‘Abenomics’ in Japan – een wanhopige gok

Op 4 april verraste de nieuwe gouverneur van de Japanse Nationale Bank, Haruhiko Kuroda, de financiële wereld met de aankondiging van een nooit gezien stimulusplan. Hij kondigde aan dat de regering zou overgaan tot een jaarlijkse aankoop van overheidsobligaties voor een bedrag van 520 miljard dollar. Om het in perspectief te plaatsen: in verhouding tot het BBP is dit stimulusplan twee keer zo omvangrijk als wat de Federal Reserve in de VS heeft gedaan.

Carl Simmons, Kokusai Rentai (CWI in Japan)

De aankondiging van Kuroda werd voorzichtig verwelkomd door zowel het IMF als de Japanse werkgeversfederatie Keidanren. Maar doorgaans beseffen analisten dat de Japanse regering een erg risicovolle beslissing heeft genomen. Het is nog geen zes maanden geleden dat vertegenwoordigers van Keidanren waarschuwden voor de gevaren van dit beleid en pleitten voor een onafhankelijke koers door de Nationale Bank en een orthodox financieel beleid.

Van waar komt deze koerswijziging?

Wanhopige tijden nopen tot wanhopige maatregelen. Wat aanvankelijk werd omschreven als een “verloren decennium” van beperkte groei en deflatie werden uiteindelijk twintig verloren jaren. Volgens bepaalde metingen zijn de prijzen sinds 1997 met 17% gezakt. Gedurende het grootste deel van die jaren stond de beurswaarde van de Nikkei op een koers die minder dan een derde van haar hoogtepunt in de periode van groei was. De intrestvoeten staan sinds 1995 op 0,5% of minder. De groei van de Japanse economie na 1980 bedraagt gemiddeld amper 0,52%.

De afgelopen twintig jaar werd zowat iedere mogelijkheid van kapitalistisch economisch beleid uitgetest door de opeenvolgende conservatieve regeringen. Het monetaire beleid van ‘qualitative easing’ (in normale taal: het verlagen van de interestvoeten tot de huidige lage niveaus) heeft niet geleid tot beterschap. Keynesiaanse pogingen om de regeringsuitgaven voor infrastructuur te stimuleren op basis van overheidsschulden om zo de uitgaven op peil te houden, brachten evenmin beterschap. Dit beleid werd tot 1997 uitgebreid toegepast.

Er volgde dan een poging om het met ‘quantitative easing’ te doen – door geld bij te drukken dus. Tussen 1992 en 2008 waren er maar liefst 18 stimuluspakketten voor een totale waarde van 205 triljoen yen. Maar ook dat leidt niet tot een terugkeer van het tijdperk van grote groeicijfers. Dit beleid werd omgegooid en er volgde een rampzalig besparingsbeleid door opeenvolgende regeringen, in het bijzonder de regering onder Noda. Het falen van dit beleid leidde tot een terugkeer van de LDP (Liberaal Democratische Partij) in de regering onder de rechtse nationalist Abe.

Het nieuwe beleid wordt ‘Abenomics’ genoemd door de critici. Het doet wat denken aan een wanhopige poging om aan een roulettetafel de familiejuwelen in te zetten bij het gokken. Alle bestaande kapitalistische economische doctrines zijn uitgeprobeerd en niets bleek te werken, de periode van stagnatie blijft maar duren. Abe besloot daarom om alle mogelijke ‘oplossingen’ tegelijk toe passen en dat op een nooit geziene schaal. Het beleid omvat een toename van de fiscale uitgaven met 2%, vooral voor het herstellen en uitbreiden van de infrastructuur. Er komt een verdubbeling van de geldvoorraad, dat is het pakket van Kuroda. En er is een doelstelling om tot een inflatie van 2% te komen.

Abe hoopt dat deze toename van de geldvoorraad zal leiden tot een daling van de intrestvoeten en dat het bedrijven en particulieren zal aanmoedigen om geld uit te geven. De dreiging van inflatie betekent immers dat hun vermogen zou afnemen indien ze het niet uitgeven. Abe hoopt ook dat een dalende waarde van de yen de export door Japanse bedrijven zal stimuleren. Wat zijn de kansen op succes voor dit beleid?

Vooruitzichten

De verkiezing van de regering-Abe heeft al geleid tot een waardeverlies voor de Yen met 27% op zes maanden tijd. Die daling heeft echter nog niet geleid tot een ommekeer in het handelstekort. Het feit dat de meeste kerncentrales in Japan stil gelegd zijn na de ramp in Fukushima heeft ertoe geleid dat de dalende Yen de kosten voor de invoer van fossiele brandstoffen heeft doen toenemen. Het zal wellicht tijd vragen vooraleer de waardedaling de export zal stimuleren. Bovendien kan een dalende waarde van de Yen leiden tot devaluaties door de concurrenten van Japan.

De ‘Abenomics’ heeft geleid tot een herstel van de beurzen. De Nikkei is eindelijk terug boven de kaap van 10.000 punten gegaan. Het effect op korte termijn zal wellicht volstaan om Abe een overwinning te bezorgen bij de verkiezingen in juli voor het Hogerhuis en het zal Abe toelaten om zijn grondwetsherziening door te voeren. Maar zullen de maatregelen ook een einde maken aan de periode van stagnatie?

Ten eerste moet opgemerkt worden dat de huidige situatie in Japan niet het gevolg is van een tekort aan cash bij de Japanse bedrijven en banken. Die hebben geld genoeg, maar investeren het niet. De meeste bedrijven hebben een spaaroverschot. Ze stellen echter vast dat de markt geen uitbreiding van de productie toelaat en kiezen er dan voor om schulden af te betalen in plaats van te investeren in productie, wat in het kapitalisme nochtans noodzakelijk is om tot een evenwicht te komen. Waar er wel werd geïnvesteerd, ging het vaak om productie die in het buitenland werd opgestart of versterkt. Het lijkt alsof Abe dit heeft begrepen. Op een recente bijeenkomst van de Raad voor Economie en Financieel Beleid vroeg hij zelfs aan de werkgevers om de lonen op te trekken. Ook de econoom Noriko Hama deed een gelijkaardige suggestie. Maar waarom zouden de werkgevers onder het kapitalisme vrijwillig aanvaarden dat ze een deel van hun winsten afstaan zodat de werknemers een hoger inkomen hebben? Dat is een utopische visie.

Het is echter niet zeker dat zelfs een stimuluspakket van deze omvang zal leiden tot een inflatie van 2%. Zoals Marx al opmerkte, leidt een drastische verhoging van de geldvoorraad er op een ogenblik dat het geld traag circuleert niet zomaar tot een groeiende vraag. In de VS is de ‘omloopsnelheid’ van geld afgenomen tot het laagste niveau in zestig jaar. Ook in Japan staat het op een historisch laagtepunt. Zelfs indien de prijzen de hoogte zouden ingaan, zal het nieuwe beleid wellicht eerder leiden tot een nieuwe zeepbel op de financiële markten dan tot een toename van productieve investeringen.

Indien de doelstelling van een hogere inflatie wordt behaald, zou dat niet noodzakelijk het einde van de problemen betekenen. Zoals George Soros stelde: “Wat Japan doet, is erg gevaarlijk omdat ze het doen na 25 jaar van opeenstapeling van schulden zonder dat de economie in gang schoot.”

Hoogste schuldengraad ter wereld

De overheidsschulden van Japan behoren tot de hoogste ter wereld. In 2011 al stond het op 230% van het BBP. Dat heeft niet geleid tot een crisis zoals in Griekenland omdat de meeste schulden bij Japanse crediteurs zijn gemaakt en niet bij buitenlandse financiële instellingen. Maar de afbetaling van de rente op de schuld is nu wel goed voor een kwart van de overheidsuitgaven. Indien de rentevoeten samen met de inflatie stijgen, kan dit een schuldencrisis veroorzaken. Als de inflatie de rentevoeten tot 2,8% zou omhoog stuwen, dan zou de afbetaling van de rente goed zijn voor de volledige overheidsbegroting!

De gok van Abe is een enorm risico. Normaal zouden de nuchtere vertegenwoordigers van het Japanse kapitaal zich niet tot zo’n gok wagen. Maar het zijn geen normale tijden en een voortzetting van het vorige beleid houdt eveneens grote risico’s in. De prijs voor het falen van het beleid wordt afgewenteld op de levensstandaard van de Japanse bevolking en de arbeidersklasse in het bijzonder. De heersende klasse vreest sociale explosies die ongetwijfeld zullen plaatsvinden bij een economische ineenstorting. Er zal alleszins geen terugkeer zijn naar de relatieve sociale stabiliteit van het verleden.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie