Alles staat klaar voor lange verkiezingscampagne

Er valt voor het komende halfjaar niet meer aan te ontsnappen: alle spindoctors van de gevestigde partijen zijn aan het werk gegaan. Met een reeks van partijcongressen die de verkiezingscampagne voorbereiden, waarbij de bekendmaking van de voorstellen die aan het komende N-VA-congres ter goedkeuring worden voorgelegd de meeste krantenpagina’s heeft opgeëist, is de toon gezet.

Dossier door Anja Deschoemacker

Hoe hard besparen?

Op zich hadden de congressen weinig nieuws te melden, toch voor wat betreft fundamentele beleidsterreinen als de sociale zekerheid, hoe te vechten tegen de crisis, hoe de economie terug aan de praat krijgen,… Rond de grote thema’s kregen we van de traditionele partijen slechts vage uitspraken. Hun “vernieuwende voorstellen” bestonden meestal uit kleine ideetjes. Enkel de N-VA creëerde duidelijkheid over hoe ver de partij bereid is te gaan in het besparingsbeleid. Hoever dat is, blijkt uit het feit dat zelfs Open Vld waarschuwde voor een sociale woestijn als bijvoorbeeld het voorstel om op snel tempo de staatsschuld volledig af te betalen zou uitgevoerd worden. Ook verschillende figuren uit de Franstalige liberale MR vonden de plannen te ver gaan.

De sp.a heeft van de verlaging van de BTW op energie haar eerste echte campagnewapen gemaakt, de CD&V zou haar verzet in de regering hierover hebben opgegeven. De Vlaamse sociaaldemocraten wilden zich zo van hun linkse kantje tonen – het voorstel voor BTW-verlaging komt uit de koker van de PVDA – in de hoop kiezers opnieuw te kunnen overtuigen van een stem voor ‘het minste kwaad.’ In tegenstelling tot de PVDA legt ze echter uit dat een BTW-verlaging ook voor het patronaat (en de regering) een gunstig gevolg heeft: het pas later overstijgen van de spilindex, wat voor de private en de openbare bazen een pak geld bespaart. Kwestie van tegenover het patronaat niet als ‘onverantwoordelijk links’ te worden voorgesteld…

De PS rekent dan weer op haar banden met de vakbonden, mutualiteiten en andere onderdelen van de arbeidersbeweging om stand te houden in de komende verkiezingen. De index is niet afgeschaft, de werkloosheidsuitkeringen zijn niet in de tijd beperkt, er zijn geen grote rondes van naakte ontslagen geweest in de openbare diensten,… Dat is de boodschap die moet worden overgebracht: zonder de PS was het zoveel slechter geweest! Dat de index verder is uitgehold (zo moeten we ondertussen de solden doen om onze koopkracht gelijk te houden), dat de maatregelen in de werkloosheid tienduizenden vooral vrouwen en jongeren tot mini-uitkeringen en dus afhankelijkheid van partner of ouders veroordelen en nog eens tienduizenden werklozen met schorsing bedreigen, dat er op alle niveaus veel ambtenaren die met pensioen gaan niet vervangen zullen worden met alle gevolgen van dien voor de werkdruk voor de overblijvers, terwijl schoolverlaters daar alvast geen werk meer hoeven te zoeken,… Daarover zal de partijleiding van de PS in alle talen zwijgen.

En ja, het klassieke gekrakeel tussen sociaaldemocraten en liberalen gaat weer zijn gangetje, met de christendemocraten met ‘rustige vastheid’ als het ‘verantwoordelijke midden’. Maar het is eveneens duidelijk dat de drie traditionele partijen en de groene partijen zich aan één kant van de barrière bevinden en de N-VA aan de andere, niet enkel wanneer het over confederalisme gaat. De N-VA kiest voor de open aanval, de rest gaat voor het verderzetten van een beleid die wel de aanval voert, maar dan verpakt in een sociaal kleedje om sociale onrust tegen te gaan.

Niets nieuws onder de zon sinds 2010?

De zaken zijn dus wel anders dan in 2007 en 2010: er is een front gesloten tegen de N-VA. Met bezorgdheid om de belangen van de werkende bevolking heeft dit echter niets te maken, wel met angst voor onbestuurbaarheid op een moment dat de burgerij grote structurele aanvallen wil uitvoeren en dat eindelijk kan door de ‘electorale rust’ die na 2014 zal optreden. Het is juist om de werkende bevolking op een meer efficiënte wijze de rekening te presenteren van de crisis dat het anti-N-VA-front is gesloten.

Voor de arbeidersklasse is dus niets te vinden in beide kampen. Van de partijen die traditioneel verbonden zijn aan de vakbonden valt enkel te verwachten dat ze wat koffielepeltjes suiker bij de liters azijn zullen voegen. Bij de N-VA serveert men enkel sterk geconcentreerde azijn, maar de kans dat deze door de arbeidersbeweging onmiddellijk wordt uitgekotst in massaal verzet, is bij dergelijke toediening vrij waarschijnlijk.

Maar in tegenstelling tot 2007 en 2010 zijn er schuchtere eerste stappen te zien in de ontwikkeling van het klassenbewustzijn. De invloed van de oproep van het ABVV van Charleroi is momenteel nog vrij beperkt en binnen het ABVV is de leiding nog steeds gewonnen voor een ‘minste kwaad oproep’ naar de verkiezingen van 2014 toe. Maar het werk dat door Piron en de zijnen wordt verzet, is onschatbaar, zelfs als de eerste resultaten nog onder de oppervlakte blijven hangen. Ze trekken de discussie onder de meest bewuste en gepolitiseerde syndicalisten open over welk soort partij de klasse nodig heeft, op welke basis een programma zich moet vestigen,… LSP werkt dan ook volop aan de oproep mee. Zelfs als deze oproep niet meer tijdig zou leiden tot echte linkse eenheidslijsten, biedt de electorale vooruitgang van de PVDA aan strijdbare arbeiders en jongeren op zijn minst de kans een linkse proteststem uit te brengen, wat ook alweer de discussie over de noodzaak aan een brede linkse partij en strijd voor linkse eisen zal voeden.


Wie komt in 2014 aan de macht?

Waar de peilingen lang een constante groei voor de N-VA lieten zien, toonden de meest recente peilingen dat die stijging op z’n minst gestopt is. Het front van traditionele partijen en de groenen die in de regering-Di Rupo en tijdens de onderhandelingen over de zesde staatshervorming gevormd is, heeft daar uiteraard veel mee te maken. In plaats van constant op elkaar te mikken, hebben ze nu allemaal voornamelijk de N-VA in het vizier.

Maar er is meer. De houding van de Vlaamse pers is niet meer die van 2010, toen burgerlijke journalisten massaal onder de bekoring van de charismatische Bart De Wever kwamen. In de ‘kwaliteitspers’ kwam in de laatste periode een kentering en de N-VA komt sindsdien veel meer op een negatieve manier in de pers: het negeren van het referendum tegen privatisering in Sint-Niklaas, het uiteenvallen van de coalitie rond N-VA in Turnhout, voorstellen die constitutionele rechten schaden (vreemdelingentaks in Antwerpen, hoofdoekverbod in de gemeenteraad in Boom, en dergelijke), ruzie over de uitspraken van Bracke,… Tegelijk werd een andere, meer positieve houding ingenomen tegenover de federale regering en vooral Di Rupo zelf, die zich volgens peilingen nu ook in Vlaanderen ‘populair’ kan noemen.

En ook andere burgerlijke instellingen hebben zich in het anti-N-VA-kamp geplaatst. Zo maakte de CD&V-gouverneur van de provincie Antwerpen het eerste voorstel van vreemdelingentaks in ’t Stad ongedaan en recent verwees het Grondwettelijk Hof het Vlaamse decreet ‘Wonen in eigen streek’ naar de vuilnisbak wegens discriminerend en in strijd met Europese richtlijnen. Alles staat dus klaar om de door de burgerij gewenste verderzetting van de regering Di Rupo, eventueel aangevuld met de groenen, mogelijk te maken. Voorwaarde voor een snelle regeringsvorming is echter wel dat de N-VA niet té sterk scoort: met een resultaat onder de 30% zal de zaak waarschijnlijk snel beklonken zijn. Met een resultaat tussen 35 en 40% , wat de N-VA in de laatste peilingen niet meer haalt, wordt dat een pak moeilijker.

Indien het N-VA incontournable wordt – m.a.w. samen met het Vlaams Belang de helft van de Vlaamse stemmen haalt – zal de burgerij in haar oude trukendoos moeten graven. In de Belgische geschiedenis zijn best wat voorbeelden te vinden waarbij groot geworden niet-traditionele partijen op snel tempo verbrand worden in de regering, meestal door hen de ministers te leveren op die posten waar harde asociale aanvallen geleverd moeten worden. Dergelijke regeringen zijn weinig stabiel en vallen dan ook snel, waarna opnieuw ‘betrouwbare’ partijen het voor het zeggen krijgen. Als zo’n omweg nodig is , een rechtse regering onder leiding van de N-VA en zonder sp.a en vooral PS, zal die korte regeringsperiode echter wel gebruikt worden om een aantal zware aanvallen door te voeren, aanvallen die door de erop volgende ‘verantwoordelijke’ en ‘sociale’ regering niet volledig zullen worden teruggeschroefd.


Federalisme, confederalisme, regionalisme, communautarisme, separatisme…

Recent voegde Vlaams minister-president Kris Peeters (CD&V) ook “conseparatisme” toe aan het lijstje – hij zal wel vinden dat dat gevat klinkt. Arbeiders en jongeren worden nu al jarenlang met dergelijke termen rond de oren geslagen. Het sterk technische en academische karakter van die discussie in de media, waarbij steevast grondwetspecialisten aan het woord komen, maakt dat de meeste mensen dergelijke artikels gewoon overslaan, zelfs als dat betekent dat ze de helft van hun krant niet lezen. Die afstand wordt bewust gecreëerd – over de nationale kwestie is in België altijd al beslist in door oude mannen die zich in achterkamertjes verzamelen en de Belgische elite wil dat liefst ook zo houden.

De verwarring vloeit ook voort uit het feit dat dergelijke termen op verschillende manier geïnterpreteerd kunnen worden. Zo verdedigen CD&V en N-VA beide het “confederalisme”, waarbij dat voor N-VA min of meer openlijk slechts een opstap is voor Vlaamse onafhankelijkheid. In beide visies krijgen de deelstaten meer bevoegdheden en macht, maar de CD&V wil een veel belangrijker pakket bevoegdheden op het nationale vlak behouden. De N-VA laat o.v.v. financiering bijna enkel nog de BTW aan het nationale vlak en die mag volgens de partij enkel worden gebruikt om de staatsschuld af te bouwen. De rest van de federale werking – bijna enkel nog defensie – wordt gefinancierd via dotaties vanuit de deelstaten. De CD&V heeft ondertussen al een aantal van haar Europese collega’s aan het woord gelaten om duidelijk te maken dat een dergelijke structuur door de EU niet aanvaard zou worden.

Beide partijen willen met hun “confederalisme” de Vlaamse en Waalse arbeidersklasse uiteenspelen om zo een harder besparingsprogramma op de kap van de meerderheid van de bevolking door te voeren. Het verschil tussen hen beide is voornamelijk dat CD&V wel rekening houdt met het verzet van de vakbonden – ze willen geen terugkeer naar de onstabiliteit die sinds de tweede helft van de jaren ’70 begon te ontwikkelen als reactie op het harde besparingsbeleid dat werd ingezet. De rust kwam pas terug in ’87-’88 met een rooms-rode regering die van haar banden met de vakbonden gebruik maakte om er dan uiteindelijk toch in te slagen de begrotingstekorten en de staatsschuld af te bouwen met de enorme, ongeziene structurele beparingsoperatie die het Globaal Plan (’93.) was. De N-VA denkt zich te kunnen permitteren daarmee geen rekening te houden, de burgerlijke partijen weten door scha en schande beter.

En dan is er Open VLD die eerst het confederalisme in haar programma had, maar nu opnieuw is overgeschakeld op federalisme. Maar dan blijkt uit interviews wel dat dit niet noodzakelijk tot een gemakkelijker discussie met de Franstalige partijen zal leiden. Ze willen immers de “confederale” elementen die nu al deel uitmaken van de Belgische staat ongedaan maken: de paritaire regering (wat de gegarandeerde vertegenwoordiging van de Franstalige partijen in de federale regering doet verdwijnen), de dubbele meerderheden die voor tal van beleidsterreinen nodig zijn, de procedures van het belangenconflict en de alarmbel (die de deelstaten kunnen gebruiken als ze van oordeel zijn dat hun bevolking benadeeld wordt door de federale overheid),… Ze zijn vergeten dat een deel van de Belgische staatstructuur er ook is gekomen onder druk van Waalse regionalisten!

De Franstalige partijen verdedigen min of meer het status quo – met name de federale staat zoals hij vandaag bestaat – hoewel o.a. bij de PS ook regionalistische stemmen opgaan die verder gaan dan zich te verheugen over de bijkomende bevoegdheden voor de gewesten die voorzien worden door de laatste staatshervorming. Het gekrakeel tussen de Franstalige instellingen, tussen Brussel en Wallonië, tussen regionalisten (die meer bevoegdheden of ronduit autonomie willen voor het Waalse en het Brusselse Gewest) en communautaristen (die vooral gericht zijn op de Franstalige Gemeenschap, enige tijd terug hernoemd tot Federatie Wallonië-Brussel, waarbij de het bestaan van Vlamingen in Brussel feitelijk worden ontkend), komt niet zo vaak aan bod in de Vlaamse pers, maar in de Franstalige pers is dat schering en inslag.

De complexiteit wordt dan nog eens opgedreven dat de discussie ook niet enkel gaat over confederalisme, federalisme of een unitaire staat (in die volgorde is het “normale” proces dat we terugvinden in de geschiedenis van echte federale staten zoals de VS – in België gaat het in de omgekeerde richting, wat maakt dat de term “federalisme” van de generatie Martens en Dehaene bij ons eigenlijk omschreven zou moeten worden als de ontrafeling van de unitaire staat). De vraag in België is ook gewoon over wie het gaat: de enen hebben het over confederalisme met twee gemeenschappen, de Vlaamse en de Franstalige (dominant in Vlaanderen), de anderen hebben het over federalisme gebaseerd op de drie gewesten, Vlaanderen, Wallonië en Brussel (dominant in Franstalig België) en nog anderen spreken over een staatstructuur die gebaseerd is op vier eenheden, met name de drie gewesten plus de Duitstalige Gemeenschap, die bij monde van haar minister-president heeft laten verstaan dat zij ook de gewestbevoegdheden (die nu bij Wallonië liggen) zelf in handen willen krijgen. Vier verschillende opties (federalisme, confederalisme, unitaire staat of splitsing van België) voor twee, drie of vier eenheden. Je zou van minder je krant laten liggen, ten minste als je niet gepassioneerd bent door – en grondig gevormd in – zaken als constitutioneel recht!

De arbeidersbeweging heeft zich in het verleden al vaak laten meeslepen door de nationale programma’s van de burgerlijke partijen. De zoektocht naar institutionele oplossingen die het kader van de samenleving – het kapitalisme – intact houden, loopt echter steevast uit op nederlagen voor de arbeidersklasse. De leiding van de arbeidersbeweging – de vakbondsleiding – moet de klassenstrijd op de eerste plaats stellen. Daarvoor moet de nationale kwestie niet worden ontkend – de arbeidersklasse moet om eenheid te bereiken juist strijd voeren voor essentieel democratische eisen die soms schuilgaan achter het communautaire geroezemoes – maar moet worden begrepen dat de burgerij de nationale kwestie misbruikt voor haar eigen belangen en dat de arbeidersbeweging nood heeft aan haar eigen eisen, haar eigen programma, haar eigen nationale partij die aansluiting zoekt bij de internationale arbeidersbeweging. Enkel op basis van het vooropstellen van de belangen van de meerderheid van de bevolking en het breken van de kapitalistische systeem zal een vreedzame en voor alle nationale bevolkingsgroepen bevredigende oplossing mogelijk zijn door het creëren van de mogelijkheid tot totaal vrije samenwerking tussen vrijwillige en evenwaardige groepen.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie