddadige schermutselingen.

Als reactie werden de barricades in Parijs weer bemand. Er werden vijf politiestations aangevallen. Overal werd geroepen ‘Ze hebben onze kameraden vermoord!’. In de nacht van 10 braken langs beide kanten van de Seine hevige confrontaties los: er werden niet minder dan 72 barricades opgezet. Auto’s en politiewagens werden in brand gestoken en er werden niet minder dan 1.500 arrestaties verricht.

De CRS werd erop uitgestuurd om ook andere werkplaatsen te ontzetten : postkantoren, spoorwegstations en fabrieken. Op 14 juni moesten ze het Odéon Theater opkuisen en de Sorbonne op 16 juni. De Academie voor Schone Kunsten werd pas op 27 juni terug overgenomen door de politie. Ondanks alles bleven de Renault-arbeiders tot 17 juni in staking. De Citroën-arbeiders van alle acht fabrieken keerden een paar dagen later terug en die van Peugeot pas op 24 juni.

De fascisten begonnen uitvallen te doen en gebouwen van arbei­dersorganisaties aan te vallen. Arbeiders die actief waren in de verkiezingskampanje werden door dit tuig aangevallen en een Jongcommunist werd doodgeschoten terwijl hij zijn blad ver­kocht.

In de nasleep van de grote staking werden honderden vreemde studenten en immigranten uit het land gezet. Massa’s militan­ten in de fabrieken werden het slachtoffer van represailles. Bij de Citroën werden na de verkiezingen niet minder dan 925 arbeiders afgedankt.

De journalisten van de radio en TV waren nogal laat tot een volledige werkonderbreking overgegaan. Ze hadden de onmogelij­ke strijd gevoerd om te proberen deze media in dienst van gans de arbeidersklasse te houden. Toen de Gaulle de zaken weer onder controle had werden technici van het leger gestuurd om ervoor te zorgen dat zenders volledig operationeel waren. In een later stadium werden 666 journalisten afgedankt en werd het programma van anderen opgedoekt. De Belgische radiojournalisten haalden uit internationale solidariteit geld op voor hun afgedankte collega’s.

De zwakheid die het gevolg was van isolatie en gebrek aan informatie maakte dat een paar nederlagen onvermijdelijk wa­ren.

Er begon zich een zekere demoralisatie door te zetten. De verantwoordelijkheid is volledig aan de vakbondsleiding toe te schrijven. De ‘leiders’ gaven andermaal geen leiding. Ze drongen aan op aparte onderhandelingen op fabrieksniveau en deden niets om de arbeiders in triomf naar de fabrieken te laten terugmarcheren.

Nu ze hun spieren gespannen hadden en de berglucht ingeademd hadden, gaven de arbeiders de posities die ze veroverd hadden niet zomaar op. Maar nu ze een nederlaag geleden hadden over de vraag ‘wie heeft de touwtjes in de maatschappij in handen’ hadden de arbeiders uiteindelijk geen alternatief dan de fabrieken terug te geven en akkoorden over lonen en werkvoor­waarden af te sluiten.

In Mei ’68 was de Franse arbeidersklasse opgestaan als de reus van Gulliver Twist en had hij ieder touwtje waarmee hij vast­gebonden was op eigen kracht losgerukt. Maar om de vijand, het Kapi­taal, te verslaan was een scherp zwaard nodig – een revo­lutionaire partij met een klare, beslissende en onwan­kelba­re lei­ding.

Bij gebrek aan zo’n wapen zou deze reus weer neergelegd wor­den, maar niet zonder zich eerst als een Hercules verdedigd te hebben. De vijand viel aan met alle wapens waarover hij be­schik­te, ook het staatsapparaat en de paramilitaire organisa­ties zoals Occident. Maar de smerigste rol werd gespeeld door de organisaties van de arbeiders zelf die voor de bazen de paal­tjes in de grond klopten de koorden aanreikten om deze reus weer vast te leggen. Maar niet alle arbeiders lieten zich zomaar vastbinden en vochten hevig terug. Een week na de verkiezingen waren nog altijd vijf miljoen arbeiders in sta­king. Twee weken later nog twee miljoen. Sommigen bleven zelfs tot in juli in staking.

The Economist schreef dat wie er ook de verkiezingen won, hij zou geconfronteerd worden met een zware economische crisis en verplicht zou om via de inflatie de loonsverhogingen van de arbeiders weer ongedaan te maken. Op 30 mei riep de Banque de France op om de Franse Frank niet langer te steunen. Ze wilden de Frank in waarde laten dalen om op die manier de competitiviteit van de Franse goederen op de wereldmarkt te verhogen maar waardoor ook de prijzen op de Franse markt zouden stij­gen. De Frank daalde tot zijn laagste waarde sinds 1958. Het verwachtte begrotingstekort van 400 miljoen dollar werd als een onderschatting beschouwd. The Economist schreef: ‘Men kan zich geen verdeling van het nationaal inkomen voorstellen die tegemoet zou komen aan de toegevingen die beloofd werden, zelfs indien massale bedragen van investeringsdoeleinden naar de consumptie afgeleid werden, hetgeen zou betekenen dat de gezonde groei die we tot nu toe kenden in gevaar zou gebracht worden.’ De Duitse regering en de EG-commissie in Brussel waren bereid om aan Frankrijk toe te laten dat het minder in- en meer uitvoerde om te voorkomen dat Frankrijk nog eens door elkaar zou geschud worden. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) maakte £300 miljoen vrij. Pompidou wees erop dat iedere week van de staking 2% van de jaarlijkse productie verloren gegaan was. Iedere week staking betekende natuurlijk ook dat iedere arbeider 2% van zijn jaarloon verloor, maar dit scheen een kleine prijs die voor een nieuwe toekomst moest betaald worden!

Bij de eerste ronde van de verkiezingen in de derde week van juni waren nog steeds één miljoen arbeiders in staking. De Lycéens zouden zelfs niet terug naar school keren op de norma­le startdag in september! Maar de CGT tekende zelfs een over­eenkomst over ‘herstel’ werk die het aan de Franse industrie moest toelaten om ‘weer aan te haken’. De jaarlijkse producti­viteitsstijging steeg van 7% naar 12% maar de prijzen stegen navenant. De algemene staking was een overwinning in die zin dat er enorme hervormingen afgedwongen waren maar deze loons­verhogingen en bijkomende voordelen zouden onvermijdelijk door de inflatie geneutraliseerd worden.

De meeste akkoorden waren getekend door een patronaat dat op wraak belust was. Vanuit kapitalistisch standpunt moesten deze toegevingen zo snel mogelijk terug geschroefd worden. Vanuit he standpunt van de arbeiders was een strijd op politiek vlak nodig.

Draai naar de traditionele partijen

De arbeiders leerden op één maand in 1968 meer dan in de jaren ervaring die ze voordien opgedaan hadden. Ze hadden meegemaakt hoe iedereen plots alle soorten talenten en mogelijkheden wilde ontwikkelen. Ze hadden een proces van snelle radicalisering en politisering meegemaakt. Er was een grotere belangstel­ling in politiek ontstaan. Op zoek naar een plaats waar ze hun politieke ideeën konden uitdiscussiëren keerden de arbeider en jongeren nog altijd naar hun traditionele organisaties. De arbeiders zullen de organisaties die door hun voorouders met bloed en zweet opgebouwd werden uitproberen. Ze zullen de leiding keer op keer op de proef stellen met een trouw die wijst op een zeer hoog weerstandsvermogen.

De arbeiders keerden zich naar de vakbonden en de Communisti­sche Partij. In de loop van de gebeurtenissen leerden ze het belang van organisatie. Die organisaties waarvan de leiders in de loop van de gebeurtenissen op de voorgrond traden hadden een sterke basis bij de arbeidersklasse. De arbeiders keerden zich tot hen ondanks de pogingen van die leiders om hun initi­atieven af te remmen en om het apparaat stevig in handen te houden. Er was immers geen alternatieve marxistische massapartij.

De arbeidersorganisaties waren nog steeds intact en ze groei­den snel in de weken van mei en begin juni. Gezien de krachts­verhoudingen kon de burgerij onmogelijk overgaan tot een bonapartistische militaire reactie vooraleer de arbeiders een reeks beslissende nederlagen geleden hebben. Onder die omstan­digheden was het totaal uitgesloten dat het regime van de Gaulle in de richting van het ‘fascisme’ bewoog zoals zowel de Communisten als sommige sektaire probeerden te insinueren. Wat er ook van zij, in een situatie waar de stakingsbeweging begon weg te ebben en waar de Gaulle probeerde om het status-quo d.m.v. verkiezingen weer te herstellen was er geen enkel gevaar dat hij contrarevolutionaire methoden. Alhoewel ze een gedeeltelijke nederlaag leden, vertegenwoordigden de arbeiders en hun orga­nisaties nog altijd een sterke factor.

De Communistische Partij kreeg er in 1968 55.000 leden bij. In de maand mei alleen waren er dat 15.000. Voor het einde van mei werden in Parijs 80 nieuwe cellen opgezet. L’Humanité meldde ’tienduizenden’ nieuwe leden voor de CGT. The Morning Star sprak over 500.000 nieuwe CGT-leden voor gans het jaar.

De bewuste arbeiders sloten aan bij de Communistische Partij omdat ze dit als de partij van de revolutie zagen en de rol die deze partij speelde in het verraad van hun belangen nog niet doorhadden. Maar 50.000 nieuwe leden was slechts een fractie van de miljoenen die konden aangesloten zijn ! In het jaar van de Russische Revolutie groeide de Bolsjewistische Partij van 8.000 na de februarirevolutie tot 240.000 in oktober, een verdertigvoudiging! Aan de andere kant werden heel wat leden uit de Communistische Partij en de CGT gesloten omdat ze de leiding bekritiseerd hadden. Er zouden onvermijde­lijk nog meer omwentelingen en spanningen in de partij ont­staan.

De CFDT verdubbelde haar aantal leden – dit als beloning voor he feit dat ze zich in de loop van de staking linksere stand­punten ingenomen had dan de Communistische Vakbonden. Ze hadden meer oor gehad voor de stemming bij de stakers en meer radicale slogans naar voor gebracht. In de sociale verkiezin­gen bij Renault Cleon en bij Michelin was de overstap van de CGT naar de CFDT het duidelijkst. Het waren deze lagen die de basis zouden leggen voor de nieuwe Socialistische Partij die in 1971 zou gevormd worden.

Voor de Franse arbeiders vertegenwoordigden de Meigebeurtenissen zowel een overwinning als een nederlaag; het was een gedeeltelijke overwinning en een gedeeltelijke nederlaag. Doordat de arbeiders hun sterkte behouden hadden en een zoda­nig doorzettingsvermogen toonden werden de bazen en hun rege­ring tot zware toegevingen gedwongen hetgeen een idee gaf van wat op basis van massa-actie mogelijk is. De kapitalisten moesten op korte termijn betalen met belangrijke economische toegevingen. Maar de macht had in handen van de arbeiders moeten komen en die lag nu weer in handen van de vroegere over­heer­sers.

Ze zouden na de Grote Staking nog eens 13 jaar moeten wachten op de overwinning van de Socialistische en Communistische partijen bij de Presidentiële en Parlementsverkiezingen. Na de slag van de nederlaag in 1968, eerst buiten het parlement en dan in de daaruit volgende verkiezingen, waren de arbeiders totaal ontmoedigd. De twijfel kwam terug. Misschien hadden ze hun verwachtingen te hoog gesteld. Waren hun dromen utopisch ?

Arbeiders zijn niet van steen, het zijn mensen die zowel euforie als ontgoocheling kennen. Alle grote revolutionaire Marxisten begrepen de rol van de ingewikkelde psychologische veranderingen in de stemming van miljoenen arbeiders in de eb en vloed van de historische gebeurtenissen. Ze waren hier heel gevoelig voor. Deze overwegingen gaan natuurlijk het begrip te boven van diegenen die zich op de simplistische blauwdrukken en karikaturen van de Marxistische strategie en tactiek base­ren.

