Het monstertje “Dexia”

De diepte waarin Dexia zich bevindt, is sinds kort nog wat dieper geworden: vorige maand bleek dat de ‘restbank’ in de eerste zes maanden van 2013 maar liefst 905 miljoen euro verlies heeft geleden, dubbel zoveel als verwacht. De vraag hoe diep de put wel is, blijft brandend actueel.

Artikel door Tim (Brussel)

Lijken in de kast

Restbank ‘Dexia’ werd opgericht na het failliet van de vroegere Dexia-groep eind 2011. De gezonde activiteiten werden in een apart bedrijf gestoken (zoals de ‘gewone’ Belgische bankactiviteiten die als Belfius verdergezet werden), de slechte en risicovolle beleggingen die het faillissement hadden veroorzaakt werden gegroepeerd in de ‘restbank’ Dexia. De Belgische, Franse en Luxemburgse overheden stelden zich garant en het idee was om de ‘slechte bank’ langzaam te ontmantelen met zo weinig mogelijk verliezen. Herhaaldelijk kwam de ‘restbank’ echter negatief in het nieuws: telkens bleek dat de optimistische voorspellingen van het management en de regering niet gehaald werden. Zo ook midden 2013. Begin dit jaar werd een totaal verlies van 950 miljoen euro voorzien voor heel 2013, de eerste zes maanden van dit jaar is dit cijfer al bijna volledig behaald.

En er zitten nog heel wat lijken in de kast. Zo blijkt dat het verkopen van dochterondernemingen vaak minder rendabel is in deze crisistijden dan gedacht. Ook de verkoop van SFIL, het Franse ‘Gemeentekrediet’ sloeg een putje in de voorspellingen. Maar vooral de schuldencrisis bij de Amerikaanse lokale besturen hangt als een zwaard van Damocles boven de restbank. Dexia heeft daar voor niet minder dan 30 miljard euro kredieten uitstaan: onder meer bij het failliete Detroit (112 miljoen euro) en het armlastige Chicago.

“Monstertje”

Minister van Economie Vande Lanotte is echter niet ongerust. In een reactie op het onverwacht grote verlies gaf hij aan: “Dexia is een monstertje dat ons nog even zal achtervolgen.” We vragen ons af of Vande Lanotte ooit Nietzsche gelezen heeft: “Hij die monsters bestrijdt, moet opletten er zelf geen te worden: als je lang genoeg in de afgrond staart, staart de afgrond terug.” Passender kunnen we het regeringsbeleid rond Dexia niet omschrijven: de failliete bank heeft de overheid reeds 9 miljard euro gekost en België staat nog altijd garant voor nogmaals 43,7 miljard euro voor de restbank. Dat is 25% van het budget van de federale overheid. Elk verlies voor Dexia heeft een onmiddellijke impact op het budget van de regering en betekent dus meer besparen, minder geld voor openbare diensten,… Als zelfs topoptimist Karel De Boeck, CEO van Dexia, stelt dat zijn bank nog minstens tot 2018 in de rode cijfers zal blijven, stelt zich de vraag hoe diep de afgrond voor de Belgische regering (en dus de belastingbetalers) nog is…

Vandaag wordt door sommigen voorgesteld om Dexia in één keer te liquideren en meteen de volledige schuld op te nemen. Buiten het feit dat zo’n doemscenario minder dan een jaar voor de “moeder van alle verkiezingen” uitgesloten is, moet het duidelijk zijn dat ook in dat geval de werkende bevolking opnieuw zal opdraaien voor de kosten van het faillissement. Welk scenario ook wordt gekozen, de kost zal hoog zijn. De vraag is wie de rekening moet betalen.

Nationalisatie van financiële sector

Voor socialisten is het duidelijk: de speculanten die jarenlang geprofiteerd hebben van de risicovolle beleggingen die Dexia uiteindelijk de das hebben omgedaan, moeten betalen. Tijdens de crisis in Cyprus hebben we gezien dat de technologische middelen bestaan om op korte termijn alle internationale bankverrichtingen onder controle te krijgen en stop te zetten. Waarom worden die middelen niet gebruikt om de speculanten aan te pakken? Waarom wordt er geen publiek onderzoek gevoerd naar de speculanten en superrijken die hun middelen naar belastingparadijzen versassen en ons achterlaten met de rekening?

Als Dexia één zaak bewijst, is het dat het overlaten van de financiële sector aan de speculanten en de privé niet werkt. LSP pleit daarom voor een nationalisatie van de volledige financiële sector. Zo’n publieke financiële sector zou onder democratische controle moeten staan van vakbonden en verkozen vertegenwoordigers, die permanent afzetbaar zijn, geen privileges of gouden parachutes krijgen, maar werken aan een gemiddeld arbeidsloon. Zo’n publieke banksector zou een veilige haven vormen voor spaargelden en goedkope kredieten kunnen verschaffen aan KMO’s, particulieren en openbare voorzieningen.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie