Argentinië. De terugkeer van de schuldencrisis en taken voor links (deel 1)

Vandaag en morgen brengen we een dossier over Argentinië. Niet over de Argentijnse voetbalploeg die komende zaterdag uit de Wereldbeker weggespeeld wordt, maar wel over de politieke en economische situatie met een terugkeer van de schuldencrisis tegen de achtergrond van een groeiend ongenoegen met strijd en politieke radicalisering. Dat laatste kwam onder meer tot uiting in een opvallende score van 1,2 miljoen stemmen voor een front van trotskistische organisaties bij de laatste verkiezingen. Een dossier door DANNY BYRNE van het CWI.

argentinaDe Argentijnse financiële crisis van 2000-2002 ligt inmiddels meer dan een decennium achter ons. Het was een crisis die leidde tot een van de grootste faillissementen van een nationale staat in de geschiedenis. Het dominante discours vertelt ons dat de periode van economische onrust en massastrijd werd beëindigd door het heldhaftige werk van de Kirchner-dynastie. Nestor Kirchner en Cristina Fernandez Kirchner zouden de situatie gekeerd hebben, waardoor het spook van de schuldencrisis verdween en de economie terug groei kende. Argentinië was een model van hoe een schuldencrisis bij de overheid kon overkomen worden.

Elf jaar later waarschuwen de internationale media evenwel opnieuw voor een schuldencrisis. Het gaat om dezelfde schulden. Dit is deel van een explosieve cocktail van crisis en sociale onrust die het land naar een nieuwe periode van sociale strijd brengen.

Speculanten brengen regering op rand van het bankroet

De vonk voor de hernieuwde schuldencrisis was een beslissing van het Amerikaanse Supreme Court die inging op de eisen van een aantal crediteurs onder leiding van de miljardair Paul Singer (die eerder bekend werd als aanhanger van George W Bush) voor de volledige terugbetaling van de betwiste overheidspapieren. Het gaat om crediteurs die weigerden om deel te nemen aan de schuldherschikking die door de Kirchners werd onderhandeld met 93% van alle obligatiehouders na het bankroet. De totale waarde van de onbetaalde schulden en interesten aan de crediteurs wordt op 15 miljard dollar geschat.

De beslissing leidde tot chaos op de markten en een dreiging van een nieuw bankroet. Dit werd zelfs bevestigd in een televisietoespraak van Cristina Fernandez. Ze reageerde met sterke taal met de weigering om zich te onderwerpen aan de “afpersing” door deze hefboomfondsen. Ze gaf ook toe dat het voldoen aan de eisen van de crediteurs “onmogelijk” was. De beslissing van de rechtbank opende zelfs de weg om beslag te leggen op publieke eigendommen zoals ambassadegebouwen of militaire schepen indien het land weigert om te betalen.

De terugkeer van het spook van het bankroet van Argentinië toont aan dat kapitalistische oplossingen voor schuldencrises niet mogelijk zijn. Dit bevat belangrijke lessen voor andere landen die op een gelijkaardige weg geduwd werden onder de druk van de huidige wereldcrisis. In plaats van de tegenstellingen achter de crisis op te lossen, hebben deze ‘oplossingen’ en akkoorden de wonden slechts tijdelijk ondergesneeuwd, terwijl er onderhuids een nieuwe en vaak diepere explosie van crises aan het broeien was. Een consistente oplossing is enkel mogelijk door te breken met de dictatuur van de markten en het kapitalisme en dit gewapend met een socialistisch alternatief.

Capitulatie van de regering voor het internationale kapitalisme

Een arbeidersregering zou de beslissing van het Amerikaanse Supreme Court niet aanvaarden omdat de publieke middelen zo broodnodig zijn om te investeren in openbare diensten en het herstel van de levensstandaard. De miljarden moeten niet verdwijnen in de zakken van schuldenspeculanten. Een dergelijke positie zou internationaal op een brede steun kunnen rekenen, niet alleen in Latijns-Amerika maar ook in de door de trojka geplunderde Europese landen. Maar hiervoor zou een breuk met het kapitalisme nodig zijn. De retoriek van de Argentijnse regering tegen de speculanten blijft beperkt tot woorden, er wordt niets gedaan. In deze context is de logica van de positie van de Argentijnse regering er een van akkoorden en compromissen.

vultureDe regering doet dit omdat een bankroet rampzalig zou zijn voor elke regering die de heerschappij van de markten aanvaard. Het regime van Kirchner probeert bovendien om op een goed blaadje bij de internationale markten te staan. Zo werden de onderhandelingen met de ‘club van Parijs’, een andere bende speculanten, net afgesloten waardoor er 10 miljard dollar publieke middelen werd weg gegooid.

In 2012 kreeg de regering van Cristina Fernandez wereldwijd de aandacht en sympathie van heel wat werkenden en jongeren toen de regering zich een meerderheid van de aandelen in het oliebedrijf YPF van de Spaanse firma Respol toe-eigende.  Deze  ‘nationalisatie’ had slechts betrekking op 51% van het bedrijf en leidde uiteindelijk tot een akkoord eerder dit jaar waarbij de regering toegaf aan de eisen van het internationale kapitalisme en 10 miljard dollar betaalde aan de voormalige eigenaars van het bedrijf .

Het argument van de regering is dat het inlossen van de eisen van de speculanten en investeerders ertoe zal leiden dat sommigen terugkomen om te investeren. Er wordt dus op de chantage ingegaan zodat ze zouden terugkomen om meer te plunderen. De huidige crisis geeft aan dat deze benadering niet houdbaar is. De regering kan tijdelijk een groep van aasgieren tevreden stellen, maar alle eisen van alle aasgieren samen volstaan om de economie de dieperik in te sturen.

Met deze benadering is het niet verwonderlijk dat de forse woorden van verzet tegen de obligatiehouders niet leidden tot een confrontatie met een weigering om te betalen maar tot een bocht van de regering die besloot om onderhandelingen te starten. Zelfs op die basis is een technisch bankroet van Argentinië evenwel niet uitgesloten.

Een precedent voor buitenlandse schuldencrises

De gevestigde media hadden het over een ‘precedent’ waarbij de overwinning van de hefboomfondsen een voorbeeld kan worden voor toekomstige schuldencrises. De investeerders willen winsten maken door nationale staten op de knieën te brengen en worden daarin gesteund door de uitspraak van het Amerikaanse Supreme Court. De keuze voor regeringen in landen die het slachtoffer worden van speculanten zal gelijkaardig zijn: ofwel breken met de dictatuur van de markten met stoutmoedige socialistische maatregelen zoals het nationaliseren van de banken en de financiële sector met ook een staatsmonopolie op buitenlandse handel om de economie en de levensstandaard te beschermen, of buigen voor de crediteurs en de schulden betalen door ‘opofferingen’ van de bevolking te vragen doorheen een besparingsbeleid.

In Griekenland is de leiding van Syriza naar de tweede optie aan het overhellen. Dat gaat in tegen de positie van diegenen die, zoals de militanten van onze Griekse zusterorganisatie, een positie verdedigen van een revolutionaire breuk met de trojka en de kapitalistische EU en voor een alternatieve socialistische Europese confederatie. Grote delen van de Europese linkerzijde in Griekenland, Portugal, Ierland, Spanje,… hebben het standpunt van het Latijns-Amerikaanse reformisme uit het verleden overgenomen. Er wordt gepleit voor het heronderhandelen, de weigering om interest te betalen en niet om de schulden niet af te betalen. We moeten hen vragen hoe een schuldenherschikking er kan uitzien in de context van een Europese crisis en hoe dit de tegenstellingen en rampzalige gevolgen van wat in Argentinië gebeurt kan vermijden?

Vergelijking tussen Griekse en Argentijnse schuldencrisis
Vergelijking tussen Griekse en Argentijnse schuldencrisis

Economische crisis en inflatie richten ramp onder arbeidersklasse aan

De terugkeer van de schuldencrisis komt er op een ogenblik dat de economische situatie in Argentinië niet bepaald gunstig is. Het land werd ooit geroemd als een model van groei waarbij de wereldwijde crisis niet leek toe te slaan. De vertraging van de ‘opkomende’ economieën en de prijsdalingen voor grondstoffen hebben Argentinië in een recessie gebracht. Van een groei van 8,9% in 2011 viel de economie terug naar een recessie in het eerste kwartaal van 2014.

De inflatie heeft de lonen aangetast. Er worden dit jaar loonsverhogingen van gemiddeld 27% voorspeld, maar de inflatie bedraagt tot 40%. Dit betekent dat arbeidersgezinnen het bijzonder moeilijk krijgen en het doet terugdenken aan de vernietigende impact van de hyperinflatie in de crisis van tien jaar geleden. In plaats van te blijven buigen voor het imperialisme en het kapitalisme, zou een arbeidersregering een reeks noodmaatregelen kunnen doorvoeren waaronder de nationalisatie van de banken en financiële instellingen onder democratische controle om de prijzen en de inflatie te controleren. Het zou de speculatie kunnen aanpakken en de werkende bevolking, de lonen en levensstandaard kunnen beschermen tegen de vernietigende crisis en inflatie.

Crisis van het Kirchnerisme

De huidige economische crisis is in zekere zin een goede uitdrukking van de algemene trends in Zuid-Amerika. Een aantal belangrijke economieën op het continent kenden een groei op basis van de golf van groeiende vraag naar grondstoffen als gevolg van de sterkte van de Chinese economie. Vandaag worden deze economieën met wat vertraging mee gesleurd in de wereldwijde crisis.

De crisis van het ‘Kirchnerisme’ en de huidige regering zijn een uitdrukking van de algemene crisis va het politieke model van populistische regeringen die zich van een linkse retoriek bedienen. Er zijn verschillende dergelijke regeringen in Latijns-Amerika. De opeenvolgende regeringen onder leiding van Kirchner baseerden hun economische beleid op hoge prijzen voor grondstoffen zoals soja, waarbij dit geld opleverde om beperkte sociale hervormingen door te voeren. Maar op geen enkel ogenblik kwamen er maatregelen die de belangen van de grote bedrijven of het imperialisme fundamenteel bedreigden, zoals significante nationalisaties of maatregelen om de rijken of de multinationals te bestraffen.

De Kirchners en hun aanhangers zien zichzelf als een voortzetting van de ‘Peronistische’ traditie die het land jarenlang domineerde sinds de jaren 1940. Ondanks gelijkenissen zijn er ook heel wat verschillen met het oorspronkelijke Peronistische model. Het Peronisme was in essentie een burgerlijke nationalistische en bonapartistische beweging die in laatste instantie het kapitalistische systeem verdedigde. Het was nooit een socialistische arbeidersbeweging, maar het Peronisme nam op bepaalde ogenblikken wel maatregelen tegen de grote kapitalisten om zo de brede steun die het onder de werkende bevolking en in de arbeidersorganisaties genoot te behouden. Het was een specifieke vorm van ‘bonapartisme’ waarbij gebalanceerd werd tussen de arbeidersklasse en de bazen en zelfs de steun van een deel van extreemrechts werd bekomen.

De nationalisaties en progressieve hervormingen onder Juan Peron zorgden voor een stijging van de levensstandaard en kregen steun van veel arbeiders en van de vakbonden. Veel van deze hervormingen werden nadien teruggeschroefd, ook door ‘Peronistische’ regeringen en zeker tijdens de 10 jaar dat Carlos Menem in de jaren 1990 aan de macht was. Maar het verregaande karakter van de oorspronkelijke hervormingen zorgde ervoor dat de massale steun decennialang intact bleef en het Peronisme zich kon consolideren als politieke traditie onder de arbeidersklasse.

Zeker onder Nestor Kirchner behield het Kirchnerisme een nauwe band met de rechtse vakbondsleiding, maar de greep op de arbeidersbeweging was nooit van een zelfde aard als voorheen het geval was met het Peronisme. Dit komt onder meer door het erg beperkte karakter van de hervormingen en de toegevingen aan de arbeidersklasse. Het eerste regime van Juan Peron baseerde zich op de krachtige economische groei in de naoorlogse periode toen Argentinië een van de sterkste economieën ter wereld kende. Dit liet veel verregaandere hervormingen onder het kapitalisme toe dan wat het Kirchnerisme kon aanbieden.

De ontwikkelende breuk tussen het Kirchnerisme en de arbeidersklasse was deels zichtbaar door de formele breuk tussen belangrijke vakbondsleiders en de regering tijdens de eerste termijn van Cristina Fernandez. De breuk van Hugo Moyano en Luis Barrionuevo, centrale leiders van de grootste vakbondsfederatie CGT en voormalige aanhangers van de regering, was in het bijzonder erg opvallen. Het gaat niet om strijdbare vakbondsleiders, maar hun breuk met de regering wijst op het asociale profiel van de regering en op het feit dat delen van de arbeidersklasse in strijd beginnen te gaan tegen deze regering. Het kwam tot twee krachtige 24-urenstakingen in november 2012 en april 2014.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie