Tussen kerst en nieuw raakte bekend dat het magazine MO* in hoger beroep werd veroordeeld wegens de publicatie van een cartoon waarin de draak werd gestoken met George Forrest, een dubieuze zakenman die betrokken was bij allerhande mijncontracten in Congo en op basis van de plundering van Congo fortuin verzamelt. Het artikel waarin dit alles werd aangeklaagd, mocht wel. Een cartoon ter illustratie van het artikel niet.
De concrete aanleiding voor de klacht van George Forrest en Kinross Forrest was een editie van MO* in maart 2006. Het uitgebreide artikel over de mijncontracten van de Forrest-groep ging gepaard met een cartoon op de cover waarbij Forrest werd afgebeeld met luipaardmuts, wat kan gezien worden als een verwijzing naar de vroegere dictator Mobutu. Forrest werd de ‘koperkoning van Congo’ genoemd. Er werd klacht ingediend omwille van het artikel en de cartoon. Hier kan je het dossier van MO* uit 2006 nalezen.
De klacht werd ingediend tegen de auteur, journalist John Vandaele, en tegen uitgever Wereldmediahuis. Ze gaan vrijuit voor het artikel, maar Wereldmediahuis wordt wel veroordeeld tot een schadevergoeding van 5.000 euro omwille van de cover. De cartoon was volgens het hof van Beroep geen ‘objectieve berichtgeving’. En het recht op humor kan niet gebruikt worden omdat MO* geen satirisch blad is. Blijkbaar gelden er in dit land strikte voorwaarden voor waar en wanneer humor mag gebruikt worden.
Sinds wanneer moet een blad puur satirisch van inslag zijn om zich van het wapen van de satire te bedienen? Bovendien erkende de rechter dat het artikel – waarin wordt geargumenteerd een aangetoond dat de groep rond George Forrest een groot deel van de mijnsector controleert om daar grote winsten mee te boeken – niet kon aangegrepen worden om MO* of de auteur van het artikel te veroordelen. Dat Forrest de ongekroonde heerser van de kopermijnen is, betekent volgens de rechter evenwel niet dat hij als dusdanig mag voorgesteld worden.
Deze uitspraak is opmerkelijk omwille van de poging van Forrest om iedere kritische benadering van zijn doen en laten – nochtans met een grote maatschappelijke impact in Congo – de kop in te drukken. Als de groep op zo’n manier reageert in ons land, dan moet er geen tekeningetje (bij wijze van spreken uiteraard, enkel een magazine dat uitdrukkelijk en enkel tekeningen brengt, mag er letterlijk een tekeningetje bij maken) bij gemaakt worden hoe in Congo zelf wordt gereageerd op kritische stemmen.
En uiteraard is de uitspraak ook opmerkelijk omdat een element van vrije meningsuiting aan banden wordt gelegd. De vrijheid om een argument kracht bij te zetten met een cartoon van satirische inslag wordt hier drastisch aan banden gelegd. Als de logica van deze uitspraak wordt doorgezet, zullen ook kranten het moeilijk krijgen indien ze een cartoon over een publieke figuur publiceren. Lachen is verboden tenzij een rechter oordeelt dat het wel toegelaten is? We kijken in dat geval alvast uit naar een rechterlijke uitspraak over pakweg de laatste eindejaarshow van Geert Hoste.
Het aan banden leggen van kritiek op een publieke figuur is onaanvaardbaar. Dat daar discussie over kan bestaan, geeft aan dat de superrijken blijkbaar nog steeds meer rechten hebben dan gewone mensen. En tevens dat er steeds meer sprake is van het beperken van democratische rechten. Kortom, een schandalige ontwikkeling die onze aandacht vereist en waartegen moet geprotesteerd worden. Maar let op: gelieve bij dat protest vooral geen humor te gebruiken.