In 1968 werd de hoop van miljoenen tot ver boven hun normale verwachtingen van het leven opgetild, ver boven de problemen van het dagelijks brood. De Franse arbeiders van 1968 hadden meer ervaring en een veel hoger technisch en cultureel niveau dat de arbeiders die de revolutie in het Rusland van 1917 doorvoerden. Hun resultaten zouden onmiddellijk op een veel hoger vlak gelegen hebben. Hun eigen verbeelding en creatieve talenten zouden hoger dan ooit in de geschiedenis opgebloeid zijn.

In de jaren die volgden op 1968 hadden de Communistische en Socialistische Partij op basis van een overtuigend en stout­moedig socialistisch programma een eenheidsfront tegen de kapitalistische partijen moeten stellen. Door het proces van over­names en fusies was het aantal monopolies in handen van Franse families nog kleiner geworden. De nationalisatie van de sleutelsectoren van de industrie en een programma van democratische arbeiderscontrole en zelfbeheer zou de arbeidersklasse terug geïnspireerd hebben. Maar ook hier faalden de arbeiders­leiders weer.

Niet in staat om in de verkiezingen van 1973 en 1978 een overwinning te verzekeren waren ze verantwoordelijk voor de verdere ontgoocheling en miserie die de Franse arbeidersklas­se, die reeds zoveel geleden had, nog eens moest ondergaan. Toen de overwinning er eindelijk kwam in 1981, toen de arbei­derspartijen een overdonderende 55% van de stemmen haalden, werd er in de straat gedanst en gezongen. In het begin werd een massaal programma van hervormingen doorgevoerd, maar omdat de regering Mitterand weigerde om met het kapitalisme te breken was ze wel verplicht om een bocht van 180 graden te maken. Hervormingen werden antihervormingen. Weer was het de arbeidersklasse die aangevallen werd en het ‘socialisme’ werd nog maar eens gediscrediteerd. Mitterand nam in zijn regering zelfs gehate figuren uit de meidagen op zoals Grimmaud, de Politieprefect en Pierre Dreyfys de directeur van Renault!

Een nieuw ‘Mei ’68’ broeit onder de oppervlakte van de Franse maatschappij. Op het ogenblik van de recessie in Frankrijk in 1973 groeide de bedrijfsbezetting en de productie in zelfbe­heer van de arbeidsters van Lip in Besancon uit tot een cause célèbre. Overal keken de arbeiders uit naar de nederlaag van de ‘gevestigde macht’ en wilden ze dat de fabriek open bleef. Toen de oproerpolitie gedurende de algemene vakantieperiode, wanneer alle fabrieken stilliggen, ingezet werd om de fabriek te evacueren leek het wel alsof een alarm afgegaan was die de arbeiders van overal uit hun slaap haalde. Alle belangrijke groepen van arbeiders die in de algemene staking van 1968 betrokken waren kwamen in net dezelfde volgorde als toen in actie. Er braken zelfs protesten uit in de vakantieverblijven en arbeiders trokken naar de buitenverblijven van de ministers om hen te waarschuwen dat Frankrijk wel een volledig kon stilgelegd worden!

In 1986 kwamen de jongeren uit de scholen, de hogescholen en universiteiten overal in Frankrijk de straat op tegen de bezuinigingen in het onderwijs. Toen de vakbonden er alleen nog maar mee dreigden dat ze een algemene staking zouden uitroepen was dit al genoeg om de juist verkozen rechtse regering van Chirac tot een vernederende terugtocht te dwin­gen. Een van de vakbondsleiders herinnerde Chirac in een privé-gesprek trouwens aan 1968! Gelijkaardige gebeurtenissen in Spanje in 1986 en begin 1987 toonden hoe de jeugd, wanneer ze gemobiliseerd wordt op basis van een programma dat samen met de Marxisten uitgewerkt is, ook de oudere arbeiders tot steun, tot actieve participatie maar ook tot actie voor het bereiken van eigen doeleinden kan bewegen. De geschiedenis van beide landen heeft bewezen en zal keer op keer bewijzen dat de Europese arbeiders een kolossale wil hebben om ondanks de grootste moeilijkheden, te vechten voor de controle over hun eigen lot.

Het gewicht van de arbeidersklasse in de Franse maatschappij is vandaag nog veel groter dan in 1968. De levensvoorwaarden zijn zo mogelijk nog explosiever. Het proces van desindustrialisering maakte dat het aantal werklozen vijf keer zo groot werd. Dit heeft van sommige streken in Frankrijk een sociale woestijn gemaakt. Immigranten en schoolverlaters worden extra hard door de crisis getroffen. In termen van woede en ongenoegen is er meer brand­baar materiaal aanwezig dan ooit terwijl de arbeiders en de jongeren uit de recente ervaringen een enorme ervaring opgedaan hebben, zowel op politiek als op vakbondsvlak. Bijna ieder incident zou tot een nieuwe uitbarsting kunnen leiden.

Nieuwe gebeurtenissen zoals die van 1968 zijn onvermijdelijk en zullen in de huidige wereldcontext nog meer massale gevol­gen hebben. Nu alle economieën van de wereld steeds verder in de crisis wegzinken, bestaat er geen land meer waar zich geen zware tegenstellingen en explosieve situaties ontwikkeld hebben. Een nieuw ‘1968’ in gelijk welk land zou onvermijde­lijk enorme internationale gevolgen hebben. Het zou uitbreiden als een strovuur.

De gebeurtenissen in Frankrijk hebben boven alles één ding duidelijk gemaakt : dat nieuwe generaties de nieuwe strijd vol enthousiasme en energie zullen overnemen. De Franse arbeiders­klasse en vooral de jeugd, met haar prachtige revolutionaire tradities, zal keer op keer weer tot machtige gevechten over­gaan om de maatschappij waarin ze leven om te vormen. Ze zullen keer op keer proberen om hun organisaties om te vormen en te heromvormen tot de machtige wapens die voor deze veran­dering nodig zijn. De krachten voor de revolutionaire massapartij zullen uit de oude organisaties van het proletariaat komen, de Communistische en de Socialistische partij (die vandaag op electoraal vlak sterker staat dan de KP). Zonder de ontwikkeling van een massapartij met een marxistisch program­ma en een marxistische leiding zal de Franse revolutie storm­achtig, lang en uitgerokken zijn

Met 1968 opende zich een periode die vergelijkbaar is met de periode van eb en vloed in de Spaanse revolutie tussen 1931 en 1937, alhoewel in tijd langer uitgerokken. ‘De Revolutie heeft een zeer lange adem’ zei Franz Mehring. De beste manier waarop arbeiders en jongeren zich op de toekomst kunnen voor­bereiden is door zoveel mogelijk lessen te leren uit de geschiedenis van voorbije gevechten. In het vuur van de revolu­tionaire massastrijd kunnen de krachten van het Marxisme zeer snel groeien. Met juiste ideeën en een correct programma zullen ze vol zelfvertrouwen kunnen vooruitgaan. Het zal een voorrecht zijn om actief te kunnen deelnemen aan het toekom­stige ‘1968’.

De Franse revolutie heeft zijn algemene repetitie gehad. In haar beschrijving van de Russische Revolutie zei de Duitse marxist Rosa Luxemburg dat ze het gevoel had ‘dat de wind in haar oren gierde’. Ze schreef ook : ‘We leven in een periode waarin alles wat gebeurt de moeite waard is’. Voor de laatste jaren van de twintigste eeuw geldt dit even goed als voor de eerste jaren ervan.

In Frankrijk zal zich een echt levensdrama afspelen dat niet alleen de Franse maatschappij zal omvormen en de revolutie die in Mei 1968 begon zal vervolledigen, het zal ook de reeds twee eeuwen lang gefrustreerde verwach­tingen van de Franse arbei­ders inlossen. Het zal een nieuw hoofdstuk in de we­reldge­schiedenis openen dat direct zou kunnen leiden tot het instellen van een harmonieuze socialistische maatschappij op wereld­vlak.

Wanneer de oude mol van de Franse Revolutie weer bovenkomt, en de overwinning verzekerd is zal, zoals Marx in de Achttiende Brumaire van Louis Bonaparte schreef ‘Europa uit zijn stoel opspringen en vol vreugde roepen : goed gewroet gij oude mol!’

Clare Doyle, April 1988

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie