Perspectieventekst LSP – Deel 7

Aan de vooravond van nieuwe, nog heviger conflicten beginnen de klassentegenstellingen zich ook op het politieke terrein te uiten. Structurele crisis kapitalisme vereist socialistisch programma!

Perspectieventekst LSP-congres 30 november – 2 december

De nationale kwestie

LSP/PSL besteedt meer dan enig andere linkse partij aandacht aan een uitgewerkte analyse en programma voor de nationale kwestie. Dat is ook noodzakelijk: de arbeidersbeweging in België heeft zich in haar visie en benadering van de nationale kwestie al te lang op sleeptouw laten nemen door burgerlijke krachten en hun communautaire programma. De nationale kwestie werd in grote delen van de geschiedenis door de leiding van de BWP/BSP/PS en SP(a) en de vakbonden genegeerd om dan, wanneer negeren door de steeds acutere crisissen niet meer mogelijk was, over te gaan tot steun voor reformistische institutionele oplossingen. Zo heeft de leiding van de arbeidersbeweging bijgedragen tot het steeds verder institutionaliseren van de nationale kwestie, en dus het vereeuwigen ervan. De communautaire crisis vanaf 2004 en volop vanaf 2007 vloeide niet meer voort uit een situatie van aangevoelde onderdrukking of discriminatie van Vlaanderen of van de Vlamingen, maar uit een egoïstische reflex van een rijkere regio die in een situatie van inkrimpende middelen zoveel mogelijk voor zichzelf wil behouden. Die achtergrond verklaart waarom het huidige Vlaamse nationalisme in tegenstelling tot diverse episodes in haar verleden eenduidig rechts is. Hoe de media ook hun best doen om de Gravensteengroep als de stem van “links” of “progressief” Vlaanderen voor te stellen, in geen van hun manifesten staat een eis of programmapunt dat buiten het kader valt van de huidige tekorten voor sociaal beleid, openbare diensten en voorzieningen.

Het is dit kader, het kapitalisme in een lange periode van economische stagnatie en neergang, dat een andere oplossing dan “iedere regio voor zich” ondenkbaar en onrealiseerbaar maakt voor wie erbinnen blijft. Toen in 2008 de financiële crisis uitbrak, had dat bij veel regionale elites eerst een matigend effect op het regionalistisch discours. Grote regionale banken zoals RBS in Schotland of KBC in Vlaanderen moesten voor hun redding aankloppen bij de “federale” regering. Ook de Europese crisis duwde de regionale elites vaak in de richting van meer nationale eenheid. Het is niet toevallig dat er dan pas een akkoord kwam om in België een nationale regering te vormen, ondanks gezichtsverlies voor de CD&V. Maar naarmate de crisis verder ontwikkelt en de te verdelen middelen krimpen, zien we in verschillende regio’s dat regionalistische reflexen opnieuw de bovenhand krijgen. In Baskenland en Catalonië was het niet de PP die de meerderheid behaalde als gevolg van de afstraffing van de PSOE, maar de nationalistische partijen en allianties. In Schotland behaalde de SNP een absolute meerderheid. In Vlaanderen schoot de NVA de hoogte in. In Groot-Brittannië en Spanje begint de eerste consensus over de besparingen – zowel de Catalaanse centrum-rechtse nationalistische regering als de Schotse regering voerden trouw de door de federale staat opgelegde besparingen uit – echter al te wankelen door de enormiteit van de besparingsoperatie, de duur van de crisis en het besef dat er geen snelle uitweg bestaat.

In de komende maanden en jaren zal het conflict verdiepen. Harde of langdurige nationale strijd door de arbeidersbeweging zal regionalistische reflexen tijdelijk en deels naar de achtergrond duwen, maar nederlagen in die strijd kunnen regionalistische krachten een nieuwe opmars bieden. Uiteindelijk zal een definitieve en volledige oplossing voor de nationale kwestie overal enkel geboden kunnen worden door de strijd voor het socialisme, dat bewust kan ingaan tegen de ongelijkmatige ontwikkeling die inherent is aan het kapitalisme en die steeds tot nieuwe spanningen leidt. Linkse regionalistische krachten die niet de eenheid zoeken met de arbeidersbeweging uit andere regio’s, zullen gediscrediteerd raken door hun samenwerking met regionale burgerlijke krachten die net als de nationale burgerij de besparingen door de strot van de meerderheid van de bevolking wil rammen. Arbeiderspartijen of linkse formaties die de nationale kwestie echter negeren en niet de verdediging opnemen van democratische eisen voor zelfbeschikking waar die een basis hebben onder een belangrijk deel van de arbeidersklasse, riskeren door de opspelende nationale tegenstellingen uiteengerukt te worden.

In België is de besparingstrein op gang gekomen, maar eerder op de “klassieke” manier, waarbij getracht wordt de confrontatie met de arbeidersbeweging zoveel te mijden. Dit was mogelijk door de relatief minder slechte economische prestaties in België. Het is echter duidelijk dat een groot deel van de positieve geruchten over de Belgische economie een rookgordijn zijn waarachter men een “sociaal pact” wil uitwerken waarbij nog eens een belangrijk deel van de structurele verworvenheden van de arbeidersbeweging voor de bijl gaan. Naast dat “sociale pact”, waarbij de vakbondsleiding betrokken is, is er ook een noodzaak voor een “nationaal pact” waarbij de verdeling van de besparingen over de gewesten en gemeenschappen moet overeengekomen worden. De regering Di Rupo moet de volledige staatshervorming nog in concrete wetten en afspraken gieten. Een eerste stap hierin werd deze zomer (2012) gezet met de stemming van de akkoorden rond BHV en Brussel. De stemming hierover is echter niet het einde, eerder vroeger dan later breekt een conflict uit over de in theorie overeengekomen “oplossingen”. Nu al rommelt het rond de splitsing van het gerechtelijk arrondissement en de overeengekomen verdeling van middelen en personeel over de Nederlandstalige en Franstalige rechtbanken in Brussel. Over de benoeming van de burgemeesters in de faciliteitengemeenten is enkel afgesproken dat klachten hierover door een tweetalige kamer van de Raad van State worden behandeld, maar er is geen zekerheid dat die kamer overeenstemming vindt in haar oordeel. De eerste verkiezingsdeelnames en de opbouw van partijafdelingen van de NVA in heel wat randgemeenten en de relatieve vrijheid die het FDF heeft door haar afsplitsing van de MR, voorspellen nieuwe communautaire conflicten.

Maar de echte splijtzwam moet nog concreet afgesproken worden: de verdeling van de middelen, feitelijk van de besparingen, via de nieuwe financieringswet. Waar we ervan uit kunnen gaan dat na een symbolisch rondje “protest” vanwege de regionale deelregeringen de meeste het voorgelegde akkoord zullen onderschrijven, zal dat in Vlaanderen met regeringspartner NVA niet van een leien dakje verlopen. Niet dat de NVA principieel tegen besparingen is, integendeel zelfs, maar het is tactisch voor hen niet interessant is om deze besparingen te slikken. Dat ze de kans zullen aangrijpen om opnieuw de kwestie van de fiscale transfers en fiscale autonomie op tafel te gooien, ligt voor de hand. De NVA, 10 jaar geleden nog een minipartijtje dat onder de kiesdrempel viel, zit vandaag in een positie waarin ze zichzelf de komende jaren op alle niveaus incontournable kan maken. De peilingen suggereren tot 38% en dan moet de komende golf besparingen er nog aan komen, met onvermijdelijk ongenoegen tegenover de regeringspartijen. Er lijkt op dit moment geen enkele politieke partij aanwezig om die opmars ernstig te belemmeren. De NVA zegt zelf naar een scenario te streven, waarbij ze in 2014 “confederalisme” kan opleggen.

Toen de NVA in 2009 in de Vlaamse regering stapte, was dat nog op basis van 13,1% van de stemmen.(1) . Ze werd in de regering opgenomen omdat haar vroegere kartelpartner haar de kans niet wou laten slapend rijk te worden in de oppositie. Door haar in regeerwerk, compromissen, etc. mee te trekken, hoopte de CD&V zoals in het verleden, de Vlaams nationalistische formatie snel te verbranden. Maar door het uitblijven van een nationaal besparingsplan en een staatshervorming om een deel van die besparingen door te schuiven naar de regio’s, kon de Vlaamse regering relatief “pijnloos” besparen, via de kaasschaafmethode, zonder grote operaties of structurele maatregelen. Gewoon wat meer onderfinancieren bleek voldoende. Ook in Vlaanderen wordt een rechtstreekse confrontatie met de arbeidersbeweging uit de weg gegaan, ook in Vlaanderen wordt er alles aan gedaan om de cijfers op te leuken. Terwijl de officiële schuld eind 2011 opliep tot 7 miljard euro (2) werden steeds meer engagementen aangegaan die buiten de begroting vallen. Naast de officiële schuld geeft de Vlaamse regering onder meer waarborgen op de schuld van andere overheden en overheidsinitiatieven. Die gewaarborgde schuld is tussen 2008 en 2011 gestegen van 7,8 miljard euro naar 11,9 miljard. Ook de PPS-schulden blijven buiten de begroting en nemen snel toe.

De NVA wou in de Vlaamse regering bewijzen dat ze kan besturen als een kritische, maar loyale regeringspartner. Het rommelde regelmatig tussen NVA en SP.a, o.a. rond de Oosterweelverbinding, maar Kris Peeters kon steeds functioneren als scheidsrechter, wat door beide andere partijen werd aanvaard. De federale onderhandelingen, de vorming van een federale regering en vooral de toenemende focus op 2014, veranderden echter de houding van de NVA. Net voor de zomervakantie, na de charge van Bart De Wever op de onderwijshervorming van Pascal Smet, waarbij hij populistisch inspeelde op het ongenoegen onder het onderwijspersoneel over de zoveelste onderwijshervorming zonder bijkomende middelen, zij het niet om meer middelen maar het status quo te verdedigen, brak dan ook een discussie uit in de Vlaamse media over het gebrek aan stabiliteit van de Vlaamse regering. Bart Sturtewagen (3) : (…) “Tussen de N-VA enerzijds en CD&V en SP.A anderzijds is een dodelijk wantrouwen en een diepe haat gegroeid. Bij de twee traditionelen is het besef gedaagd dat de partij van Bart De Wever niet mikt naar overwicht, zelfs niet naar dominantie, maar naar hegemonie in Vlaanderen. De weg daarvoor ligt open. Nu De Wever de hele rechterzijde helemaal heeft opgerold, oogt een raid op het centrum meer dan ooit succesvol.(…)… in geen generaties lag de electorale voedingsbodem er in Vlaanderen vruchtbaarder bij voor boosheid, frustratie en bitterheid. De N-VA ontpopt zich op haar veroveringstocht naar het midden niet als een klassieke catch all-partij die links en rechts slijmt om alleman te vriend te houden. Dat model, het christen-democratische of sociaal-democratische, is uitgewoond. Ze stelt zich op als de verzamelaar van alle angst en alle kwaadheid. Catch all fear, catch all anger. En het werkt. (…)”

“Na het failliet van het individualisme en de ontsporing van de vrije markt zegevieren niet de solidariteit en het collectivisme, zoals Karl Marx geloofde. Dit is de tijd van het conservatisme en het terugplooien op de eigen groep. Proberen te houden wat je hebt, bunkeren en hopen dat het overgaat. Het is het stille, kille verzet van de middenklasse die geen balans meer ziet tussen wat ze bijdraagt en wat ze ontvangt. Die bevolkingslaag die meende met vlijt en inzet wat te hebben bereikt, maar haar verworvenheden aangetast ziet door nieuwkomers, free riders en profiteurs. Ze is bedrogen door iedereen: politiek, financieel, moreel. Ze staat klaar om zich daarvoor te wreken.” De gratuite en onnozele verwijzing naar Marx daargelaten is dit een vrij goede beschrijving van het gevoel bij sommige lagen van de samenleving, vooral de kleine middenstand en wat men de “middenlagen” noemt, waarop de NVA zich steunt. De NVA heeft haar ogen volop op 2014 gevestigd met als doel dan “een dikke vis” binnen te halen, confederalisme of fiscale autonomie of een ander mechanisme dat toelaat dat wat Vlaanderen produceert niet verdwijnt naar Wallonië en Brussel en dat toelaat dat een aantal structurele en fundamentele verworvenheden van de arbeidersbeweging aangevallen kunnen worden zonder de rem die de huidige politieke consensus – met o.a. de institutionele klassencollaboratie – hen oplegt.

Het is zeer goed denkbaar dat de NVA na de gemeenteraadsverkiezingen uit de Vlaamse regering stapt of probeert zich eruit te laten zetten. Een goede aanleiding zou de discussie of stemming zijn over de concrete uitwerking van de financieringswet rond het idee dat “Vlaanderen niet voor iedereen moet betalen” of rond gelijk welke set extra inkomsten die de federale staat zoekt in de komende begroting. Het zou de partij vrij maken voor harde oppositie op alle niveaus, ook op populistische wijze tegen een aantal welbepaalde besparingen, tot aan de verkiezingen van 2014. Dit zou het hele politieke klimaat in Vlaanderen opnieuw kunnen doen omslaan en zou het idee dat de communautaire kwesties na de staatshervorming de koelkast in kunnen, doen smelten als sneeuw voor de zon. Er is voor de NVA geen enkele garantie dat dit lukt, een ernstige economische crisis en zeker de klassenstrijd kan maken dat haar opgang afgebroken wordt voor 2014. Maar het is belangrijk op te merken dat geen enkele Vlaamse partij momenteel de kracht heeft om de NVA te stoppen.

De burgerlijke traditionele partijen in Vlaanderen zijn uitgewoond. De banden van SP.a en CD&V met de grote vakbonden staan onder hevige druk en dat zal de komende jaren niet verminderen. Het komende budget, de komende onderhandelingen over het overheidsstatuut (discriminatie tussen contractuelen en statutairen), het IPA en de kwestie van het eenheidsstatuut arbeiders/bedienden zijn allemaal dossiers die deze banden onder druk zetten. De nationale vakbondsleiding kan zelf tussen hamer en aambeeld gewrongen zitten: de eerste ingrepen rond het eenheidsstatuut arbeiders/bedienden heeft zeker binnen het ACV tot ernstige meningsverschillen geleid met de leiding van de bediendenbond. Het budget en het overheidsstatuut kunnen het ongenoegen binnen ACOD doen exploderen terwijl die bond in Wallonië al eerder openlijk haar afkeuring van het PS-beleid heeft laten horen. Er is de oproep van het FGTB-Charleroi voor een Front de Gauche in België. Maar waar in Wallonië de PS nog steeds de dominante partij is, een element dat altijd heeft gespeeld in het behoud van de banden met de CVP/CD&V door het ACV, zullen de komende regionale en nationale verkiezingen die traditionele partijen in Vlaanderen verder doen krimpen.

De burgerij is in Vlaanderen al enige tijd verplicht te knutselen. De gestage afgang van de CVP/CD&V maakte eerst dat in 1999 de partij niet langer de grootste was en een regering zonder haar werd gevormd, een formule die twee mandaten kon volbrengen en de CVP tot een wanhopige sprong voorwaarts dwong in haar profilering als een Vlaamse partij. Al voor ’99 brokkelde haar macht en basis onder de bevolking gestaag af en in de jaren ’70 en ’80 was al heel wat geknutsel nodig om meerderheden te vinden. Allerlei coalities werden gesloten met opkomende regionalistische/nationalistische partijen – maar ook met de groenen – met als bijkomend doel hen te verbranden aan de macht om nadien hun electorale steun opnieuw te kunnen absorberen. Maar de afbraak hield aan: na de VU kwam het VB, dan Agalev, het kortstondige LDD en nu is er dus de NVA. Het is niet uitgesloten dat de CD&V bij een nieuwe economische ramp haar trucje van 2008 boven haalt en zich tijdelijk terug in de gunst van de “publieke opinie” kan wringen, maar lang zal het niet duren. De partijtop is verdeeld over de aanpak van de crisis, de druk van de basis op de leiding van het ACV vertaalt zich in druk van het ACV op de CD&V en idem voor haar banden met Unizo, Voka, VBO etc.

In het verleden kon die partij in woelige perioden steeds terugvallen op de zeer brede electorale basis die vooral het ACV vormde, maar ook op al die verschillende organisaties in het “middenveld”. Een groot deel van die basis bleef trouw aan lokale of nationale figuren van de partij die door hun organisaties werden naar voor geschoven. Dit kon zolang toch minstens voor de arbeidersbeweging kruimels konden worden binnengehaald, zolang de illusie kon worden gewekt dat de partij garant stond voor een goede levensstandaard en toekomstperspectieven voor brede lagen van de bevolking. Dit alles staat al zeer lang op de helling en de komende woelige periode op economisch, sociaal en politiek vlak kan voor versnellingen zorgen. Het is niet uitgesloten dat de traditionele partijen met de gewillige groenen nog een meerderheid kunnen versieren in 2014, maar zeker in Vlaanderen is dat geen evidentie meer. Indien reëel 38% voor De Wever zou stemmen en het VB nog een kleine 10% samen krijgt, heeft de NVA zich incontournable gemaakt. Alleen al de mogelijkheid van dit perspectief zet een enorme druk op de eenheid van de CD&V, een partij van postjesverdelers. Dit scenario zou een hele reorganisatie van het politieke landschap kunnen teweegbrengen. Als knutselen niet meer voldoende is om het hoofd boven water te houden, moet je grondiger renoveren.

En wat in Wallonië?

Dat de politieke crisis in Vlaanderen de aandacht van de burgerij zal opeisen, is zeker. Maar het zijn de mogelijke ontwikkelingen in Wallonië die voor de grootste mogelijke verandering van onze benadering en programma kunnen zorgen. De NVA kan bij een laag van Vlaamse arbeiders passieve steun krijgen – uit afkeer van de traditionele partijen en hun politiek van de laatste 30 jaar kunnen ze, bij gebrek aan een eigen onafhankelijke stem, op de NVA stemmen en zelfs deels meestappen in hun verhaal dat “de Vlaming niet dubbel moet betalen – voor zichzelf en voor de Franstaligen”. Ons programma moet daarop antwoorden en de echte transfers blootleggen, die van arm naar rijk, terwijl we sociale en taalrechten opeisen, een herfinanciering van het sociaal beleid en de openbare diensten en een einde aan alle discriminatie. Maar het rechtse karakter van de NVA weerhoudt die partij – zoals dat ook voor de vorige Vlaams-nationalistische partijen en formaties gold – om actieve steun uit de arbeidersbeweging te verkrijgen en dus ook de kans om een meerderheid of zelfs een belangrijke minderheid van de georganiseerde arbeidersbeweging mee te krijgen.

Het Waalse nationalisme, zeker in de vorm die het kortstondig heeft aangenomen na de staking van ‘60-’61, met een combinatie van sociale eisen, die naar verwachting nu veeleer defensief dan offensief zouden zijn, en eisen voor meer autonomie vanuit een weigering de besparingsplannen – opgelegd door “rechts Vlaanderen” – te aanvaarden, is een ander fenomeen dat indien het ontwikkelt een andere benadering vergt. Tot nu toe zijn er weinig harde aanwijzingen dat een dergelijk Waals regionaal gevoelen opnieuw opspeelt. Er zijn de herhaalde verklaringen van Thierry Bodson (FGTB) geweest, daarin gevolgd door een aantal andere leidende vakbondsfiguren. Binnen de PS leidde het tot regionalistische verklaringen, niet alleen van wijlen krokodil Spitaels maar ook van zittend PS-minister Marcourt. Noch Bodson noch Marcourt verwijzen naar echte sociale doelstellingen die met dit regionalisme bereikt moeten worden, behalve het behoud van een aantal verworvenheden evenals de noodzaak voor meer autonomie om de Waalse economie uit het slop te halen. Op dit moment vertegenwoordigen deze stemmen misschien een minderheid, maar er is ongetwijfeld – na jaren aanhoren van de communautaire mantra waarbij iedere stap achteruit wordt voorgesteld als een eis van de Vlamingen – een groeiend gevoel niet door “de Vlamingen” verplicht te willen worden te snijden in de sociale verworvenheden.

De staatshervorming en vooral de nieuwe financieringswet, die de transfers naar Wallonië via de financieringswet na 10 jaar tot nul wil herleiden, zal leiden tot massale besparingen in o.a. het nu al noodlijdende Franstalig onderwijs. Ook de sociale voorzieningen van de gemeenten, de sociale zekerheid, de openbare diensten, die zo een belangrijke rol spelen in de tewerkstelling in Wallonië en Brussel, zullen onder de hakbijl sneuvelen. Indien dit gevoel in Wallonië opnieuw de kop opsteekt, zal de PS er alles aan doen om haar positie als verdediger van de Waalse belangen niet te verliezen. In het verleden had ze er de breuk met de Vlaamse socialisten voor over om de burgerlijke nationalist en populist Happart in haar kamp te krijgen en haar dominante positie te heroveren. Haar centrale belang voor de Belgische burgerij zal maken dat er druk bestaat om niet te ver buiten de lijntjes te kleuren, maar haar eigen eenheid en dominantie kunnen op het spel staan indien ze geen antwoord biedt op die gevoelens. Het is niet uitgesloten dat bij een nederlaag van de nationale strijd tegen de besparingspolitiek de breuk met de PS, of een breuk binnen de PS, leidt tot een formatie vanuit de arbeidersbeweging die zowel linkse eisen als regionalistische elementen in zich draagt.

Opnieuw: deze ontwikkelingen zijn zo afhankelijk van de perspectieven voor klassenstrijd dat dit slechts één van veel mogelijke scenario’s is. Het is echter een scenario waarop onze partij moet voorbereid zijn. Anders dan het Vlaams nationalisme kan Waals regionalisme met een linkse retoriek een belangrijk deel van de arbeidersklasse een rad voor de ogen draaien. De gevolgen van het regionalisme van het verleden zullen een rem zijn, maar indien het gevoel groeit dat “de Walen” of de Waalse arbeiders op hun knieën moeten zitten om het behoud van hun verworvenheden af te smeken, en dat zou zeker het geval zijn indien er op beduidende wijze veranderingen worden aangebracht in de sociale zekerheid, nationale loononderhandelingen etc., kan zo een ontwikkeling al snel aan de controle van de Marcourts ontsnappen.

Wij zullen in het geval van een nieuwe ontwikkeling in de Waalse arbeidersklasse van Waals regionalisme als antwoord op het besparingsbeleid het progressieve, verzet tegen opgelegd neoliberaal beleid, van de reactionaire elementen, anti-Vlaamse retoriek, moeten scheiden. De nadruk zal blijven liggen op een sociaal programma om de tekorten te bestrijden en voor democratische rechten, maar misschien moeten we, zoals de Schotse kameraden, in dat geval het element van zelfbeschikkingsrecht meer benadrukken? Vanaf het moment dat we die discussie over zelfbeschikking voeren, moeten we een uitspraak doen over Brussel. Moeten we in ons programma de eis voor vier socialistische regio’s binnen het kader van een socialistische federatie België naar voor brengen? Het zijn vragen waarop we een antwoord moeten vinden, waarbij de aanzet voor de discussie door het nationale congres kan gegeven worden.


Voetnoten

  1. CD&V 22,09%; Open VLD 15%; Spa 15,3%; Vlaams Belang 15,3%; LDD 7,6%; Groen 6,8%
  2. De Standaard 09/11/2011
  3. Klaar voor de wraak” – De Standaard, 02/07/2012
Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie