Venezuela. 2012: een cruciaal jaar voor de werkende bevolking

Op 7 oktober zijn er presidentsverkiezingen in Venezuela. Deze verkiezingen zullen cruciaal zijn voor zowel de regering van Chavez als de recent aangestelde kandidaat van de rechterzijde die zich heeft gegroepeerd in de Mesa de Unidad Democratica (MUD, Democratisch Eenheidsplatform). Voor het eerst sinds Chavez in 1998 aan de macht kwam, heeft de rechterzijde haar onderlinge meningsverschillen tijdelijk aan de kant geschoven om een eengemaakte kandidatuur te steunen. Het gaat om Henry Caprilles Radonski, een multimiljonair die tot voor kort gouverneur was.

Artikel door het CWI in Venezuela uit het bulletin op onze zomerschool

Het feit dat de rechterzijde erin slaagt om een eengemaakte campagne te voeren komt er op een ogenblik dat er een toename is van het protest rond de voorwaarden inzake huisvesting, lonen, protest tegen corruptie, een crisis in de gezondheidszorg, toenemende criminaliteit en aanhoudende gezondheidsproblemen voor Chavez. Dat alles versterkt het zelfvertrouwen van de rechterzijde. De rechterzijde probeert zich voor te doen als een ‘democratische’ kracht die opkomt voor echte verandering en ‘vooruitgang’. Er wordt ingegaan op thema’s die de regering liever niet aanhaalt. Er werd ook voor het eerst een kandidaat gevonden die geloofwaardig is in de strijd tegen Chavez, ook al is het niet zeker dat ze ook effectief kunnen winnen.

De peilingen verschillen nogal sterk naargelang de instelling of het bedrijf dat de peiling houdt. Beide kampen beweren dat ze winnen in de peilingen en dat de peilingen waarin ze winnen onafhankelijk zijn. Er wordt alleszins ontkend dat er enige corruptie zou zijn bij het afnemen van de peilingen.

Er is eigenlijk sprake van een ‘peilingenoorlog’, wat zowel voor de Chavisten als voor de rechterzijde een welkome afleiding vormt van een discussie over de thema’s waar het echt om gaat. Heel wat verantwoordelijken van peilingen beschuldigen elkaar. Een peiler, Hinterlaces, kwam zelfs naar buiten met een verklaring dat Capriles zich beter tegen Chavez en zijn beleid zou richten in plaats van tegen de opiniepeilers.

Een gepolariseerde samenleving

De peilingenoorlog verandert weinig aan de politieke situatie waarin het land zich bevindt. Sinds de verkiezing van Chavez en meer bepaald sinds de aanloop naar de mislukte rechtse staatsgreep van 2002, is er een scherpe polarisatie in het land tussen enerzijds de Chavisten en anderzijds de rechterzijde. Het is duidelijk dat dit normaal is in een prérevolutionaire en contrarevolutionaire situatie, dan wordt de samenleving opgedeeld langs klassenlijnen. Venezuela is daar slechts een voorbeeld van, eerder waren er gelijkaardige ontwikkelingen in Chili ten tijde van Allende of tijdens de Spaanse Burgeroorlog.

In Venezuela hebben beide kampen de polarisatie verder aangemoedigd. Dat bleek onder meer toen Chavez de Verenigde Socialistische Partij van Venezuela (PSUV) lanceerde en tegelijk de vakbondsleiders en anderen ter linkerzijde waarschuwde: ‘wie niet met ons is, is tegen ons.’ Iedereen werd gedwongen om een keuze te maken en onvoorwaardelijke steun te geven waarbij er geen ruimte is voor gelijk welke kritiek.

De linkerzijde heeft de afgelopen jaren vaak een kritiekloze steun aan Chavez gegeven, dat was het geval voor heel wat ‘revolutionaire’ groepen zoals ook de Communistische Partij van Venezuela. Nu beginnen deze groepen meer kritiek te geven op het regime. Organisaties zoals de onze die de afgelopen jaren steeds kritisch zijn gebleven tegenover het regime, kregen in die periode te maken met politiek isolement en intimidatie op de werkvloer.

Ironisch genoeg is het Capriles die als vertegenwoordiger van de heersende klasse vandaag beweert dat hij een president voor ‘alle Venezolanen’ zal zijn, met inbegrip van de ‘roden’. Er wordt opportunistisch ingespeeld op het feit dat veel gewone Venezolanen de politieke impasse beu zijn.

Economische onzekerheden

De rechterzijde heeft ook gebruik gemaakt van de recente recessie in het land tussen 2009-2011. Deze economische neergang was het gevolg van de dalende olieprijzen, maar ook het economisch wanbeheer heeft een rol gespeeld. De regering blijft in grote mate afhankelijk van de olie-export. Die export is goed voor zowat 90% van alle export uit het land.

Tijdens de recessie heeft de regering de crisis niet zozeer aangewend om te pleiten voor een breuk met het kapitalisme, er werden maatregelen genomen die door andere kapitalistische regeringen werden genomen. En dat gebeurde nadat eerst werd ontkend dat de kapitalistische crisis effect zou hebben op de economie van Venezuela.

Er werd beslist tot de verhoging van de IVA-taks (een belasting op goederen en diensten), de munt werd gedevalueerd en er werd bespaard op de overheidsuitgaven. De werken aan ziekenhuizen waren eerder al vertraagd omwille van corruptie, maar nu vielen deze werken volledig stil. Deze maatregelen raken de gewone bevolking erg hard, bovendien is er ook een jaarlijkse inflatie van 22-28%.

De besparingsmaatregelen werden afgezwakt omdat de olieprijzen terug wat stegen, waardoor de regering tijdelijk wat meer ademruimte kreeg. Daar werd gebruik van gemaakt om een parallel fonds op te zetten waarmee de regering de afgelopen acht maanden heel wat sociale programma’s heeft doorgevoerd, onder meer een nieuw programma van huis vesting waarbij de regering duizenden huizen bouwt voor de slachtoffers van de overstromingen van 2010. Duizenden mensen die in extreme armoede leven, kregen gedeeltelijke uitkeringen uit de kas van de sociale zekerheid.

Deze hervormingen zijn een positieve stap voor de armste lagen van de bevolking. Maar ze volstaan niet om fundamentele verandering te brengen en de problemen op te lossen waarmee de meerderheid van de bevolking dagelijks wordt geconfronteerd.

Het kan overkomen alsof de crisis nu voorbij is, maar de economie zal het ook in de komende periode moeilijk krijgen. Wellicht zal de OPEC proberen om de olieprijzen naar beneden te halen om de vraag te versterken. De regering en ook de rechtse oppositie houden daar geen rekening mee, wellicht vrezen ze dat dit niet zo interessant is in tijden van verkiezingen.

Naast de economische problemen werden recent maatregelen ingevoerd om het stakingsrecht te beperken. In heel wat sectoren mag voortaan niet meer gestaakt worden omdat dit een ‘bedreiging van de nationale veiligheid’ zou vormen. Het opzetten van een nieuwe Bolivariaanse Vakbondsfederatie en verschillende Bolivariaanse vakbonden die daar deel van uitmaken, heeft ertoe geleid dat een reeks vroegere onafhankelijke vakbonden niet langer functioneren of als ‘rechts’ worden gebrandmerkt.

De arbeidersklasse en de linkerzijde

De georganiseerde linkerzijde was de afgelopen periode gefragmenteerd en geïsoleerd als gevolg van de enorme polarisatie. De situatie vandaag is het resultaat van de afwezigheid van een echte massale revolutionaire partij. In de periode van 2002 tot 2005 waren alle voorwaarden voor een succesvolle socialistische revolutie aanwezig. Het probleem was dat er geen partij was die daar gebruik van kon maken. In plaats daarvan slaagde Chavez er in om zijn machtspositie te versterken en ook de snel groeiende bureaucratie te versterken.

Het klopt dat het Bolivariaanse proces heeft bijgedragen tot een groter klassenbewustzijn. Termen als socialisme, revolutie en arbeidersmacht worden regelmatig in de mond genomen in tal van fabrieken en in de wijken. Maar wat daaronder wordt verstaan en hoe we het kunnen afdwingen, daarover lopen de meningen wel heel ver uiteen.

De komende maanden zullen politiek erg interessant zijn voor de linkerzijde. Naarmate de verkiezingen dichterbij komen, zal de ruimte voor debat of kritiek kleiner worden. Met het CWI blijven we in Venezuela het idee van een onafhankelijke arbeidersbeweging naar voor brengen alsook de nood aan democratisch socialisme. We zijn actief in het organiseren van een links front voor de verdediging van arbeidersrechten en voor een onafhankelijke linkerzijde, zelfs indien dit vandaag zeker niet evident is.

Het is niet zeker, maar het ziet er naar uit dat Chavez de verkiezingen zal winnen. De regering was in staat om het ongenoegen op straat uit de buurt van Chavez te houden. Heel wat mensen zien Chavez, terecht overigens, als een president die hen een stem gaf alsook toegang tot gezondheidszorg en onderwijs.

De rechterzijde biedt geen weg vooruit voor de arbeidersbeweging aan. Als de rechterzijde het haalt, zal het nog moeilijker zijn om ons te organiseren. In de context van een erger wordende economische situatie zou de rechterzijde meteen de besparingsmaatregelen nemen die andere kapitalistische regeringen elders hebben genomen.

Het CWI roept in Venezuela op om voor Chavez te stemmen, maar waarschuwt meteen dat dit niet volstaat. Als we de sociale thema’s willen aanpakken, zullen we moeten bouwen aan een beweging die opkomt voor democratisch socialisme. Enkel een samenleving waarin alle sleutelsectoren van de economie in democratische handen van de bevolking zijn en waarbij er een duurzame planning van de productie is, kan de aanwezige middelen inzetten om de levensstandaard van de meerderheid van de bevolking op te trekken.

We hebben nood aan een linkse regering, maar belangrijker nog aan een onafhankelijke beweging op de werkvloer, in de wijken en onder de jongeren. Zo’n beweging moet ervoor opkomen dat we de controle over de economie uit de handen van de kapitalisten en de bureaucraten halen.

Delen:
Printen:

Steun ons: plaats uw boodschap in onze mei-editie!

Voorpagina van De Linkse Socialist

Uw boodschap in onze mei-editie