‘De wereldsituatie en taken van het CWI’ – Deel 3

Begin december vond een internationale bijeenkomst van het CWI plaats. Dit International Executive Committee (IEC) vormt de leiding die wordt verkozen op de vierjaarlijkse wereldcongressen. In het kader van de bijeenkomst werd een uitgebreide perspectieventekst opgemaakt en bediscussieerd. We publiceren een vertaling van de tekst zoals die werd aangepast en gestemd. Vandaag het derde deel.

Spanje en Portugal

Deze catastrofe voor de massa’s vormde de impuls voor de grote algemene stakingen en bewegingen die sindsdien plaatsvonden. Sinds 2008 werden 400.000 Spaanse gezinnen uit hun huis gezet. Het land zit vast met een werkloosheidsgraad van 26% voor minstens vijf jaar volgens een voorspelling van het IMF. Op massale schaal werd er ‘loonkostenvermindering’ toegepast – codetaal voor loonvermindering. Door het lidmaatschap van de euro werd de Spaanse burgerlijke regering onder leiding van de PP verhinderd om een devaluatie van de munt door te voeren. Maar ze heeft wel de ‘tweede beste’ oplossing doorgevoerd. Alle pogingen van de corrupte regering om te bevolking te overtuigen dat opofferingen vandaag zouden leiden tot zoete broodjes morgen, hebben gefaald. Gedurende negen opeenvolgende kwartalen verkeerde de Spaanse economie in recessie. In het derde kwartaal van 2013 steeg de economie opnieuw met 0,1%. Er wordt nog steeds een algemene krimp van 1,3% verwacht voor het geheel van 2013. Door de groei van de export wordt momenteel een lichte stijging verwacht voor 2014. Sommigen verwachten een groei van 1% maar dat zou nauwelijks een verbetering in de werkloosheidscijfers met zich mee brengen. De situatie heeft er dan ook toe geleid dat Spaanse jongeren naar de vier uithoeken van Europa en de wereld vluchten op zoek naar werk.

Tegelijkertijd heeft het nationale vraagstuk aan belang herwonnen, vooral in Catalonië. In september hebben tot 1,6 miljoen Catalanen deelgenomen aan een menselijke ketting om onafhankelijkheid van de Spaanse staat te eisen. Vlak daarna vond er op 12 oktober een andere, kleinere, massabetoging plaats in Barcelona met veel deelnemers van buiten Catalonië gericht tegen een afsplitsing van de Spaanse staat. Dit toont aan dat er een polarisatie kan ontstaan op dit onderwerp, een polarisatie die enkel kan tegengegaan worden door het handhaven van een duidelijke klassenstandpunt dat het recht op zelfbeschikking erkent maar dit ook koppelt aan de noodzaak van eenheid onder de arbeidersklasse tegen elke vorm van burgerlijk nationalisme in.

Dit brengt de noodzaak met zich mee voor een arbeiderspartij die een duidelijk programma uitwerkt. Omwille van historische redenen (de burgeroorlog en haar uitkomst, het regime van Franco en de strijd hiertegen) ligt het bewustzijn van de Spaanse massa’s, samen met die van Griekenland, op dit moment misschien hoger dan in andere landen van Europa. Maar net als in andere landen in Zuid-Europa is de Spaanse linkerzijde verdeeld in een schijnbaar oneindig aantal organisaties. De beste kansen voor marxisten die de meest strijdbare elementen willen verenigen, lijkt in deze fase te liggen bij Verenigd Links (Izquerda Unida – IU). Maar dit is niet zonder complicaties omdat de traditie van IU om besparingscoalities te vormen met de kapitalistische (sociaaldemocratische) PSOE nog niet doorbroken werd. IU heeft de PP ondersteund in Extremadura (maar niet zonder interne tegenstand) en heeft een PSOE-regering ondersteund in Asturië. Momenteel zit het in de regering van Andalusië, een regering die de grootste besparingsoperatie ooit in die regio heeft doorgevoerd. De belangrijkste leiders van IU zien dit als een voorbereiding op een nationale ‘linkse’ coalitie met de PSOE na federale verkiezingen. De strijd tegen de rechterzijde binnen IU kan echter leiden tot het mobiliseren van een bredere linkse alliantie, zoals onze kameraden in Griekenland dit ook trachten te bereiken. Op zich speelt waar we onze eerste steun verwerven geen cruciale rol en er doen zich kansen voor zowel binnen de IU als daarbuiten. De poging om een stevige werking te vestigen in Spanje is één van de prioriteiten voor alle afdelingen van het CWI, de Europese in het bijzonder.

De diepte van de crisis in Portugal is zodanig groot dat de rechtse regeringscoalitie meerdere keren dreigde te desintegreren. Ze heeft vier algemene stakingen getrotseerd, een nederlaag in de recente gemeentelijke verkiezingen en de tegenkanting van de Portugese bevolking omwille van de verschrikkelijke prijs die ze hebben moeten betalen voor het besparingsbeleid. Zelfs de Financial Times schreef: “Portugal is de politieke limieten van het besparingsbeleid aan het bereiken. Financiële ‘experten’ geven toe dat er geen enkele garantie bestaat dat zelfs als het brute programma van de trojka aanvaard wordt dit zal leiden tot een volgehouden groei”.

Er vindt een enorme erosie plaats van Portugals beperkte industriële basis. Premier Coelho gaf toe dat het bankroet van het Portugese kapitalisme betekent dat het niet in staat is jonge mensen in de samenleving en de economie te integreren. Hij verklaarde dat hun enige toekomst ligt in het verlaten van Portugal. Net zoals er een exodus bestond tijdens de stagnatie in de jaren ‘60 onder de dictatuur van Salazar en Caetano, heeft er zich nu een massale emigratie ontwikkeld. Op een bevolking van 10 miljoen verlaten er ieder jaar 100.000 mensen het land. Waar het in het verleden de oudere arbeiders waren die vertrokken is het nu de jeugd, de toekomst van Portugal, die weggaat. Met hun vertrek stuiken openbare diensten zoals de gezondheidszorg ineen, wat op zijn beurt werknemers in de medische sector ertoe aanzet om werk te zoeken in het buitenland.

De taak voor onze kleine krachten is om er, net zoals elders, eerst een politiek ontwikkeld kader bijeen te brengen dat in staat is om nieuwe lagen van arbeiders te winnen en te vormen evenals jongeren die openstaan voor onze ideeën en in actie komen. Vandaaruit kan de tactische kwestie over hoe en waar we onze krachten het beste kunnen inzetten bediscussieerd worden. Onze kameraden proberen terecht om bruggen te bouwen naar de beste activisten in het Links Blok die kritisch staan ten opzichte van de rechtse draai van de leiding. Hoe het Linkse Blok zich in de komende periode verder zal ontwikkelen is een open vraag. Haar rampzalige resultaat in de gemeentelijke verkiezingen afgelopen september vormt een geheugensteun voor de gevolgen van de draai naar rechts van de leiding richting de sociaaldemocratie. Flexibele tactieken zijn vereist wat kan betekenen dat we op een gegeven moment elders opportuniteiten moeten opzoeken, incluis een mogelijke oriëntatie op de communistische partij van Portugal, die ondanks de tal van bureaucratische eigenschappen die ze uit haar stalinistische verleden met zich meedraagt een van de weinige traditionele massa-arbeiderspartijen is die nog in Europa overblijft.

Italië

De belangrijkste recente ontwikkeling in Italië op nationaal vlak is de uitsluiting van Berlusconi door de leiding van zijn eigen partij na een dominantie van 24 jaar. Een voormalige getrouwe: “Silvio Berlusconi is dood. Hij staat op het einde van de weg. Eén van zijn grootste angsten nu is dat hij zou eindigen in de gevangenis. De uitsluiting van Berlusconi vormde het grootste schisma in centrumrechts sinds het opbreken van de christendemocraten twee decennia geleden. De aanleiding voor de verwijdering van Berlusconi was de parlementaire impasse en zijn weigering om de regering van Letta verder te ondersteunen. Hierachter lag de steun van de Italiaanse burgerij voor een regering die bereid was om de aanvallen op de arbeidersklasse verder te zetten. Berlusconi’s demagogische en populistische verzet tegen de eigendomsbelasting, die een echo vond bij het electoraat, vormde de laatste druppel voor aanzienlijke delen binnen zijn eigen partij en de burgerij in zijn geheel na twee decennia van bij wijlen dysfunctioneel regeren, bedoeld om hemzelf te vrijwaren van gerechtelijke vervolging en de mogelijkheid om naar de gevangenis te moeten.

Maar de onderliggende oorzaak voor Berlusconi’s uiteindelijke vertrek ligt in de verslechterende economische situatie en de noodzaak, vanuit burgerlijk perspectief, om de confrontatie met de Italiaanse arbeidersklasse aan te gaan. Italië wordt gekenmerkt door diezelfde massale werkloosheid, het tekort aan woningen etc. die andere landen in Zuid-Europa teisteren, alhoewel het niet op dezelfde schaal massastrijd heeft gekend zoals landen als Griekenland, Spanje en Portugal. Niettemin is de onderliggende woede van de arbeidersklasse naar voren gekomen in bittere lokale gevechten, zoals de strijd tegen de privatisering van het lokale transport en andere diensten in Genua, waarin onze kameraden een leidinggevende rol in spelen. De strijd werd eind november hervat met spontane transportstakingen die de stad lam legden en arbeiders die de zaal waar de gemeenteraad plaatsvond bezetten. Midden oktober leidde een staking die werd uitgeroepen door de ‘vakbonden van de basis’ (USB, CUB en COBAS) tot geannuleerde vluchten en werden scholen en ander openbaar transport geraakt.

De nervositeit van de Italiaanse burgerij en haar staat bij het vooruitzicht van welke oppositie dan ook, voornamelijk op straat, is symptomatisch voor de onderliggende spanningen in de samenleving. Een nationale mars in oktober die van onderuit werd georganiseerd en waarin tienduizenden vanuit de sociale bewegingen betrokken waren, verliep vreedzaam. Niettemin was er een poging om een sfeer van antipathie bij de bevolking van Rome op te wekken waarbij het schrikbeeld van ‘anarchistisch geweld’ werd gepresenteerd. Gelijkaardige betogingen, stakingen en uitingen van vijandigheid tegenover het kapitalisme zullen zich in de komende periode manifesteren. De grootste zwakte blijft echter het gebrek aan een politieke stem voor de arbeidersklasse die de instinctieve beweging van de Italiaanse arbeiders ondersteunt en tegelijkertijd de strijd veralgemeent.

Frankrijk

Aan de oppervlakte lijkt Frankrijk, zoals veel landen in Europa, te lijden aan een malaise. De oorzaak hiervan is gelijkaardig als in andere Europese landen en bestaat uit een enorm ongenoegen net onder de oppervlakte maar met geen vehikel om de grieven (zeker die van de arbeidersklasse) te kanaliseren. Dit wordt gesymboliseerd door de ‘ongelukkige president’ François Hollande wiens acties, eerder gebrek aan acties, er in slaagden om alle lagen van de samenleving te irriteren. Hollande is slechts 18 maanden aan de macht en is er nu reeds in geslaagd om het laagste steunpercentage van een Franse president ooit te bereiken, met nauwelijks 26% die hem positief inschat. Dit vloeit uiteraard voort uit de verslechterende economische situatie die hij geërfd heeft wanneer hij aan de macht kwam, maar onder zijn bewind is het enkel erger geworden. Standard & Poor heeft onlangs Frankrijks kredietwaardigheid nogmaals verlaagd. Hollande raakt vermalen tussen de molenstenen van de arbeidersklasse langs de ene en de Franse burgerij langs de andere kant. Met de groei van massawerkloosheid, toenemende dakloosheid en economische stagnatie – er wordt een economische groei verwacht van nauwelijks 0,3% in 2013 – vreest Hollande dat de broeiende revolte van de arbeidersklasse naar Franse gewoonte op straat zal overlopen.

Hollande is niet in staat geweest om aanzienlijke besparingen in de regeringsuitgave door te voeren omdat hij bevreesd is voor een frontale confrontatie met de Franse arbeidersklasse. De publieke uitgaven staat momenteel op 57% van het bruto nationaal product, wat het hoogste percentage is in de eurozone. Hollande is dan maar teruggevallen op het verhogen van de belastingen. Dit heeft natuurlijk voorspelbare protesten van de rijken met zich meegebracht, maar ook van boeren en vrachtwagenchauffeurs uit Bretagne en elders tegen een ecotaks waarvan de intrekking werd bekomen. De regering werd ook gedwongen om een voorstel tot hogere belastingen op populaire individuele spaarproducten terug in te trekken. Hij werd zelfs geconfronteerd met een dreiging van staking in topclubs van het Franse voetbal met spelers die zich verzetten tegen een belasting van 75% op inkomens boven 1 miljoen euro. Tegelijkertijd hebben al deze belastingverhogingen de problemen van de Franse economie versterkt doordat deze de koopkracht en dus de afzetmarkt ondermijnen.

Van de interventie van Franse troepen in Mali werd verwacht dat het zou resulteren in een politieke bonus voor Hollande. Dit gebeurde echter niet doordat de veel belangrijkere en verslechterende economische situatie op de voorgrond trad. Zijn aanbod om Obama te assisteren in het bombarderen van Syrië, vooral nadat Cameron in Groot-Brittannië gedwongen werd om van een militaire interventie af te zien, leverde hem evenmin weinig steun op. In tegendeel: een interventie ging in tegen de publieke opinie in Frankrijk, die destijds ook al gekant was tegen de aanval van het VS-imperialisme op Irak en die mee voortkomt uit de traditie van De Gaulle om zich te verzetten tegen het Amerikaanse imperialisme. Hollande vertegenwoordigt daarom het spektakel van een eindeloos voortploeteren in het aangezicht van de verslechterende situatie. In een poging om Le Pen en het Front National te bekampen, is zijn regering overgegaan tot een racistische campagne, waaronder de deportatie van een 15-jarig Roma-meisje uit Kosovo, wat leidde tot protest van ontevreden Franse jongeren.

Tegelijkertijd kon dit de groei van het FN niet voorkomen. De partij haalt meer dan 20% in de peilingen, haar hoogste percentage ooit, en zou 24% van de stemmen kunnen halen bij de Europese verkiezingen volgend jaar, meer dan de PS of de UMP. Het is de eerste keer dat het FN leidt in een nationale peiling. Een significant gedeelte van haar steun komt van ontevreden stemmers uit de arbeidersklasse. Opvallend is dat Le Pen’s partij haar meer openlijke fascistische kenmerken naar de achtergrond heeft gebracht ten voordele van ‘reëel socialisme’. Ze zegt van de PS: “Ze mag dan aan de macht zijn, ze is een vazal van Europa en de banken.” Doorheen Europa heeft extreemrechts de afgelopen periode electorale vooruitgang geboekt, soms zelfs significant. In Nederland doorheen de extreemrechtse PVV, in Oostenrijk met de FPÖ en eveneens in Scandinavië, inclusief Zweden en Noorwegen. Soms gaat dit gepaard met een polarisatie en een versterking van links, zoals met de SP in Nederland. De hoofdreden voor de blijvende aanwezigheid en zelfs versterking van extreemrechts vloeit voort uit de crisis en het gebrek aan een alternatief doorheen linkse massapartijen.

Frankrijk blijft een sleutelland voor het CWI. We moeten er onze krachten heropbouwen en eens we een zekere inplanting hebben zal onze tactische oriëntatie opnieuw bediscussieerd moeten worden. Politiek gezien heerst er een zeer volatiele periode in Frankrijk. Tot recent leek het Front de Gauche een terrein voor militante arbeiders op zoek naar een politiek vehikel te vormen. De communistische partij (PCF) lijkt zich momenteel gedeeltelijk afgekeerd te hebben het initiatief van Mélenchon en kijkt in sommige regio’s op opportunistische wijze naar samenwerking met de PS. Dit kan leiden tot een ontwikkeling waarbij de beste jongeren en werkenden opkomen voor een echt links front dat druk kan uitoefenen op de PCF, NPA en Mélenchon om samen te werken rond een strijdbaar socialistisch alternatief. De situatie is zodanig gespannen in Frankrijk dat op een toevallige vonk op elk ogenblik kan leiden tot een sociale explosie. We mogen de krachtige tradities van de Franse arbeiders niet vergeten. Die lijken zwakke organisatorische structuren te hebben maar een grote capaciteit om te improviseren in de loop van de gebeurtenissen.

Groot-Brittannië

In Groot-Brittannië beweert de coalitie van Tories en Liberaal-Democraten dat de economie uit de recessie is gekomen. Maar die econome zou dit jaar met amper 0,8% groeien. De verwachtingen van een boom voor de verkiezingen in mei 2015, waarvan de ministers hopen dat het de huidige regering opnieuw aan de macht zal brengen, zullen zich dus wellicht niet realiseren. De realiteit voor de massa van de bevolking, zowel de arbeidersklasse als de substantiële onderdelen van de middenklassen, is de ene loonsverlaging na de andere samen met enorme stijgingen van energie- en huizenprijzen.

Tegelijkertijd is de beruchte patroon Jim Ratcliffe van Ineos erin geslaagd om de grootste vakbond van Groot-Brittannië, Unite, een nederlaag toe te brengen in een confrontatie bij een olieraffinaderij en petrochemisch bedrijf te Grangemouth, Schotland. Hij was in staat dit te doen omdat hij berekende dat hij iedere stakingsactie zou kunnen uitzitten op basis van overtollige capaciteit elders. Het ontslag van de belangrijkste vakbondsafgevaardigde volgde. De uitslag van het hele conflict werd gezien als een nederlaag voor de vakbonden, maar niet als een beslissende nederlaag. Het gebeuren benadrukte de klassenpolarisatie die heeft plaatsgevonden, iets waar de afdelingen van Schotland en van Engeland en Wales sterk de nadruk op legden. Indien een algemene 24-urenstaking uitgeroepen werd, zoals ‘overwogen’ werd op het vakbondscongres van september 2012, zou dit een enorme boost hebben gegeven aan het zelfvertrouwen van Britse arbeiders. Het zou op zijn beurt mogelijks de aanvallen in Grangemouth afgeweerd hebben. Er heerst een bitter gevoel en een grote haat naar de regering toe voor de aanvallen die reeds hebben plaatsgevonden, zeker omdat er meer aanvallen onderweg zijn. Er heerst ook vijandigheid tegen Labour-leider Ed Miliband omdat hij de deur openzette voor de aanvallen in Grangemouth door Unite aan te vallen bij de selectie van een parlementaire kandidaat in het kiesdistrict nabij het bedrijf.

Het hele gebeuren toont nogmaals de noodzaak van een nieuwe massa arbeiderspartij in Groot-Brittannië, de TUSC kan hiervoor een vertrekpunt vormen. Op een speciale conferentie van de Labour partij volgend jaar plant Miliband om de stem van de vakbonden binnen Labour ofwel te verzwakken ofwel totaal de ondermijnen. Dit zou kunnen leiden tot een tendens tot het verbreken van de banden die de vakbonden hebben met Labour en mogelijk tot een versterking van TUSC. Dit proces zou echter ook uitgesteld kunnen worden tot na de volgende algemene verkiezingen. Maar het idee van een nieuwe partij staat nu stevig op de agenda van de arbeidersbeweging in Groot-Brittannië.

Miliband’s Labourpartij leidt in de peilingen maar is niet zeker van een duidelijke overwinning. Het is mogelijk dat Labour na de verkiezingen de grootste partij wordt maar een coalitieregering zal vormen met de Liberaal-Democraten. In het verleden werd de vorming van een coalitieregering door de meest bewuste arbeiders op zijn best als een principeloze uitdrukking van klassenverzoening gezien. Door de verlaging in het bewustzijn worden coalitieregeringen niet meer op dezelfde manier gezien. Dat vloeit voort uit de ineenstorting van de traditionele arbeidersorganisaties. Een mogelijke coalitie tussen Labour en Liberaal-Democraten vormt nu gewoon een combinatie van twee burgerlijke partijen. Het CWI zou op regelmatige basis materiaal moeten uitgeven over de historische lessen die uit coalitieregeringen getrokken kunnen, teruggaande tot de allereerste coalitie tussen Millerand, de opportunistische leider van de Franse socialisten en een radicale burgerlijke partij in 1899. Deze coalitie werd gevormd om de revolutionaire mogelijkheden die op dat moment in Frankrijk bestonden en die ten gevolge van de affaire Dreyfus ontstaan waren in rustiger vaarwater te leiden.

De organisatie heeft in Engeland en Wales haar positie behouden, wat geen gemakkelijke taak was gezien de moeilijke conjunctuur die nu bestaat, en staat op het punt aanzienlijke doorbraken te ondergaan door haar interventies in stakingen en vakbonden evenals bij jongeren, die de levenslijn van een revolutionaire organisatie. vormen Een belangrijke laag is de afgelopen periode lid geworden.

Ierland

Zuid-Ierland heeft de afgelopen periode een belangrijke verandering in de mood meegemaakt die gericht is tegen de regering. Het politieke landschap is er gefragmenteerd. Een peiling uit november gaf Fine Gael 25%, Fiana Fail 24% en Sinn Fein 16%. Labour is dramatisch teruggevallen van 19,4% bij de algemene verkiezingen in 2011 tot 9% in de peilingen vandaag. De stemming onder de arbeidersklasse is teruggevallen omwille van het consistente verraad door de vakbondsleiders. Dit wordt verergerd door de massale emigratie van een aantal van de meest energetisch en strijdbare lagen, onder meer bij jongeren.

Maar er bestond wel een massale beweging tegen de eigendomstaks waarin we een leidinggevende rol speelden. Alhoewel er vooral oudere lagen in betrokken waren, stond deze strijd op hetzelfde niveau als die tegen de poll tax destijds in Groot-Brittannië, een strijd die de belasting van tafel veegde en hiermee ook Thatcher zelf. De strijd tegen de poll tax werd tijdens de campagne als voorbeeld aangehaald evenals het succesvolle gevecht tegen de waterbelasting, een strijd waarin onze Ierse afdeling een centrale rol speelde en die de weg voorbereidde voor de verkiezing van Joe Higgins in het Ierse parlement.

Maar de geschiedenis staat niet stil. Marxisten willen uit de geschiedenis leren. De ernstige vertegenwoordigers van het kapitalisme doen dat overigens ook. Ze ontwikkelden een andere tactiek om het verzet tegen de eigendomsbelasting te verslaan door de mogelijkheid te creëren om de belasting te innen door het direct van het inkomen af te houden. De regering heeft echter een grote politieke prijs betaald met een dalende steun. Er zijn dan ook kansen voor links, zeker als het goed georganiseerd is en niet in de val van het sectarisme trapt.

Net op dit moment kondigde de Socialist Workers Party (SWP) van Ierland aan dat het een kandidaat naar voor brengt voor de Europese verkiezingen voor één van de drie zetels in Dublin. Ze gaan daarmee in tegen het zittende Europese Parlementslid Paul Murphy. Het lijkt een nieuwe ultralinkse draai van de SWP te vormen die doet denken aan de vroegere benadering toen iedere vraag naar een principieel eenheidsfront werd afgewezen. De beslissing van de SWP botste op een voorspelbaar protest, niet alleen van ons en niet alleen vanuit Ierland maar van de linkerzijde in het algemeen. De consistente steun van Paul Murphy en Joe Higgins voor hem voor de arbeiders in strijd, zowel in Ierland als daarbuiten, werd immers geapprecieerd. Het gaat onder andere om de steun aan de Palestijnen in de ‘Freedom Flotilla’ of de steun aan de oliearbeiders in Kazachstan. Het is cruciaal dat er één linkse kandidaat is in Dublin. Maar wat onze sektarische tegenstanders ter linkerzijde ook besluiten te doen, de kandidaat van de Socialist Party in Ierland, Paul Murphy, zal ondersteund worden door alle arbeiders die de belangrijke rol erkennen die hij gespeeld heeft.

Ierland heeft zich niet hersteld van de crisis. Massale ontevredenheid zal zich op een bepaald moment vertalen in actief verzet wat zal uitmonden in stakingen en een toename van de sociale strijd. Dit zal op zijn beurt een effect hebben op de vakbonden waarbij de verrotte vakbondsleiders opzij geduwd worden en meer strijdbare lagen die bereid zijn om de strijd aan te gaan op de voorgrond zullen treden.

Privatiseringen in de Scandinavische landen

Van heel Europa hebben de Noordse landen misschien wel het snelste privatiseringsproces gekend. De jongerenwerkloosheid in Zweden is opgelopen tot meer dan 25% en de verwaarloosde wijken in de voorsteden zagen een onvermijdelijke explosie van woede tegen het establishment. Dit ging gepaard met brandstichting en gevechten met de politie. In Stockholm en in Göteborg waren onze kameraden als eerste aanwezig om politiek tussen te komen. Ze kregen hiervoor internationale media-aandacht en hielden belangrijke meetings en campagnes op basis waarvan ze in staat waren om te rekruteren.

Ondanks de beloften van een “bloeiend landschap” dat zou resulteren uit de terugkeer naar het kapitalisme in Oost-Europa en de voormalige Sovjet-Unie, is enkel een erg kleine laag van de oligarchie – en delen van de middenklasse – er op vooruit gegaan de laatste 20 jaar. Als gevolg hiervan zijn er constante protesten: algemene stakingen in Roemenië en Bulgarije, politieke onrust in de Tsjechische Republiek en massabetogingen in Rusland tegen Poetins bewind.

Poetins Rusland

Tijdens het laatste IEC kende Rusland belangrijke massabetogingen. Deze werden vooral gedragen door de nieuwe middenklasse maar er was ook een laag van werkenden en vooral jongeren in betrokken. Sommige lagen van deze middenklasse hebben geprofiteerd van de toegenomen olie-inkomsten die Moskou binnenkomen. De toevloed van olie- en gasinkomsten, veroorzaakt door de stijging van de olieprijs, lieten het toe om lonen en pensioenen te verhogen en zo een consumptieboom te creëren. Maar die boom komt op zijn einde en de investeringen en groei nemen af. Het regime van Poetin was in staat deze protesten uit te zweten en ze tijdelijk te verslagen door een mengeling van repressie en het inspelen op Russisch nationalisme. Dit houdt de heropleving van religie in, steunend op reactionaire tradities als de kozakken. Het was ook deel van een groter plan van Poetin om de herinnering aan de ontmantelde Sovjetunie nieuw leven in de blazen met een nieuwe Russische assertiviteit in de regio’s dat het als zijn achtertuin beschouwt.

Dat Poetin zijn positie veiliger waant, wordt geïllustreerd door de beslissing om Alexei Navalny, de belangrijkste oppositiefiguur, vrij te laten om onsuccesvol deel te nemen aan de verkiezingen voor het burgemeesterschap in Moskou. Hij had het regime uitgemaakt voor “smeerlappen”. Er werd in die verkiezing op massale schaal gefraudeerd. De partij van Poetin werd echter verslagen in andere steden waaronder Jekaterinburg. Tegelijkertijd blijft de repressie tegen o.a. homo’s en feministen voortduren en neemt Poetin zelf ongelofelijk harde homofobe standpunten in. Zo verdedigde hij zogezegd zijn ‘vriend’ Berlusconi, die terecht staat in Italië, “omdat hij leeft met vrouwen maar als hij homoseksueel was, zou niemand iets tegen hem doen”. Niettemin speelt de economische situatie in het nadeel van Poetins regime. Wanneer de Russische arbeidersklasse, die versterkt is door de groei van de industrie, die deels veroorzaakt is door buitenlandse investeringen en de heropleving van industrieën die stil gelegd waren door de val van het stalinisme, terug op de arena verschijnt dan zal de echt hardnekkige oppositie ontwikkelen.

In Oost-Europa was de strijd van de arbeidersklasse tegen de pogingen om een besparingsbeleid op te leggen, de belangrijkste ontwikkeling van de afgelopen periode. Tot recent was Polen in staat om sterk te groeien. Maar die groei kon niet verhinderen dat er een massale exodus van Polen naar hoofdzakelijk West-Europa was. De Poolse burgerij beweerde dat “de crisis Polen gemist had… Het klopte op onze deur, maar we lieten het niet binnen, hoewel we een klein deeltje van de afgeketste slagen voelen.” Dat is voorbij. De economie groeit aan een slakkengangetje, zo voorspelt de Wereldbank voor dit jaar een groei van slechts 1%, een groot verschil van toen Polen één van de snelst groeiende economieën in Europa was. Dit veroorzaakte op zijn beurt massaal verzet van de arbeidersklasse en de heropleving van de vakbonden en massademonstraties van 100.000’en mensen, bv. in september tegen de hervormingen van het pensioenstelsel en het arbeidsmarktbeleid van de regering. Er waren ook eisen voor hogere lonen. Marxisten hebben een moeilijke tijd achter de rug in Oost-Europa omwille van de aanhoudende gevolgen van de val van het stalinisme. Het is ondertussen wel al twee decennia geleden sinds die gebeurtenissen en er is een zekere vernieuwing. We moeten daarop voorbereid zijn.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie