Wat is er aan de hand in Venezuela?

Dossier door Gabriela Sanchez, Socialismo Revolucionario (Venezuela)

19venezuelaOp 12 februari werden drie mensen – twee rechtse activisten en een aanhanger van de regering – vermoord in Caracas. Tientallen anderen werden opgepakt of raakten gewond bij protestacties en betogingen in Venezuela naar aanleiding van de ‘Jongerendag’.

De afgelopen dagen verschenen heel wat beelden die laten uitschijnen dat SEBIN-agenten (de veiligheidsdiensten) verantwoordelijk waren voor de dood van de drie. Er waren geruchten over provocateurs en infiltranten. In de dagen na 12 februari waren er nog grote en kleine betogingen. Er was dagelijks protest door de rechterzijde en er waren acties van de regeringsgezinden. Betogingen van zowel de reactionaire rechterzijde als de aanhangers van de regering zijn normaal. Het geweld kwam vooral van de reactionaire rechterzijde. Dit vormt een nieuwe cruciale fase voor de arbeidersklasse en de armen in het Bolivariaanse proces.

Maduro omschreef het protest als ‘een oprukkende staatsgreep’. Velen ter linkerzijde vergeleken het met de gebeurtenissen in de aanloop naar de staatsgreep van 2002 tegen Chavez. Er was een arrestatiebevel voor Leopoldo Lopez, de rechtse leider die in de staatsgreep van 2002 betrokken was. De rechterzijde anderzijds probeert het voor te doen als een strijd voor ‘bevrijding’ tegen een ‘dictatuur’ die verantwoordelijk is voor al het kwade van de wereld, waaronder inflatie, misdaad en corruptie.

Sommige rechtse leiders proberen het af te doen als ‘volksprotest’ dat gesteund wordt door de meerderheid van de bevolking. Enkele linkse groepen stelden zelfs dat de acties een uitdrukking vormen van de algemene publieke opinie en het sluimerende ‘ongenoegen’ dat in de samenleving bestaat. Eén groep ging nog verder en riep op tot een verenigd front om samen te strijden voor een arbeidersregering. Alsof ze niet weten dat beide klassen voor iets totaal anders opkomen.

Er waren vorig jaar honderden protestacties tegen de problemen inzake huisvesting, misdaad of voor degelijke arbeidscontracten. Er waren enkele bedrijfsbezettingen en oproepen van arbeiders aan de regering om bedrijven te nationaliseren en de arbeiders de controle en het beheer over de bedrijven in handen te geven. Wij hebben over verschillende van die strijdbewegingen geschreven en er steun aan gegeven. Maar deze acties en de protestacties die we nu zien zijn totaal verschillend.

Er waren ter linkerzijde in Venezuela en internationaal verschillende standpunten over welk standpunt revolutionairen moeten innemen en wat nodig is om een nieuwe rechtse dreiging te bestrijden.

Een nieuwe staatsgreep?

In een toespraak voor de volledige bevolking stelde Maduro op 16 februari dat de rechterzijde uit twee delen bestaat. Een deel probeert haar steun voor de protestacties te verbergen en zich voor te doen als democratisch, terwijl het andere deel openlijk voorstander is van een staatsgreep met Amerikaanse steun.

De rol van het VS-imperialisme staat buiten kijf. Er zijn echter ook belangrijke verschillen met wat in 2002 gebeurde, zeker wat de rechterzijde en haar aanhangers betreft alsook bij het leger. Na jaren van mislukte pogingen om met staatsgrepen of economische sabotage het regime weg te krijgen, had de rechterzijde enkele jaren nodig om zich te herorganiseren. In 2012 was de rechterzijde voor het eerst in staat om samen een gemeenschappelijke kandidaat, Capriles Radonski, te steunen in de laatste presidentsverkiezingen van Chavez. De rechtse leiders verwierpen de fouten van de staatsgreep en de patronale lockout. Ze hamerden op de thema’s die de arbeiders en armen raken en waar de regering onvoldoende op antwoordt, met name huisvesting, misdaad en de slechter wordende economische situatie.

De rechterzijde verloor de verkiezingen, maar haalde toch meer dan 6 miljoen stemmen en kondigde aan dat ze verder op ‘democratische’ wijze zou opkomen voor de Venezolanen. De volgende presidentsverkiezingen van april 2013 leverden een verschil van amper 200.000 stemmen tussen Capriles en Maduro op. Het resultaat werd betwist door de rechterzijde en de tactieken daarbij begonnen te wijzen op de verschillen binnen hun rechtse ‘eenheid’. Enerzijds was er de ‘democratische’ Capriles, maar anderzijds ook de meer reactionaire figuren als Leopoldo Lopez en Maria Carolina Machado.

Dit verschil werd de afgelopen maanden nog duidelijker. Lopez en Machado riepen op tot deelname aan de verschillende acties die uiteindelijk leidden tot het protest van 12 februari. Ze doopten die betoging om tot de mars van de exit (waarmee ze het vertrek van het regime eisten). Zelfs rechtse aanhangers schreven in opiniestukken dat deze plannen het einde van de rechterzijde zouden betekenen en dat de voortrekkers ervan beter lessen uit 2002 zouden trekken.

De afgelopen dagen heeft de gematigde rechterzijde geprobeerd om wat afstand te houden van de protestacties door een kleine groep studenten waarbij regeringsgebouwen en andere publieke gebouwen het doelwit waren. Ironisch genoeg werd ervoor gekozen om deze acties te voeren in hun eigen buurten, waardoor ze vooral de beter begoede lagen tot last zijn. Velen hebben gezegd dat dit het werk is van infiltranten, maar het feit dat dezelfde protestacties vijf avonden op rij plaatsvonden maakt duidelijk dat dit niet het geval is. ‘Infiltranten’ zouden niet in staat zijn om zich telkens op zo’n schaal te organiseren.

Maar zelfs het dagelijkse protest van honderden studenten op het centrale plein in de beter begoede wijk Altamira in Caracas werd niet gesteund door een meerderheid van de omwonenden. Studenten hielden een centraal kruispunt geblokkeerd, waardoor een centrale invalsweg naar de stad vast stond. Mensen wandelen rond de blokkade heen om naar hun werk te trekken, op restaurant te gaan of met hun dagelijkse activiteiten door te gaan. Op de betoging van afgelopen zondag, een betoging voor ‘vrede’ en de vrijlating van de opgepakte studenten, waren er wel duizenden aanwezigen maar zelfs hiervoor was de steun beperkt. Dat is erg verschillende van de massale rechtse betogingen in de aanloop naar de staatsgreep van 2002. Toen zorgden betogingen op Altamira voor een massale opkomst.

Het kan snel veranderen en we moeten het in het oog houden. De arrestatie van Lopez bijvoorbeeld of de aanhoudende repressie tegen de kleine studentenprotesten kunnen een groter deel van de rechterzijde tot actie aanzetten of tot steun aan meer reactionaire methoden. Het is mogelijk dat er grotere protesten komen, zelfs indien deze zich wellicht blijven beperken tot dezelfde wijken waar er nu actie wordt gevoerd. Die wijken worden lokaal overigens bestuurd door de rechterzijde.

Een ander belangrijk onderscheid met de staatsgreep van 2002 is de rol van het leger. In 2002 had de rechterzijde de steun van een deel van het leger. Maar sindsdien is het regime erin geslaagd om haar positie te consolideren. Op dit ogenblik heeft het regime de overweldigende steun van het leger. Dissidentie binnen het leger zal wellicht niet getolereerd worden.

Protest, ongenoegen en klasse

Het is geen geheim dat er een breed ongenoegen rond diverse thema’s leeft in de samenleving. Het gaat onder meer over de economie, misdaad en huisvesting. We zijn het eens dat protest hierover nodig is, maar er is een groot verschil tussen hoe dit wordt aangevoeld door de verschillende klassen in de samenleving en bijgevolg in de eisen die naar voor worden gebracht. De impact van de economische crisis in het land heeft verregaande gevolgen voor de werken en armen. Die impact is veel groter dan op de hogere middenklasse en de burgerij.

Zoals steeds het geval is bij kapitalistische crisis worden de werkenden en armen het hardste geraakt. De meerderheid van de bevolking heeft moeite om rond te komen. Het minimumloon is op jaarbasis met 45% gestegen in 2013, maar het volstaat niet om het ritme van de inflatie te volgen. Die liep volgens officiële cijfers op tot 56% in 2013. Deze inflatie heeft op alles een invloed, van het WC-papier tot de schooluniformen. De inflatie is vooral hoog voor goederen en voedselproducten die niet gereguleerd zijn door de overheid. Dat omvat zowat alles buiten de essentiële basisgoederen.

De hervormen die van onderuit verder gestuwd werden onder Chavez, waren progressief en hebben de extreme armoede in het land terug gedrongen. Het Chavisme is er echter omwille van vele redenen, die we eerder al uitlegden, niet in geslaagd om volledig te breken met het kapitalisme. Het resultaat hiervan is dat de hervormingen erg kwetsbaar zijn, zeker in een land dat bijna volledig afhankelijk is van de export van olie.

De gevolgen van de wereldwijde economische neergang werden scherp aangevoeld in 2009 toen de globale financiële crisis de olieprijzen met de helft deed zakken. Dat leidde meteen tot een scherpe daling van de middelen voor de hervormingen. De armsten werden het eerste geraakt door de besparingen in de sociale diensten en de gezondheidszorg.

Vandaag moeten armen urenlang in de rij staan, soms dagenlang, om toegang tot gezondheidszorg te hebben. In de rijke buurten van Caracas zijn er soms ook rijen, maar dan van rijken die hun huisdieren laten behandelen door een gratis mobiele dierenarts die door de lokale rechtse autoriteiten wordt gefinancierd.

Het zijn de werkenden en arme studenten in het publieke onderwijs die soms niet genoeg leraars hebben om elk vak onderwezen te krijgen. Het zijn deze studenten die geen plaats bekomen op een publieke universiteit. Het zijn de tienermeisjes uit de arme buurten en het platteland die vaker op jonge leeftijd zwanger geraken en als gevolg ervan hun school niet afmaken. Venezuela kent het grootste aantal tienerzwangerschappen van Latijns-Amerika. Werkenden en armen leven ook vaak in onveilige huizen en moeten soms lang wachten op sociale huisvesting.

De werkenden en armen vormen de overgrote meerderheid van de bevolking. Er is een belangrijke afname van hun steun aan de regering, maar deze meerderheid weet dat een terugkeer van de rechterzijde hun situatie er niet op zal verbeteren.

Het Bolivariaanse proces heeft de werkende bevolking het bewustzijn opgeleverd dat een terugkeer naar het verleden geen stap vooruit zou zijn. De slogans ‘No Volveran’ en ‘Chavez Vive, la Revolucion Sigue’ op betogingen en acties zijn een uitdrukking van het feit dat velen de rechterzijde niet zien als een oplossing en integendeel opkomen voor revolutie. De definitie van wat socialisme en revolutie inhouden blijft verward onder bredere lagen van de bevolking. Maar de roep ernaar blijft. Het ontbreekt aan een organisatie die deze eisen vooruit helpt.

De meer ontwikkelde delen van de arbeidersklasse protesteren terecht tegen zowel de bureaucratie, de corruptie, de contrarevolutionaire elementen in de regering als ook tegen de repressie tegen stakingen en arbeidersrechten. Ze keren zich tegen de inherente tegenstellingen van het Chavisme om de eisen van de arbeidersklasse naar voor te brengen. De specifieke eisen zijn natuurlijk afhankelijk van iedere werkplaats of andere plaats van strijd, maar doorgaans is er een brede steun voor de eis van arbeiderscontrole en –beheer, voor echte arbeidersvertegenwoordiging en voor het recht van vakbonden om zich te organiseren en te staken.

De minderheid die vorige week protesteerde heeft niet deze eisen of belangen. Ze kent niet dezelfde dagelijkse problemen als de meerderheid van de bevolking. Er waren beelden van studenten die betoogden en hun acties kunnen verward worden met het jongerenprotest in Griekenland, Spanje of andere landen waar wordt gestreden tegen harde kapitalistische besparingen. Maar deze rijke studenten in Venezuela kennen geen jongerenwerkloosheid van 60%, harde besparingen in het onderwijs of een leven in armoede. Het gaat om de meest bevoorrechte lagen in de Venezolaanse samenleving. Ze gaan naar de beste private scholen, private universiteiten, rijden in de nieuwste modellen van auto’s of motorfietsen en hebben vaak de mogelijkheid om tijdens de vakantie naar andere continenten te trekken.

Er waren verschillende ‘documentaires’ op de sociale media over hoe de dictatuur kan bestreden worden. Daarbij werden historische voorbeelden gegeven, zoals van de strijd tegen Pinochet en andere bloedige dictators. Heel wat van de slogans hebben het over ‘vrijheid’. Maar welke ‘vrijheid’ hopen ze met een rechts bewind te bekomen? Deze betogers keren zich tegen het socialisme en denken dat een ‘democratie’ hen zal bevrijden.

Venezuela is een van de meest gewelddadige landen ter wereld. De roep van de rechterzijde om daar iets aan te doen is terecht. Maar ook de werkende bevolking eist maatregelen hiertegen. Om de kwestie van misdaad echt aan te pakken, moeten de inherente ongelijkheden van het kapitalisme aangepakt worden. Misdaad zal niet aangepakt worden door een rechtse regering, het zal niet serieus aangepakt worden door een regering die de oorzaak van de problemen niet wil aanpakken.

Het idee dat de arbeidersklasse en de armen in Venezuela en diegenen die strijden tegen wat volgens hen ‘socialisme’ is, dezelfde problemen of eisen hebben en zich bijgevolg kunnen verenigen, is absurd. Het toont een compleet verkeerde inschatting van de marxistische analyse van een klassensamenleving.

Iedere vorm van staatsgreep zal verworpen worden door een meerderheid van de bevolking. De rechtse dreiging zal de armen en werkenden ertoe aanzetten om op straat te komen om de regering te verdedigen, indien er geen ander alternatief bestaat. De centrale kwestie voor revolutionairen is hoe we daarin tussenkomen en een strijdbaar socialistisch programma naar voor brengen.

Meetings voor vrede

Zowel de rechterzijde als de regering hielden afgelopen weekend protestbijeenkomsten voor ‘vrede’. Maduro nodigde Capriles publiekelijk uit om hem te ontmoeten en te spreken over de protestacties om een uitweg te vinden. Deze verzoenende taal is niet nieuw voor het Chavisme.

Na de gebeurtenissen van 2002 hield Chavez een toespraak waarin hij de mensen opriep om naar huis te gaan. In plaats van hen op te roepen om comités van werkenden en armen te vormen om de staatsgreep te onderzoeken, zei hij dat iedereen moest samenwerken en beter de gebeurtenissen rond de staatsgreep kon vergeten. Het waren de ontwikkelingen na de staatsgreep en de enorme druk van onderuit die Chavez ertoe dwongen om te radicaliseren, maar tegelijk werden steeds stappen gezet om allianties te vormen met delen van de burgerij.

Na de verkiezing van Maduro in april riep hij niet op tot massameetings van werkenden en armen om te discussiëren over hoe we de samenleving kunnen veranderen. Hij vroeg een vergadering met het hoofd van de Mendoza-familie, de machtigste familie van het land die onder meer Polar bezit, een bedrijf dat onder meer voedsel produceert en importeert. Maduro sloot een akkoord dat de regering niet aan Polar zou raken en dat de familie zich zou kunnen blijven verrijken, onder meer door de voedselproductie en import op te drijven en dit met regeringssteun. Het bedrijf kreeg zelfs enkele grote bedrijven cadeau die voordien door de regering waren onteigend.

De protestbijeenkomsten voor vrede zijn een poging van de regering om steun van alle lagen van de bevolking te krijgen en om radicalere acties te vermijden. We zagen al meermaals hoe de regering reageert op druk van onderuit. Deze druk heeft nog steeds niet geleid tot de nationalisatie van de sleutelsectoren van de economie, bijvoorbeeld van de bankensector, en al evenmin tot de invoering van een geplande economie.

Perspectieven

Op dit ogenblik blijven de perspectieven voor de gebeurtenissen in Venezuela de komende weken open. Er zit beweging in de situatie en hoe dit verder zal ontwikkelen, hangt af van verschillende factoren. Aanhoudende repressie kan leiden tot een grotere steun van de rechterzijde voor radicalere acties.

De dag na 12 februari stelde Maduro dat geen enkel protest zou toegelaten worden en dat de overheid illegale acties zou aanpakken. We verzetten ons tegen maatregelen van de regering om het recht op protest aan banden te leggen, dit kan en wordt immers ook gebruikt tegen de werkenden en armen.

We moeten de rechterzijde stoppen door te bouwen aan een massabeweging van de werkende bevolking en de armen met een programma dat opkomt voor socialisme. Zo’n beweging kan delen van de middenklasse overwinnen, die delen kunnen een belangrijke rol in de revolutie spelen.

De oproep voor een verenigd front van de linkerzijde als eerste stap hiertoe is meer dan ooit relevant. Een linkse front zou niet alleen de eisen van werkenden en armen verenigen en met elkaar verbinden. Doorheen democratisch debat op nationaal vlak zou het ook een programma van revolutionaire verandering kunnen naar voor brengen.

Zo’n programma zou de eerste stappen moeten bevatten om te breken met het kapitalisme en om tot een geplande economie te komen. Dat kan onder meer met een volledige nationalisatie van de banksector en de commandoposten van de economie. Dit moet onder democratische arbeiderscontrole en -beheer. Alle macht zou aan de lokale comités moeten toekomen zodat de georganiseerde bevolking met democratische verkiezingen haar vertegenwoordigers kan aanstellen. Alle verkozen vertegenwoordigers mogen daarbij niet meer verdienen dan een gemiddelde geschoolde werknemer en ze moeten steeds afzetbaar zijn. Er zou werk gemaakt worden van gratis en degelijk onderwijs en gezondheidszorg voor iedereen.

De terugkeer van de rechterzijde zou voor socialisten doorheen de wereld een nederlaag betekenen. Werkenden en armen zullen de oproepen van de regering om daartegen te protesteren ondersteunen. Revolutionairen staan in die strijd en versterken die strijd door op een klassenbasis voor echte verandering op te komen.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie