Dp 15 december trok de meerderheid van de Irakezen naar de stembus om een nieuw parlement te verkiezen. Dit ter vervanging van het voorlopige parlement, dat in januari was verkozen. Deze keer werd er niet opgeroepen tot een boycot door de soennitische partijen, de vroegere minderheidsstroming waarop de voormalige dictator Saddam zich baseerde. Enkel een aantal terroristische groepen, onder meer rond Al Zarqawi, verzetten zich tegen de verkiezingen en dreigden met geweld.
Peter Delsing
Bush greep de verkiezingen aan om politiek te scoren. Hij sprak van Irak als de “eerste democratie in de Arabische wereld”. Deze verkiezingen hebben een inhoud die veel dubbelzinniger is dan Bush denkt. Volgens de eerste, voorlopige schattingen zouden ongeveer 3 op de 4 Irakezen zijn gaan stemmen. Velen zien dit ongetwijfeld nog als één van de eerste momenten dat ze hun stem kunnen laten horen, na decennia van dictatuur.
Toch bleef ongeveer 1 op 4 van de stemgerechtigden thuis. Dit weerspiegelt voor een stuk de onvrede over de regering – overwegend bestaande uit een coalitie van sjiietische religieuze partijen – die niet in staat is om jobs, veiligheid en degelijke infrastructuur te bieden. Deze problemen, samen met een lage levensstandaard, zullen niet verdwijnen op basis van kapitalistische schaarste voor de massa van de bevolking. Ze dreigen de al bestaande etnische en religieuze politieke verdeeldheid, gemanipuleerd door burgerlijke politici, op termijn te verergeren en mogelijk te laten exploderen.
Nochtans verzetten veel Irakezen zich tegen het scenario van een etnisch en religieus geïnspireerde verdeeldheid, of zelfs burgeroorlog. Dit vond deels een uitdrukking in de campagne van de seculiere sjiiet Allawi, hoewel die zeker geen socialist is. Toch is er een toename merkbaar van conflicten op basis van de verschillende gewapende fracties, die hun eigen figuren plaatsen in het staatsapparaat. De militie van Al Sadr, zelf toegetreden tot de grote sjiietische alliantie, ligt meer en meer gewelddadig overhoop met de Badr militie van het Iraans geïnspireerde Sciri (nochtans deel van dezelfde electorale alliantie!).
De afkeer van de bezettende troepen is wijdverspreid. Er bestaat weinig twijfel over dat vele Irakezen met deze stemming ook de wens uitdrukken voor een snel vertrek van de troepen. Zelfs delen van de heersende coalitie, zoals nu ook het Mehdi-leger van Al Sadr, zijn actief betrokken in de aanvallen op de imperialistische bezetters.
Bij gebrek aan een alternatief voor werkende mensen dreigt op termijn een etnische opdeling van Irak, met een gevecht om de beste brokken. In de plaats van een “modeldemocratie” zullen we een strijd zien tussen verschillende kapitalistische fracties, die elkaar de macht en de rijkdom zullen betwisten, ten koste van de massa van de bevolking.
Bush in VS onder vuur
Bush moest openlijk toegeven dat de redenen voor de oorlog in Irak – massavernietingswapens en terroristische banden van het regime – verkeerd waren. Hij erkende ook dat er “30.000 Iraakse slachtoffers” vielen tijdens de oorlog en de bezetting. 70% van de Amerikanen zegt in een peiling dat Bush geen idee heeft over een terugtrekkingsplan uit Irak. 52% wil dat de troepen onmiddellijk worden teruggehaald.
De wijzigende stemming in de VS tegenover Bush zet een druk op zijn regering en zijn partij. De regering-Bush erkende in woorden de VN-verklaring tegen folteren. Ze “verontschuldigde” zich tegenover een Duitser van Libanese afkomst, die verkeerdelijk als “terrorist” werd opgepakt in Macedonië en in Afghanistan mishandeld. Recent weigerde de Senaat, waaronder ook heel wat Republikeinen, de Patriot Act te vernieuwen. De inbreuk door veiligheidsdiensten op de democratische rechten werd zelfs door veel Republikeinen als politiek onverkoopbaar gezien, in het gewijzigde klimaat in de VS.
De anti-oorlogsbeweging kan samenvloeien met arbeidersstrijd rond economische kwesties. Sinds de orkaan Katrina lijkt het Bush-regime van de ene nederlaag naar de andere te strompelen. Slechts 36% van de Amerikanen is tevreden over het economische beleid van Bush. Sinds november 2001, het officiële einde van de vorige recessie, daalde het reële uurloon van 80% van de loontrekkenden in de VS. Toch bleef de consumptie stijgen, door een openzetten van de kredietkranen en het gevoel bij veel Amerikanen dat ze met de stijgende huizenprijzen – ook een gevaarlijke zeepbel – ondanks de dalende lonen toch “rijker” werden.
De basis voor de economische groei in de VS is niet gezond. Meervoudige, met elkaar verbonden zeepbellen – de huizenmarkt, de schuldenberg, de dollar – moeten op een bepaald moment barsten. Dat zou het teken moeten zijn voor de arbeidersklasse en onderdrukten voor massale uitbarstingen van strijd tegen het kapitalistische systeem, niet alleen in de VS, maar wereldwijd.